ECLI:NL:TGDKG:2024:129 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/747473 DW RK 24/103 EV/SM

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2024:129
Datum uitspraak: 11-11-2024
Datum publicatie: 13-11-2024
Zaaknummer(s): C/13/747473 DW RK 24/103 EV/SM
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht ongegrond. Klaagster beklaagt zich er onder meer over dat de gerechtsdeurwaarder vragen van klaagster heeft genegeerd. Daarvan is geen sprake. De gerechtsdeurwaarder heeft echter er wel voor gekozen klaagster van minder informatie te voorzien omdat zij een soeverein verklaard burger is, aldus de gerechtsdeurwaarder. Van de gerechtsdeurwaarder mag verlangd worden dat hij, ten minste één keer, op vragen een zo volledig mogelijk antwoord geeft, voor zover dit tot de mogelijk behoort. Van een gerechtsdeurwaarder hoeft echter niet te worden verlangd dat hij hier onbeperkt gehoor aan geeft.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 11 november 2024 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/747473 DW RK 24/103 EV/SM ingesteld door:

[ ],

wonende te [ ],

klaagster,

tegen:

[ ],

toegevoegd-gerechtsdeurwaarder te Amersfoort,

beklaagde,

gemachtigde: H.J. Boswinkel.

Ontstaan en verloop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlage, ingekomen op 6 maart 2024, heeft klaagster een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift met bijlagen, ingekomen op 8 april 2024, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 30 september 2024 alwaar klaagster en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. De uitspraak is bepaald op 11 november 2024.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

  • Op 16 oktober 2023 heeft het Centraal Justitieel Incassobureau een dwangbevel ten laste van klaagster uitgevaardigd.
  • Bij exploot van 9 november 2023 heeft gerechtsdeurwaarder [ ] het dwangbevel van 16 oktober 2023 aan klaagster betekend met gelijktijdig bevel aan de inhoud te voldoen.
  • Bij brief van 20 november 2023 is klaagster verwezen naar de website van de Koninklijke beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders voor zover zij zou twijfelen aan de deurwaardersambt van de heer [ ].
  • Op 31 januari 2024 heeft toegevoegd gerechtsdeurwaarder [ ] executoriaal derdenbeslag gelegd onder het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen ten laste van klaagster.
  • Bij exploot van 8 februari 2024 heeft toegevoegd gerechtsdeurwaarder [ ] het proces-verbaal van het gelegde beslag aan klaagster betekend.
  • Bij brief van 12 februari 2024 heeft klaagster enkele vragen gesteld dan wel om kopieën van documenten gevraagd ter zake haar lopende dossier bij het gerechtsdeurwaarderskantoor.
  • Bij brief van 19 februari 2024 heeft de gerechtsdeurwaarder gereageerd op de brief van klaagster

2. De klacht

Klaagster beklaagt zich – naar de kamer begrijpt – er over dat:

  1. Er vanuit het gerechtsdeurwaarderskantoor brieven worden verstuurd zonder naam en handtekening. Er wordt alleen een e-mailadres genoemd van een persoon die niet tekenbevoegd is en niet staat ingeschreven in de Kamer van Koophandel (hierna: KvK);
  2. geen openheid van zaken wordt gegeven. De vragen die klaagster stelt uit hoofde van artikel 21 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) worden genegeerd;
  3. de gerechtsdeurwaarders niet in het gerechtsdeurwaardersregister ingeschreven staan;
  4. er onrechtmatig beslag is gelegd op het loon van klaagster;
  5. er geen machtiging tussen [ ] en de medewerker van het gerechtsdeurwaarderskantoor en de gerechtsdeurwaarder wordt getoond;
  6. er sprake is van schade.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 Blijkens het klachtenformulier heeft klaagster haar klacht gericht tegen de heer [ ] en mevrouw [ ]. Op grond van het bepaalde in artikel 34 lid 1 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn slechts gerechtsdeurwaarders – en niet medewerkers van een gerechtsdeurwaarderskantoor – aan tuchtrechtspraak onderworpen. Nu [ ], blijkens het register van gerechtsdeurwaarders geen (toegevoegd) gerechtsdeurwaarder is, zal alleen toegevoegd-gerechtsdeurwaarder [ ] worden aangemerkt als beklaagde. In de aanhef van de beslissing is hiermee rekening gehouden. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 Ten aanzien van klachtonderdeel a. overweegt de kamer als volgt. De gerechtsdeurwaarder is niet (wettelijk) gehouden elke vorm van correspondentie te voorzien van namen en handtekeningen. Uiteraard zal, in het belang van een goede bereikbaarheid, uitgaande communicatie genoeg informatie moeten bevatten om in contact te kunnen treden met de gerechtsdeurwaarder. De kamer stelt vast dat hiervan sprake is. Dat de heer [ ] niet tekenbevoegd zou zijn en niet in de Kamer van Koophandel is ingeschreven is, gelet diens relatie tot klaagster en de door hem uitgevoerde handelingen in het dossier, niet noodzakelijk of relevant. Niet is gebleken van enig tuchtrechtelijk laakbaar handelen op dit punt.

4.3 Ten aanzien van klachtonderdeel b. overweegt de kamer als volgt. Het opwerpen van artikel 21 Rv, als grondslag voor het geen openheid van zaken geven door de gerechtsdeurwaarder, houdt geen stand. Dat artikel gaat over de schending van de waarheidsplicht in civielrechtelijke procedures en dat is in deze kwestie niet aan de orde. Een en ander neemt niet weg dat van de gerechtsdeurwaarder verlangd mag worden dat hij, waar mogelijk, toereikend antwoord geeft op vragen van justitiabelen.

4.4 Klaagster heeft, onder meer, bij brief van 12 februari 2024 een zevental vragen gesteld aan de gerechtsdeurwaarder, waarbij zij ook om stukken heeft verzocht. Bij brief van 19 februari 2024 heeft de gerechtsdeurwaarder, net als in een eerdere brief, met een verwijzing naar de KBvG-website in voldoende mate die (twee) vragen beantwoord die gaan over zijn bevoegdheid als gerechtsdeurwaarder. Ten aanzien van de overige vragen, die onder andere gaan over een vermeende akte van cessie, de beëdigingsprocedure van de gerechtsdeurwaarder en de personalia van de bestuurders van betrokken rechtspersonen, rust er geen (wettelijk) verplichting op de gerechtsdeurwaarder om stukken te overleggen op de wijze die klaagster voor ogen heeft.

4.5 Hoewel in voldoende mate is komen vast te staan dat de gerechtsdeurwaarder, met zijn brieven van 20 november 2023 en 19 februari 2024, vragen van klaagster niet heeft genegeerd t, moet wel worden vastgesteld dat beantwoording tot een minimum wordt beperkt. Desgevraagd heeft de gerechtsdeurwaarder verklaard het “kort” te hebben gehouden omdat klaagster, naar zijn oordeel, een ‘soeverein verklaarde burger’ is. Volgens de gerechtsdeurwaarder zou een uitvoerige uitleg niets uithalen omdat klaagster het ambt toch nooit zal erkennen.

4.6 De kamer is niet blind voor de (huidige) ontwikkelingen in de maatschappij die de nodige uitdagingen met zich meebrengen in de uitoefening van het ambt van gerechtsdeurwaarder. Het is begrijpelijk dat gerechtsdeurwaarders op zoek gaan naar oplossingen binnen deze nieuwe werkelijkheid, maar dit mag er echter niet toe leiden dat een persoon of een groep van personen maar deels wordt geïnformeerd of zelfs wordt uitgesloten van uitleg, waar anderen onder dezelfde omstandigheden wel adequaat worden bediend. In dit concrete geval behoorde een meer uitvoerig antwoord, dan wel een bredere uitleg, tot de mogelijkheden. Dit is ter zitting ook beaamd door de gerechtsdeurwaarder. Dat de gerechtsdeurwaarder heeft willen voorkomen herhaaldelijk op dezelfde vragen te moeten antwoorden, had naar oordeel van de kamer ondervangen kunnen worden door ten minste één keer zo volledig mogelijk te reageren en nadien, zo nodig, te verwijzen naar dat schrijven.

4.7 Ten aanzien van klachtonderdeel c. overweegt de kamer dat de gerechtsdeurwaarder in het gerechtsdeurwaardersregister is opgenomen.

4.8 Ten aanzien van klachtonderdeel d. en e. overweegt de kamer als volgt. Een (in het register opgenomen) gerechtsdeurwaarder is op grond van artikel 11 Gdw in beginsel verplicht om ambtshandelingen, waartoe hij bevoegd is, te verrichten indien hierom wordt verzocht. De gerechtsdeurwaarder heeft dan ook niet tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld door het beslag te overbetekenen aan klaagster. Maar ook is er geen sprake van tuchtrechtelijk laakbaar handelen bij de executie van het aan klaagster uitgevaardigde dwangbevel. Een dwangbevel levert immers een executoriale titel op in de zin van artikel 430 lid 1 Rv. Met deze titel staat het de gerechtsdeurwaarder vrij (en komt aan hem de bevoegdheid toe) om op grond van artikel 434 juncto 435 Rv beslag te leggen op (alle) vermogensobjecten van klaagster. Zoals op het loon van klaagster.

4.9 Voorts geldt dat voor het uitvoeren van de opdracht(en) geen overeenkomst, machtiging of toestemming vereist is tussen of van de door klaagster genoemde personen. Evenmin is toestemming van klaagster noodzakelijk. Voor zover klaagster twijfelt aan de ‘echtheid’ van de aan haar uitgereikte stukken of de rechtmatigheid van de executie wil laten toetsen, zal klaagster zich moeten wenden tot de gewone (executie)rechter. Het ligt niet op de weg van de tuchtrechter op de inhoudelijke beoordeling van dit geschil in te gaan.

4.10 Ten aanzien van klachtonderdeel f. overweegt de kamer als volgt. Voor zover dit onderdeel ziet op schadeloosstelling wordt overwogen dat in een tuchtprocedure als deze – daargelaten of hier aanleiding voor zou bestaan – geen ruimte voor is.

4.11 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

  • verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gegeven door mr. A.E. de Vos, plaatsvervangend-voorzitter, en mr. S.N. Schipper en M.J.C. van Leeuwen, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 november 2024, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.