ECLI:NL:TGDKG:2024:125 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/743245 / DW RK 23/447 LV/RH
ECLI: | ECLI:NL:TGDKG:2024:125 |
---|---|
Datum uitspraak: | 31-05-2024 |
Datum publicatie: | 07-11-2024 |
Zaaknummer(s): | C/13/743245 / DW RK 23/447 LV/RH |
Onderwerp: | Ambtshandelingen (art. 2 Gdw) |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | beslissing op verzet. De gerechtsdeurwaarder is belast met het betekenen van een dwangbevel. Ondanks juridische verklaring en verbodsborden op het terrein van klager heeft hij het exploot uitgebracht. Juiste maatstaf toegepast in oorspronkelijk beslissing. Verzet ongegrond. |
KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM
Beslissing van 31 mei 2024 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 21 november 2023 met zaaknummer C/13/735104 / DW RK 23/205 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/743245 / DW RK 23/447 LV/RH ingesteld door:
[..],
wonende te [..],
klager,
tegen:
[..],
gerechtsdeurwaarder te [..],
beklaagde,
gemachtigde: mr. [..].
Ontstaan en verloop van de procedure
Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 15 juni 2023, heeft klager een klacht ingediend tegen de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op
15 augustus 2023, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd.
Bij beslissing van 21 november 2023 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Aan klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 23 november 2023. Bij brief, ingekomen op 6 december 2023, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 19 april 2024 alwaar klager en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. De uitspraak is bepaald op 31 mei 2024.
1. De ontvankelijkheid van het verzet
Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.
2. De feiten
Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:
- De gerechtsdeurwaarder is belast met een ten laste van klager uitgevaardigd dwangbevel van het Centraal Justitieel Incassobureau van 17 april 2023.
- Bij brief van 6 juni 2023 heeft de gerechtsdeurwaarder klager gesommeerd tot betaling van de openstaande vordering over te gaan.
- Op 9 juni 2023 heeft klager een “juridische verklaring” aan de gerechtsdeurwaarder op zijn kantooradres verzonden.
- Op 13 juni 2023 heeft klager een “juridische verklaring” aan de gerechtsdeurwaarder op zijn privéadres verzonden.
3. De oorspronkelijke klacht
Klager klaagt er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder:
a: niet publiekrechtelijk rechtsbevoegd is;
b: zonder toestemming een privéterrein heeft betreden;
c: weigert een aangetekend schrijven, gericht aan de persoon, in ontvangst te nemen;
d: de juridische volmacht niet kan tonen;
e: de akte van cessie niet kan tonen;
f: een valselijk opgemaakt document heeft overhandigd;
g: zonder goedkeuring en instemming van klager niets kan en mag;
h: niet kan aantonen wie de schuldeiser is, artikel 6:37 van het Burgerlijk Wetboek, en klager dus niet vraagt wat zijn schuldeiser is.
4. De beslissing van de voorzitter
4.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:
4.1 Gerechtsdeurwaarders (waaronder mede wordt begrepen waarnemend gerechts deur waar ders, toegevoegd gerechtsdeurwaarders, kandidaat-gerechtsdeurwaar ders en degenen die zijn toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid, bedoelde opleiding) zijn ingevolge artikel 34 van de Gerechtsdeurwaar ders wet aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder, waarnemend gerechts deur waar der, toegevoegd gerechtsdeurwaarder of kandidaat-gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.
4.2 De voorzitter stelt voorop dat een gerechtsdeurwaarder op grond van artikel 11 van de Gerechtsdeurwaarderswet in beginsel verplicht is om ambtshandelingen, waartoe hij bevoegd is, te verrichten indien hierom wordt verzocht. De gerechtsdeurwaarder heeft dan ook niet tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld door het privéterrein van klager te betreden met als doel een exploot aan hem te betekenen. Dat klager verbodsborden heeft geplaatst maakt dit niet anders. De door klager overigens aangevoerde standpunten geven ook geen aanleiding om enig tuchtrechtelijk laakbaar handelen van de gerechtsdeurwaarder vast te stellen.
4.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager als kennelijk ongegrond afgewezen.
5. De gronden van het verzet
In verzet heeft klager (samengevat) het volgende aangevoerd:
Het dwangbevel is valselijk opgemaakt, daarom is er geen vordering en geen claim waardoor geen beslag is toegestaan. Een rechtspersoon is niet bekwaam een rechtshandeling te verrichten. Nu niet duidelijk is aan wie klager een schuld heeft, is de gerechtsdeurwaarder in verzuim en schendt hij zijn ambtseed.
De gerechtsdeurwaarder mag zonder toestemming van klager geen beslag leggen.
6. De beoordeling van de gronden van het verzet
6.1 De kamer overweegt dat de voorzitter bij de beoordeling van de inleidende klacht de juiste maatstaf heeft toegepast. De gronden van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter leveren geen nieuwe gezichtspunten op die maken dat de kamer tot een andere beslissing komt. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet dient dan ook ongegrond te worden verklaard.
6.2 Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.
BESLISSING:
De kamer voor gerechtsdeurwaarders:
- verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gegeven door mr. L. Voetelink, plaatsvervangend-voorzitter, mr. M.C.M. Hamer en mr. O.J. Boeder, leden, uitgesproken ter openbare terechtzitting van 31 mei 2024, in tegenwoordigheid van de secretaris.
Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.