ECLI:NL:TGDKG:2024:12 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/738617 / DW RK 23/303 MDV/WdJ

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2024:12
Datum uitspraak: 21-02-2024
Datum publicatie: 21-02-2024
Zaaknummer(s): C/13/738617 / DW RK 23/303 MDV/WdJ
Onderwerp: Andere werkzaamheden (art. 20 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. Klager betwist de vordering en vindt het verontrustend dat het in Nederland kennelijk toereikend is dat een gerechtsdeurwaarder een claim marginaal toetst. Verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 21 februari 2024 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 15 augustus 2023 met zaaknummer C/13/726364 / DW RK 22/449 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/738617 / DW RK 23/303 MDV/WdJ ingesteld door:

[  ],

wonende te [  ] (Duitsland),

klager,

tegen:

[  ],

gerechtsdeurwaarder te [  ],

beklaagde.

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij e-mail met bijlagen, ingekomen op 5 december 2022, heeft klager een klacht ingediend tegen de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op

16 januari 2023, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. Bij beslissing van 15 augustus 2023 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Een afschrift van de beslissing van de voorzitter is bij e-mail van

17 augustus 2023 aan klager toegezonden. Bij e-mail, ingekomen op 29 augustus 2023, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 10 januari 2024 alwaar klager en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. De uitspraak is bepaald op

21 februari 2024.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           Op 4 november 2022 heeft een gerechtsdeurwaarder een beschikking voorlopige voorzieningen van 9 februari 2021 en een beschikking van 20 april 2022 betreffende echtscheiding en verdeling en het daarvan deel uitmakende convenant betekend aan klager.

-           Op 6 en 7 november 2022 heeft klager een overzicht van betalingen gestuurd naar de gerechtsdeurwaarder.

-           Op 7 november 2022 heeft de gerechtsdeurwaarder dit overzicht naar de opdrachtgeefster, [  ] (hierna: [  ]), gestuurd.

-           Op 7, 10, 17 en 23 november 2022 heeft de gerechtsdeurwaarder klager meegedeeld in afwachting te zijn van een reactie van [  ].

-           Op 17 november 2022 heeft klager geprotesteerd tegen de gang van zaken.

-           Op 2 december 2022 heeft de gerechtsdeurwaarder de reactie van [  ] van

2 december 2022 doorgestuurd aan klager.

4. De oorspronkelijke klacht

Klager beklaagt zich samengevat over het volgende.

De claim van de gerechtsdeurwaarder is ongefundeerd, agressief, voortijdig en overbodig. De gerechtsdeurwaarder heeft niets gecontroleerd en neemt vervolgens

23 dagen de tijd een aanzienlijk naar beneden gereviseerde claim te sturen die gemanipuleerd is om een bedrag van meer dan de helft aan de claim te kunnen toevoegen. De originele claim was minstens € 5.499,09, maar eigenlijk

€ 11.899,09 te hoog.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

4.2 Ten aanzien van de klacht wordt het volgende overwogen. Op een gerechtsdeurwaarder rust een ministerieplicht indien hem wordt verzocht een titel ten uitvoer te leggen. De gerechtsdeurwaarder heeft dan ook niet tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld door de titel te betekenen. Een gerechtsdeurwaarder moet een vordering marginaal toetsen alvorens tot ten uitvoerlegging daarvan over te gaan. Niet is gebleken dat de gerechtsdeurwaarder zich hieraan niet heeft gehouden. Uit het verweerschrift van de gerechtsdeurwaarder blijkt immers dat zij de bedragen uit de beschikkingen heeft vergeleken met de door haar opdrachtgeefster gestelde ontvangen bedragen. Tegen de tenuitvoerlegging van de titel kan klager opkomen door een executiegeschil aan te spannen tegen de opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarder. Het tuchtrecht biedt daarvoor niet de geëigende weg.

4.3 De gerechtsdeurwaarder heeft aan klager op 7, 10, 17 en 23 november 2022 meegedeeld in afwachting te zijn van de reactie van de opdrachtgeefster op hetgeen klager heeft aangevoerd ten aanzien van de hoogte van de vordering. De ontvangen reactie van Bos op

2 december 2022 is dezelfde dag doorgestuurd naar klager. Dit alles levert geen tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen op. 

5.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager als kennelijk ongegrond afgewezen.

6. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager aangevoerd dat hij het verontrustend vindt dat het in Nederland kennelijk toereikend is dat een gerechtsdeurwaarder een claim marginaal toetst. Verder is in de beslissing van de voorzitter in het geheel niet ingegaan op de klacht van klager dat de gerechtsdeurwaarder manipulatief bezig is geweest door feiten te verdraaien om een fictief hoger bedrag te kunnen eisen.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 De kamer overweegt dat de voorzitter bij de beoordeling van de inleidende klacht de juiste maatstaf heeft toegepast. De gronden van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter leveren geen nieuwe gezichtspunten op die maken dat de kamer tot een andere beslissing komt. Dat klager het niet eens is met het Nederlandse rechtssysteem - waarin sprake is van een marginale toets door een gerechtsdeurwaarder - en het rechtssysteem in Duitsland kennelijk anders werkt, maakt dit niet anders.

7.2 De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet dient dan ook ongegrond te worden verklaard.

7.3 Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

  • verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. W.M. de Vries, voorzitter, mr. M.C.M. Hamer en

mr. J.N. Reijn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 februari 2024, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.