ECLI:NL:TGDKG:2024:119 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/750003 / DW RK 24/179 LvB/RH
ECLI: | ECLI:NL:TGDKG:2024:119 |
---|---|
Datum uitspraak: | 02-09-2024 |
Datum publicatie: | 04-11-2024 |
Zaaknummer(s): | C/13/750003 / DW RK 24/179 LvB/RH |
Onderwerp: | Ambtshandelingen (art. 2 Gdw) |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Beslissing op verzet. In de oorspronkelijke beslissing is vastgesteld dat klager zijn klacht na ommekomst van de termijn van drie jaren (art. 37 Gdw) heeft ingediend. De voorzitter heeft de juiste maatstaf toegepast. Verzet ongegrond. |
KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM
Beslissing van 2 september 2024 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 16 april 2024 met zaaknummer C/13/745262 / DW RK 24/39 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/750003 / DW RK 24/179 LvB/RH ingesteld door:
[..],
wonende te [..],
klager,
tegen:
[..],
gerechtsdeurwaarder te [..],
beklaagde,
gemachtigde: [..].
Ontstaan en verloop van de procedure
Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 18 januari 2024, heeft klager een klacht ingediend tegen (het kantoor van) de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 4 maart 2024, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd.
Bij beslissing van 16 april 2024 heeft de voorzitter de klacht als niet ontvankelijk afgewezen. Aan klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van diezelfde datum. Bij brief, ingekomen op 25 april 2024, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 22 juli 2024 alwaar klager en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. De uitspraak is bepaald op 2 september 2024.
1. De ontvankelijkheid van het verzet
Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.
2. De feiten
Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:
- De gerechtsdeurwaarder is belast geweest met meerdere dossiers van klager.
3. De oorspronkelijke klacht
Klager beklaagt zich over diverse dossiers die de gerechtsdeurwaarder in behandeling heeft gehad.
4. De beslissing van de voorzitter
4.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:
4.1 Op grond van het bepaalde in artikel 37 lid 2 van de Gerechtsdeurwaarderswet wordt, indien de klacht wordt ingediend na verloop van drie jaren na de dag waarop de klager heeft kennisgenomen of redelijkerwijs kennis heeft kunnen nemen van het handelen of nalaten van de gerechtsdeurwaarder waarop de klacht betrekking heeft, de klacht door de voorzitter niet-ontvankelijk verklaard. De beslissing tot niet-ontvankelijkverklaring blijft achterwege indien de gevolgen van het handelen of nalaten redelijkerwijs pas nadien bekend zijn geworden. In dat geval verloopt de termijn voor het indienen van een klacht een jaar na de datum waarop de gevolgen redelijkerwijs als bekend geworden zijn aan te merken.
4.2 Klager klaagt over (ambts)handelingen in een periode van langer dan drie jaar geleden. Het laatste dossier dat de gerechtsdeurwaarder van klager in behandeling heeft gehad is op 24 december 2020 voldaan en gesloten. De klacht bevat weliswaar enkele stukken van daarna, maar ook die zien steeds op dossiers van meer dan drie jaar geleden. Dat aan de hiervoor genoemde voorwaarde is voldaan is niet gebleken. Klager dient dan ook niet-ontvankelijk te worden verklaard.
4.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager als niet ontvankelijk afgewezen.
5. De gronden van het verzet
In verzet heeft klager het volgende aangevoerd.
5.1 Klager heeft zijn brief aan de kamer voor gerechtsdeurwaarders verzonden op 27 december 2023, zoals uit het verzendbewijs blijkt. Klager had een betalingsregeling met GGN en deze is beƫindigd op 4 januari 2021.
5.2 Klager heeft een brief van de belastingdienst ontvangen met dagtekening 26 januari 2021.
5.3 Klager heeft in bijlage 8 van de klacht hetzelfde geconstateerd naar aanleiding van overzichten van de zorgverzekeraar als aangekaart in bijlage 3.
5.4 Klager heeft de stukken binnen drie jaar ingeleverd bij de kamer voor gerechtsdeurwaarders nadat hij redelijkerwijs kennis heeft kunnen nemen van deze stukken.
6. Het verweer in verzet van de gerechtsdeurwaarder
In verzet heeft de gerechtsdeurwaarder de door klager aangevoerde gronden gemotiveerd betwist. Voor zover nodig wordt hierna op dat verweer ingegaan.
7. De beoordeling van de gronden van het verzet
7.1 Ten aanzien van verzetsgrond 5.1 wordt het volgende overwogen. De klacht is ontvangen bij de kamer op 18 januari 2024. Hoewel klager een verzendbewijs heeft overgelegd blijkt daaruit slechts dat klager op 27 december 2023 een poststuk heeft aangeboden bij Post NL. Op 4 januari 2024 is het dossier door de gerechtsdeurwaarder gesloten. Dit betekent dat de klacht na ommekomst van de termijn genoemd in artikel 37 lid 2 van de Gerechtsdeurwaarderswet is ingediend.
7.2 Ten aanzien van verzetgronden 5.2 en 5.3 wordt het volgende overwogen. Dat klager een brief van de belastingdienst van 26 januari 2024 heeft ontvangen maakt het bovenstaande niet anders. Deze brief ziet immers op het reeds gesloten dossier en betreft geen brief van de gerechtsdeurwaarder. Dit geldt eveneens voor later door klager ontvangen stukken. De conclusie van klager onder 5.4 wordt gelet op bovenstaande niet gevolgd door de kamer.
7.3 De kamer overweegt dat de voorzitter bij de beoordeling van de inleidende klacht de juiste maatstaf heeft toegepast. De gronden van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter leveren geen nieuwe gezichtspunten op die maken dat de kamer tot een andere beslissing komt. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet dient dan ook ongegrond te worden verklaard.
7.4 Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.
BESLISSING:
De kamer voor gerechtsdeurwaarders:
- verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gegeven door mr. L. van Berkum, plaatsvervangend-voorzitter, mr. S.N. Schipper en mr. J.M. Wisseborn, leden, uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 september 2024, in tegenwoordigheid van de secretaris.
Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.