ECLI:NL:TGDKG:2024:114 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/748298 / DW RK 24/132

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2024:114
Datum uitspraak: 04-11-2024
Datum publicatie: 04-11-2024
Zaaknummer(s): C/13/748298 / DW RK 24/132
Onderwerp: Andere werkzaamheden (art. 20 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: volgens vaste jurisprudentie van de kamer voor gerechtsdeurwaarders mag van een gerechtsdeurwaarder worden verwacht dat hij vragen met betrekking tot bij hem in behandeling zijnde dossiers binnen een redelijke termijn op duidelijke wijze beantwoordt. De kamer heeft daarbij bepaald dat een termijn van maximaal veertien dagen redelijk is. Belangrijk in dit criterium is echter de zinsnede “bij hem in behandeling zijnde dossiers”. Daarvan is in dit geval geen sprake, zodat de veertiendagentermijn hier niet rechtstreeks van toepassing is.

Beslissing van 11 oktober 2024 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/748298 / DW RK 24/132 ingesteld door:

[..],

wonende te [..],

klager,

tegen:

[..],

gerechtsdeurwaarder te [..],

beklaagde,

gemachtigde: mr. [..].

Ontstaan en loop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 24 maart 2024, heeft klager een klacht ingediend tegen de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 18 april 2024, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd.

De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 30 augustus 2024 alwaar klager, de gerechtsdeurwaarder en haar raadsman zijn verschenen. De uitspraak is bepaald op 11 oktober 2024.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

- bij e-mail van 19 november 2019 heeft de gerechtsdeurwaarder klager verzocht tot betaling van een openstaande vordering over te gaan;

- klager heeft de vordering bij e-mails van 2 en 5 december 2019 betwist;

- bij e-mail van 21 mei 2021 heeft klager zijn e-mail van 5 december 2019 gerappelleerd en verzocht om de klachtenregeling van het gerechtsdeurwaarderskantoor;

- de gerechtsdeurwaarder heeft bij e-mail van 21 mei 2021 gereageerd;

- klager heeft op 24 mei 2021 een klacht bij de gerechtsdeurwaarder ingediend.

- klager heeft zijn klacht bij e-mail van 28 mei 2021 gerappelleerd;

- op 14 juni 2021 heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht van klager gereageerd;

- op 23 juni 2021 heeft klager op de brief van de gerechtsdeurwaarder van 14 juni 2021 gereageerd en verzocht om een reactie. Bij e-mail van 7 juli 2021 heeft klager zijn e-mail van 23 juni 2021 gerappelleerd;

- op 7 juli 2021 heeft de gerechtsdeurwaarder een reactie aan klager verzonden.

2. De klacht

Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder - samengevat – het volgende.

  1. De cliënt van de gerechtsdeurwaarder is in een tuchtrechtprocedure voor de advocatuur door de Raad van Discipline als maatregel een waarschuwing opgelegd (bevestigd door het Hof van Discipline). Voornoemde waarschuwing had een directe relatie met de brutale, ongefundeerde, niet professionele en onterechte stellingname van de gerechtsdeurwaarder in haar dreigementen richting klager.
  2. De gerechtsdeurwaarder heeft niet (tijdig) gereageerd op de klacht van klager van 24 mei 2021. Op 28 mei 2021 heeft klager gerappelleerd dat hij geen ontvangstbevestiging heeft gekregen. Klager heeft een badinerende reactie ontvangen van ene [..], van wie klager niet weet wie dit is. Op 23 juni 2021 heeft klager gereageerd, waarop de gerechtsdeurwaarder pas op 7 juli 2021 heeft gereageerd.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken en zich primair op het standpunt gesteld dat klager niet ontvankelijk moet worden verklaard aangezien de klacht is ingediend meer dan meer dan drie jaar nadat het voorval zich heeft voorgedaan. Omdat de interne klacht daaruit is voortgevloeid is ook deze klacht te laat ingediend.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 Op grond van het bepaalde in artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet (hierna Gw) zijn gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met die wet of in strijd met hetgeen een behoorlijk handelend gerechtsdeurwaarder betaamt. Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.

4.2 Ten aanzien van klachtonderdeel a. wordt het volgende overwogen. In artikel 37 lid 2 Gw is onder meer het volgende bepaald: indien de klacht wordt ingediend na verloop van drie jaren na de dag waarop de klager heeft kennisgenomen of redelijkerwijs kennis heeft kunnen nemen van het handelen of nalaten van de gerechtsdeurwaarder waarop de klacht betrekking heeft, wordt de klacht door de voorzitter niet-ontvankelijk verklaard. De beslissing tot niet-ontvankelijkverklaring blijft achterwege indien de gevolgen van het handelen of nalaten redelijkerwijs pas nadien bekend zijn geworden.

Vastgesteld moet worden dat klager meer dan drie jaar later heeft geklaagd over de door de gerechtsdeurwaarder verstuurde brief van 19 november 2019. Dat de Raad van Discipline op 21 mei 2021, bevestigd door het Hof van Discipline op 25 september 2023, een maatregel heeft opgelegd aan de opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarder, maakt dit niet anders aangezien klager zich juist beklaagt over de inhoud van de brief van 19 november 2019. Dit betekent dat klager niet ontvankelijk is in dit klachtonderdeel.

4.3 Ten aanzien van klachtonderdeel b. wordt het volgende overwogen. Klager heeft op 24 mei 2021 een klacht ingediend bij de gerechtsdeurwaarder. Deze klacht is afgehandeld op 14 juni 2021, maar die reactie is aan klager verzonden op 21 juni 2021. Dit betekent dat de gerechtsdeurwaarder zich niet heeft gehouden aan haar eigen klachtenreglement. Klager heeft kennelijk bij de Koninklijke Beroepsvereniging voor Gerechtsdeurwaarders (KBvG) opgevraagd wat de standaard reactietermijn is. Het door de KBvG gegeven antwoord “volgens vaste jurisprudentie van de kamer voor gerechtsdeurwaarders mag van een gerechtsdeurwaarder worden verwacht dat hij vragen met betrekking tot bij hem in behandeling zijnde dossiers binnen een redelijke termijn op duidelijke wijze beantwoordt. De kamer heeft daarbij bepaald dat een termijn van maximaal veertien dagen redelijk is” is inderdaad het criterium dat door de kamer wordt gehanteerd. Belangrijk in dit criterium is echter de zinsnede “bij hem (in dit geval haar) in behandeling zijnde dossiers”. Daarvan is in dit geval geen sprake. De gerechtsdeurwaarder heeft in november 2019 een incassobrief gestuurd. Deze brief heeft verder geen vervolg gehad, en betreft dus geen dossier dat bij haar in behandeling is, zodat de veertiendagentermijn hier niet rechtstreeks van toepassing is. Vastgesteld moet worden dat de gerechtsdeurwaarder steeds is ingegaan op de door klager geponeerde stellingen. Klager heeft een reactie gekregen die is opgesteld door een medewerker van de gerechtsdeurwaarder. De gerechtsdeurwaarder is verantwoordelijk voor haar medewerkers dus is de gerechtsdeurwaarder verantwoordelijk voor de inhoud van de brief. Naar het oordeel van de kamer is de inhoud van de brief niet badinerend van toon.

4.4 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De kamer voor gerechtsdeurwaarders:

- verklaart klachtonderdeel a. niet ontvankelijk;

- verklaart de klachtonderdeel b. ongegrond.

Aldus gegeven door mr. W.M. de Vries, voorzitter, mr. S.N. Schipper en mr. J.M. Wisseborn, leden, uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 oktober 2024, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.