ECLI:NL:TGDKG:2024:111 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/744271 / DW RK 23/467 MdV/RH

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2024:111
Datum uitspraak: 11-10-2024
Datum publicatie: 31-10-2024
Zaaknummer(s): C/13/744271 / DW RK 23/467 MdV/RH
Onderwerp:
  • Incassotraject
  • Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: beslissing op verzet. Verzet ongegrond, de voorzitter heeft de juiste maatstaf toegepast. Gebleken is dat steeds is gereageerd op de emails van klaagster. Ook zijn de gemaakte kosten in overeenstemming met de Btag.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 11 oktober 2024 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 19 december 2023 met zaaknummer C/13/735725 / DW RK 23/228 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/744271 / DW RK 23/467 MdV/RH ingesteld door:

[..],

wonende te [..],

klaagster,

tegen:

[..],

toegevoegd gerechtsdeurwaarder te [..],

beklaagde,

gemachtigde: [..].

Ontstaan en verloop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 28 juni 2023, heeft klaagster een klacht ingediend tegen de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 21 augustus 2023, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. Bij beslissing van 19 december 2023 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Aan klaagster is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 21 december 2023. Bij e-mail, ingekomen op 21 december 2023, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 30 augustus 2024 alwaar de zoon van klaagster, de gerechtsdeurwaarder en zijn gemachtigde zijn verschenen. De uitspraak is bepaald op 11 oktober 2024.

1. De ontvankelijkheid van het verzet

Klaagster heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat zij in het verzet kan worden ontvangen.

2. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

- de gerechtsdeurwaarder is belast met de tenuitvoerlegging van een ten laste van klaagster gewezen vonnis van de kantonrechter te Rotterdam van 21 mei 2010;

- op 6 april 2023 is executoriaal derdenbeslag gelegd onder het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) ten laste van klaagster;

- bij e-mail van 21 april 2023 heeft klaagster bij onder andere de gerechtsdeurwaarder en de opdrachtgever bezwaar gemaakt tegen het gelegde loonbeslag;

- hierop heeft de opdrachtgever bij e-mail van 12 mei 2023 gereageerd, waarbij de gerechtsdeurwaarder in c/c is meegenomen;

- vervolgens hebben klaagster en de opdrachtgever over en weer

e-mailberichten verstuurd, waarbij de gerechtsdeurwaarder steeds in c/c is meegenomen;

- bij e-mail van 26 juni 2023 heeft klaagster (nogmaals) bezwaar gemaakt tegen het gelegde loonbeslag, de door de gerechtsdeurwaarder gemaakte kosten en de hoogte van de beslagvrije voet;

- hierop heeft de gerechtsdeurwaarder klaagster bij e-mail van 26 juni 2023 verzocht om nadere stukken teneinde de juiste beslagvrije voet te kunnen berekenen;

- bij e-mail van 28 juni 2023 heeft klaagster verzocht om een reactie naar aanleiding van haar beklag over het gelegde loonbeslag;

- hierop heeft de gerechtsdeurwaarder bij e-mail van 30 juni 2023 gereageerd;

- bij e-mail van 14 juli 2023 heeft de gerechtsdeurwaarder het dossier van klaagster gesloten, omdat de gehele vordering is voldaan.

3. De oorspronkelijke klacht

Klaagster beklaagt zich er samengevat over dat:

a: de gerechtsdeurwaarder zich niet houdt aan zijn informatieplicht;

b: de gerechtsdeurwaarder onnodige kosten maakt;

c: zij de indruk heeft dat niet de gerechtsdeurwaarder maar Intrum in deze kwestie handelt met oneigenlijke gebruikmaking van de naam en het adres van de gerechtsdeurwaarder.

4. De beslissing van de voorzitter

4.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

4.1 Gerechtsdeurwaarders (waaronder mede wordt begrepen waarnemend gerechts deur waar ders, toegevoegd gerechtsdeurwaarders, kandidaat-gerechtsdeurwaar ders en degenen die zijn toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid, bedoelde opleiding) zijn ingevolge artikel 34 van de Gerechtsdeurwaar ders wet aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder, waarnemend gerechts deur waar der, toegevoegd gerechtsdeurwaarder of kandidaat-gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 Ten aanzien van klachtonderdeel a overweegt de voorzitter dat uit de overgelegde producties blijkt dat steeds inhoudelijk op e-mailberichten van klaagster is gereageerd door de opdrachtgever, waarbij de gerechtsdeurwaarder in c/c is meegenomen, dan wel de gerechtsdeurwaarder zelf. Er was gelet op de uitgebreide inhoudelijke reacties van de opdrachtgever op de e-mails van klaagster geen aanleiding voor de gerechtsdeurwaarder om ook nog richting klaagster te reageren. Dat klaagster niet de door haar gewenste antwoorden heeft gekregen, doet aan het voorgaande niets af. Een tuchtrechtelijk verwijt kan de gerechtsdeurwaarder op dit klachtonderdeel niet gemaakt worden.

4.3 Ten aanzien van klachtonderdeel b overweegt de voorzitter dat op een gerechtsdeurwaarder een ministerieplicht rust indien hem wordt verzocht een titel ten uitvoer te leggen. De gerechtsdeurwaarder heeft dan ook niet tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld door het vonnis van 21 mei 2010 te executeren. De door de gerechtsdeurwaarder in rekening gebrachte kosten berusten op de door de overheid vastgestelde en in het Besluit tarieven ambtshandeling gerechtsdeurwaarders (Btag) neergelegde tarieven. Niet gebleken is dat de gerechtsdeurwaarder andere of hogere kosten in rekening heeft gebracht. Er is geen sprake van tuchtrechtelijk laakbaar handelen op dit klachtonderdeel.

4.4 Ten aanzien van klachtonderdeel c overweegt de voorzitter dat deze enkele niet nader door klaagster onderbouwde stelling onvoldoende is om tuchtrechtelijk laakbaar handelen van de gerechtsdeurwaarder vast te stellen

4.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager als kennelijk ongegrond afgewezen.

5. De gronden van het verzet

In verzet heeft klaagster het volgende aangevoerd:

5.1 Intrum kan niet de opdrachtgever zijn aangezien klaagster niet op de hoogte is gesteld van opvolging van rechtspersonen. Waar zijn de bewijzen dat het gaat om een correcte vordering? Bedragen verschuldigd aan Lindorff heeft klaagster reeds jaren geleden voldaan;

5.2 de gerechtsdeurwaarder heeft nimmer contact opgenomen met klaagster om de zaak te bespreken, maar heeft meteen beslag gelegd op klaagsters inkomen, hierdoor zijn onnodige kosten gemaakt;

5.3 klaagster wil de gerechtsdeurwaarder daadwerkelijk zien, want uit alles blijkt dat het niet hij is die de werkzaamheden uitvoert. Klaagster gaat ervan uit dat dan een identiteitscontrole plaats zal vinden.

6. De beoordeling van de gronden van het verzet

De kamer overweegt dat de voorzitter bij de beoordeling van de inleidende klacht de juiste maatstaf heeft toegepast. De gronden van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter leveren geen nieuwe gezichtspunten op die maken dat de kamer tot een andere beslissing komt. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet dient dan ook ongegrond te worden verklaard.

6.1 Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.

BESLISSING:

De kamer voor gerechtsdeurwaarders:

  • verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. W.M. de Vries, voorzitter, mr. S.N Schipper en mr. J.M. Wisseborn, leden, uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 oktober 2024, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.