ECLI:NL:TGDKG:2024:117 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/738944 / DW RK 23/313 en C/13/744345 / DW RK 23/469
ECLI: | ECLI:NL:TGDKG:2024:117 |
---|---|
Datum uitspraak: | 02-09-2024 |
Datum publicatie: | 04-11-2024 |
Zaaknummer(s): | C/13/738944 / DW RK 23/313 en C/13/744345 / DW RK 23/469 |
Onderwerp: | Ambtshandelingen (art. 2 Gdw) |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | De gerechtsdeurwaarder heeft twee maal loonbeslag gelegd met een afschrift ipv een grosse van het vonnis. Daarnaast is aanzegging gedaan door de verwijzen naar een executoriale titel die niet bestond. Berisping en geldboete opgelegd. |
Beslissing van 2 september 2024 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/738944 / DW RK 23/313 en C/13/744345 / DW RK 23/469 LvB/RH ingesteld door:
[..],
wonende te [..],
klaagster,
tegen:
[..],
toegevoegd gerechtsdeurwaarder te [..],
beklaagde,
gemachtigde: mr. [..].
Ontstaan en loop van de procedure
Bij klachtenformulieren met bijlagen, ingekomen op 4 september 2023 en 28 december 2023, heeft klaagster klachten ingediend tegen (het kantoor van) de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschriften, ingekomen op 25 oktober 2023 en 26 februari 2024, heeft de (gemachtigde van de) gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd.
De klachten zijn gezamenlijk behandeld ter openbare terechtzitting van 22 juli 2024 alwaar klaagster en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. De uitspraak is bepaald op 2 september 2024.
1. De feiten
Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:
- bij vonnis van 29 april 2022 van de rechtbank te Zwolle is klaagster veroordeeld tot nakoming van de op 3 februari 2022 vastgestelde omgangsregeling op verbeurte van een dwangsom van € 500,- per dag of dagdeel dat klaagster nalaat uitvoering te geven aan de veroordeling;
- bij (herstel)vonnis van 16 juni 2022 heeft de voorzieningenrechter te Zwolle de tekst in het vonnis van 29 april 2022 onder het kopje “de beslissing” gewijzigd van “voor het eerst op 27 mei 2022” in “voor het eerst op 10 juni 2022”;
- op 1 juli 2022 is een afschrift van het vonnis van 29 april 2022 en een grosse van het herstelvonnis van 16 juni 2022 aan klaagster betekend;
- op 18 juli 2022 zijn dwangsommen aangezegd;
- op 26 juli 2022 heeft de gerechtsdeurwaarder executoriaal derdenbeslag gelegd op het inkomen van klaagster;
- op 10 augustus 2022 is het beslag opgeheven;
- op 10 oktober 2022 is opnieuw beslag gelegd op het inkomen van klaagster;
- bij vonnis van 1 maart 2023 van de rechtbank te Zwolle heeft de voorzieningenrechter de in het vonnis van 29 april 2022 opgelegde dwangsom met ingang van 1 december 2022 opgeschort voor de duur van het hoger beroep;
- op 26 mei 2023 is het beslag opgeheven;
- bij exploot van 18 augustus 2023 heeft de gerechtsdeurwaarder dwangsommen van in totaal € 7.500,- aangezegd en opgeëist voor de periode van 30 september 2022 tot en met 27 november 2022;
- op 23 oktober 2023 heeft de gerechtsdeurwaarder executoriaal derdenbeslag gelegd onder de werkgever van klaagster;
- bij exploot van 23 oktober 2023 heeft de gerechtsdeurwaarder het gelegde beslag aan klaagster betekend;
- bij brief van 14 november 2023 heeft klaagster een klacht bij de gerechtsdeurwaarder ingediend. Hierop heeft de gerechtsdeurwaarder op
8 december 2023 gereageerd;
- op 12 december 2023 heeft de gerechtsdeurwaarder de grosse van het vonnis van 29 april 2022 aan de werkgever van klaagster en aan klaagster verstrekt;
- op 11 januari 2024 is het beslag opgeheven.
2. De klacht
Klaagster verwijt de gerechtsdeurwaarder - samengevat – het volgende.
a. De gerechtsdeurwaarder heeft op 26 juli 2022 beslag gelegd waarbij niet de grosse maar het afschrift van het vonnis van 29 april 2022 was betekend en aan het exploot gehecht. De gerechtsdeurwaarder heeft gesteld dat de grosse van het herstelvonnis doorwerking kan hebben op het eerste vonnis, maar dit is een foute constatering.
b. Vanaf augustus 2022 is loonbeslag gelegd. Dit loonbeslag is op 26 mei 2023 opgeheven met als reden dat alle dwangsommen betaald waren. Toch is op 23 oktober 2023 opnieuw beslag gelegd, terwijl eerder was toegezegd de hoger beroep zitting af te wachten. Toen bleek dat de zitting pas later in het jaar zou plaatsvinden is toch gekozen om weer loonbeslag te leggen, zonder klaagster hierover op correcte wijze te berichten.
c. Op 18 augustus 2023 is een aanzegging dwangsommen gedaan met een afschrift van een kort geding vonnis, te weten van 1 maart 2003, maar zonder een grosse.
d. De beslaglegging van 23 oktober 2023 is niet rechtsgeldig aangezien beslag is gelegd met een afschrift en niet met een grosse. Pas drie maanden later is de grosse van het vonnis van 29 april 2022 aan klaagster en haar werkgever verstrekt.
e: Klaagster ziet door de bomen het bos niet meer en heeft het gevoel niet te worden gehoord door de gerechtsdeurwaarder en medewerkers en dat niet wordt ingegaan op de klachten van klaagster.
3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder
De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.
4. De beoordeling van de klacht
4.1 Op grond van het bepaalde in artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met die wet of in strijd met hetgeen een behoorlijk handelend gerechtsdeurwaarder betaamt. Klachten kunnen niet worden gericht tegen een gerechtsdeurwaarderskantoor. In het verweer heeft bovengenoemde gerechtsdeurwaarder zich opgeworpen als beklaagde. Hiermee is in de aanhef van de beslissing rekening gehouden. Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.
4.2 Ten aanzien van klachtonderdeel a wordt het volgende overwogen. Een gerechtsdeurwaarder mag alleen tot executie van een vonnis overgaan indien hij beschikt over een grosse van de titel. De titel is in dit geval het vonnis van 29 april 2022. Niet gebleken is dat de grosse van dit vonnis aan de werkgever is betekend bij het leggen van het loonbeslag op 26 juli 2022. Dat het herstelvonnis wél met grosse bij het beslagexploot is betekend, maakt dit niet anders aangezien in het herstelvonnis slechts een ingangsdatum is gewijzigd. Het herstelvonnis is op zichzelf staand geen executoriale titel. Dit betekent dat dit beslag nietig is. De bedragen die zijn geïnd, zijn niet rechtsgeldig geïnd. Dit leidt ertoe dat dit klachtonderdeel terecht is voorgesteld.
4.3 Ten aanzien van klachtonderdeel b wordt het volgende overwogen. Op 1 juni 2023 heeft een medewerker van de gerechtsdeurwaarder aan klaagster meegedeeld dat het dossier wordt afgesloten, nadat op 26 mei 2023 de werkgever van klaagster op de hoogte was gesteld dat het beslag was opgeheven. Op 16 juni 2023 werd klaagster echter op de hoogte gesteld dat de dwangsommen over de periode 30 september 2022 tot en met 27 november 2022 niet waren aangezegd en dat deze nog verschuldigd waren. Hoewel het niet vreemd is dat klaagster heeft geconcludeerd naar aanleiding van het bericht van 1 juni 2023 dat de verschuldigde dwangsommen waren voldaan, kon zij die conclusie slechts trekken ten aanzien van dat betreffende dossier. Bovendien had klaagster uit het kort geding vonnis van 1 maart 2023 kunnen opmaken dat de dwangsommen tot 1 december 2022 waren verbeurd.
Op 13 en 15 augustus 2023 heeft de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder aan klaagster meegedeeld dat de verbeurde dwangsommen tot 1 december 2022 niet geëxecuteerd zouden worden in afwachting van het hoger beroep, tenzij eerder de noodzaak of opdracht tot executie zou ontstaan. Op 18 augustus 2023 zijn die dwangsommen per exploot aangezegd. Op 20 oktober 2023 heeft de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder aan klaagster bericht dat de executie middels loonbeslag zal plaatsvinden nu een uitspraak niet op korte termijn te verwachten is. De kamer oordeelt dat klaagster voldoende op de hoogte was gesteld dat loonbeslag zou worden gelegd.
4.4 Ten aanzien van klachtonderdeel c wordt het volgende overwogen. De betekening van het vonnis in kort geding bij de aanzegging dwangsommen op 18 augustus 2023 bevat een onjuiste datum van dit kort geding. Aangenomen wordt dat het een kennelijke verschrijving betreft. Een gerechtsdeurwaarder die een vergissing begaat maakt zich in het algemeen daarmee niet zonder meer schuldig aan handelen of nalaten dat tuchtrechtelijk dient te worden bestraft. Dit kan anders zijn wanneer de vergissing of fout klaarblijkelijk gevolg is van grote onzorgvuldigheden of van handelen tegen beter weten in. Deze verschrijving getuigt hier niet van.
4.5 In de aanzegging van 18 augustus 2023 wordt verwezen naar ‘genoemde executoriale titel’, te weten het aan klaagster op 1 juli 2022 betekende afschrift van een vonnis van 29 april 2022 en de grosse van een (herstel)vonnis van 16 juni 2022. Zoals hiervoor onder 4.2 is overwogen betreft het herstelvonnis van 16 juni 2022 geen zelfstandige executoriale titel, zodat moet worden geoordeeld dat deze aanzegging niet verwijst naar een executoriale titel. Dit klachtonderdeel is terecht voorgesteld.
4.6 Ten aanzien van klachtonderdeel d wordt het volgende overwogen. Klaagster heeft gesteld dat ook dit beslag is gelegd met een afschrift van het vonnis van 29 april 2022. Nog afgezien van de fout in het te vorderen bedrag (€ 7.5000,00 in plaats van € 7.500,00) heeft klaagster hierover geklaagd in haar brief van 14 november 2023 aan de gerechtsdeurwaarder. Hoewel in het exploot is vermeld dat de grosse van het vonnis van 29 april 2022 is betekend, heeft de werkgever van klaagster meegedeeld dat is betekend met een afschrift van het vonnis van 29 april 2022 (en de grosse van het herstelvonnis). De gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder heeft in zijn brief van 8 december 2023 meegedeeld dat hij uitgaat van hetgeen de werkgever aan klaagster heeft bericht. Ter zitting is niet gebleken dat dit anders is. De kamer concludeert dan ook onder verwijzing naar het hiervoor overwogene onder 4.2 dat ook dit beslag nietig is. De geïnde bedragen zijn niet rechtsgeldig geïnd. Dit klachtonderdeel is terecht voorgesteld.
4.7 Ten aanzien van klachtonderdeel e wordt overwogen dat de kamer de frustratie van klaagster begrijpt (mede nu inmiddels in hoger beroep geoordeeld is dat het verzoek om een omgangsregeling wordt afgewezen). De kamer overweegt dat de gerechtsdeurwaarder een ministerieplicht heeft op grond waarvan hij verplicht is een opdracht die hij krijgt uit te voeren. Daarnaast is ingegaan op klachten van klaagster door de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder. Klaagster heeft niet nader geadstrueerd op welke klachten de gerechtsdeurwaarder niet is ingegaan, zodat dit klachtonderdeel wordt afgewezen.
4.8 Aangezien het leggen van beslag tot de kernwerkzaamheden van een gerechtsdeurwaarder behoort, rekent de kamer het tot tweemaal toe leggen van een beslag zonder grosse en de foutieve aanzegging van 18 augustus 2023 de gerechtsdeurwaarder zwaar aan. De kamer ziet daarom aanleiding tot het opleggen van twee maatregelen, namelijk een berisping en een boete.
4.9 De kamer zal de gerechtsdeurwaarder op grond van artikel 43a lid 1 onder a en b van de Gerechtsdeurwaarderswet jo de Tijdelijke Richtlijn kostenveroordeling kamer voor gerechtsdeurwaarders (Staatscourant 1 februari 2018, nr. 5882) tevens veroordelen in de proceskosten. Voor klaagster worden die begroot op het forfaitaire bedrag van € 50,-. Voor de procedure worden de kosten begroot op het forfaitaire bedrag van € 1.500,-.
4.10 Op grond van artikel 37 lid 7 van de Gerechtsdeurwaarderswet bepaalt de kamer dat de gerechtsdeurwaarder aan klaagster het betaalde griffierecht vergoedt.
4.11 Op grond van voorgaande wordt beslist als volgt.
BESLISSING
De kamer voor gerechtsdeurwaarders:
- verklaart de klachtonderdelen a, c en d gegrond;
- verklaart de overige klachtonderdelen ongegrond;
- legt de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping op;
- legt de gerechtsdeurwaarder tevens de maatregel op van een geldboete van
€ 2.500,00, te betalen aan het LDCR op de wijze en binnen de termijn als door het LDCR aan de gerechtsdeurwaarder wordt meegedeeld, nadat de uitspraak onherroepelijk is geworden; - veroordeelt de gerechtsdeurwaarder in de proceskosten van klaagster, te begroten op € 50,-, te betalen na onherroepelijk worden van deze uitspraak;
- bepaalt dat de gerechtsdeurwaarder aan klaagster het betaalde griffierecht ad
€ 50,- vergoedt, na onherroepelijk worden van deze uitspraak;
- veroordeelt de gerechtsdeurwaarder in de kosten van de behandeling van de klacht door de kamer, te begroten op € 1.500,-, te betalen aan het LDCR op de wijze en binnen de termijn als door het LDCR aan de gerechtsdeurwaarder wordt meegedeeld, nadat de uitspraak onherroepelijk is geworden.
Aldus gegeven door mr. L. van Berkum, plaatsvervangend-voorzitter, mr. S.N. Schipper en mr. J.M. Wisseborn, leden, uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 september 2024, in tegenwoordigheid van de secretaris.
Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.