ECLI:NL:TGDKG:2024:120 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/750597 / DW RK24/191 LvB/RH
ECLI: | ECLI:NL:TGDKG:2024:120 |
---|---|
Datum uitspraak: | 02-09-2024 |
Datum publicatie: | 04-11-2024 |
Zaaknummer(s): | C/13/750597 / DW RK24/191 LvB/RH |
Onderwerp: | Andere werkzaamheden (art. 20 Gdw) |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Beslissing op verzet. Verrekening BTW met opdrachtgever. Opdrachtgever moet zelf BTW terugvragen aan belastingsdienst. Verzet ongegrond. |
KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM
Beslissing van 2 september 2024 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 2018 met zaaknummer C/13/745526 / DW RK 24/46 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/750597 / DW RK24/191 LvB/RH ingesteld door:
[..],
wonende te [..],
klager,
tegen:
[..],
gerechtsdeurwaarder te [..],
beklaagde.
Ontstaan en verloop van de procedure
Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 24 januari 2024, heeft klager een klacht ingediend tegen (het kantoor van) beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift met bijlagen, ingekomen op 22 maart 2024, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd.
Bij beslissing van 30 april 2024 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Aan klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 2 mei 2024. Bij email, ingekomen op 8 mei 2024, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 22 juli 2024 alwaar klager en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. De uitspraak is bepaald op 2 september 2024.
1. De ontvankelijkheid van het verzet
Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.
2. De feiten
Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:
- Klager heeft de gerechtsdeurwaarder opdracht gegeven om een aantal onbetaalde facturen te incasseren.
- Klager is onder een bepaalde voorwaarde akkoord gegaan met het betalingsvoorstel van de schuldenaar.
3. De oorspronkelijke klacht
Klager beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder zich niet aan de gemaakte afspraak met klager heeft gehouden. Klager is akkoord gegaan met een door de schuldenaar voorgestelde betalingsregeling, op voorwaarde dat klager een bedrag van € 3.800,- netto op zijn bankrekening zou ontvangen. Bij het uitbetalen heeft de gerechtsdeurwaarder echter minder dan het afgesproken bedrag aan klager overgemaakt.
4. De beslissing van de voorzitter
4.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:
4.1 Op grond van het bepaalde in artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met die wet of in strijd met hetgeen een behoorlijk handelend gerechtsdeurwaarder betaamt. Klachten kunnen niet worden gericht tegen een gerechtsdeurwaarderskantoor. In het verweer heeft bovengenoemde gerechtsdeurwaarder zich opgeworpen als beklaagde. Hiermee is in de aanhef van de beslissing rekening gehouden. Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.
4.2 De gerechtsdeurwaarder betwist in zijn verweerschrift uitdrukkelijk de stelling van klager dat de gerechtsdeurwaarder met klager overeen was gekomen dat klager akkoord is gegaan met de voorgestelde betalingsregeling op voorwaarde dat klager een bedrag van € 3.800,- netto op zijn rekening zou ontvangen. De gerechtsdeurwaarder stelt dat er rekening is gehouden met de mogelijkheid tot verrekening van de BTW over de kosten en dat klager onderaan de streep netto een bedrag van € 3.800,- zou overhouden. Nu niet kan worden vastgesteld wie het gelijk hier aan zijn zijde heeft, dient de klacht als kennelijk ongegrond te worden afgewezen.
4.3 De gerechtsdeurwaarder heeft in zijn verweerschrift erkend dat er in eerste instantie wel een foutieve nota naar klager is verzonden. Een gerechtsdeurwaarder die een vergissing of rekenfout begaat, maakt zich in het algemeen daarmee niet zonder meer schuldig aan handelen of nalaten dat tuchtrechtelijk dient te worden bestraft. Dit kan anders zijn wanneer de vergissing of fout klaarblijkelijk het gevolg is van grote onzorgvuldigheden of van handelen tegen beter weten in. Hiervan is in dit geval niet gebleken. Nadat klager zich erover had beklaagd dat hij te weinig had ontvangen, heeft de gerechtsdeurwaarder zo snel mogelijk een nieuwe nota opgemaakt, de oude nota gecrediteerd en een bedrag van € 72,- aan klager overgemaakt. Klager is door de fout niet in zijn belangen geschaad. Er is geen sprake van tuchtrechtelijk laakbaar handelen.
4.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager als kennelijk ongegrond afgewezen.
5. De gronden van het verzet
In verzet heeft klager aangevoerd dat de gerechtsdeurwaarder een opdracht heeft aangenomen en aanzienlijke verdiensten heeft ontvangen. Op klagers facturen is duidelijk vermeld dat het BTW bedrag verlegd is, wat impliceert dat de BTW wordt ingehouden door klagers opdrachtgever. Indien de gerechtsdeurwaarder een verkeerde berekening heeft gemaakt dan dient dat voor zijn rekening te komen en niet voor klagers rekening.
6. De beoordeling van de gronden van het verzet
6.1 De kamer overweegt als volgt. De gerechtsdeurwaarder heeft in de afrekening van 10 januari 2024 rekening gehouden met het feit dat klager de BTW (€ 212,01) kan terugvorderen bij de belastingdienst. Klager heeft in het door hem ingevulde formulier namelijk aangegeven dat hij BTW-plichtig is. Na verrekening van de BTW houdt klager € 3.800 over. Op 24 januari 2024 heeft de gerechtsdeurwaarder een nieuwe afrekening gestuurd omdat klager nog recht had op € 72,03. Niet gebleken is dat de gerechtsdeurwaarder tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld. Het verzet dient dan ook ongegrond te worden verklaard.
6.2 Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.
BESLISSING:
De kamer voor gerechtsdeurwaarders:
- verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gegeven door mr. L. van Berkum, plaatsvervangend-voorzitter, mr. S.N. Schipper en mr. J.M. Wisseborn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 september 2024, in tegenwoordigheid van de secretaris.
Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.