ECLI:NL:TGDKG:2024:107 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/747462 / DW RK 23/102 MdV/SM
ECLI: | ECLI:NL:TGDKG:2024:107 |
---|---|
Datum uitspraak: | 04-10-2024 |
Datum publicatie: | 07-10-2024 |
Zaaknummer(s): | C/13/747462 / DW RK 23/102 MdV/SM |
Onderwerp: | Ambtshandelingen (art. 2 Gdw) |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Beslissing op verzet. Klager beklaagt zich er onder meer over dat de gerechtsdeurwaarder vanuit het niets beslag op zijn inkomen heeft gelegd. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet tegen die beslissing dient ongegrond te worden verklaard. |
KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM
Beslissing van 4 oktober 2024 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 20 februari 2024 met zaaknummer C/13/740800 / DW RK 23/374 LvB/WdJ en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/747462 / DW RK 23/102 MdV/SM ingesteld door:
[ ],
wonende te [ ],
klager,
tegen:
[ ],
gerechtsdeurwaarder te [ ],
beklaagde.
1. Ontstaan en verloop van de procedure
Bij klachtenformulier, ingekomen op 17 oktober 2023, heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 21 november 2023, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. Bij beslissing van 20 februari 2024 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 22 februari 2024. Bij e-mail, ingekomen op 6 maart 2024, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 21 augustus 2024 alwaar klager en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. De uitspraak is bepaald op 4 oktober 2024.
2. De ontvankelijkheid van het verzet
Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.
3. De feiten
Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:
- De gerechtsdeurwaarder is belast met een ten laste van klager gewezen vonnis, welk vonnis op 10 augustus 2020 aan klager is betekend.
- Op 11 augustus 2023 is executoriaal derdenbeslag gelegd op het inkomen van klager.
4. De oorspronkelijke klacht
Klager beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder vanuit het niets beslag op zijn inkomen heeft gelegd en dat klager onfatsoenlijk wordt behandeld.
5. De beslissing van de voorzitter
5.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:
4.1 Gerechtsdeurwaarders (waaronder mede wordt begrepen waarnemend gerechts deur waar ders, toegevoegd gerechtsdeurwaarders, kandidaat-gerechtsdeurwaar ders en degenen die zijn toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid, bedoelde opleiding) zijn ingevolge artikel 34 van de Gerechtsdeurwaar ders wet aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder, waarnemend gerechts deur waar der, toegevoegd gerechtsdeurwaarder of kandidaat-gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.
4.2 De voorzitter overweegt dat op een gerechtsdeurwaarder een ministerieplicht rust indien hem wordt verzocht een titel ten uitvoer te leggen. De gerechtsdeurwaarder heeft dan ook niet tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld door beslag op het inkomen van klager te leggen. Uit de door de gerechtsdeurwaarder overgelegde producties blijkt dat meermalen een (tijdelijke) betalingsregeling met klager is overeengekomen. Op de verzoeken van de gerechtsdeurwaarder van 16 mei 2023 en 20 juni 2023 om informatie van klager omtrent zijn inkomen en uitgaven teneinde een nieuwe betalingsregeling te kunnen treffen heeft klager niet gereageerd. Voor zover klager stelt dat hij de brieven van 16 mei 2023 en 20 juni 2023 niet heeft ontvangen, heeft klager dit niet onderbouwd. Uit het verweerschrift blijkt dat de betreffende brieven naar het e-mailadres van klager is verzonden, met welk e-mailadres klager steeds heeft gecorrespondeerd. Ook zijn de betreffende e-mails niet als onbestelbaar retour gekomen. De gerechtsdeurwaarder stelt in het verweerschrift dat hij er alles aan gedaan heeft om klager zo fatsoenlijk mogelijk te woord te staan. Klager heeft zijn stelling dat hij onfatsoenlijk is behandeld niet aannemelijk gemaakt dan wel met stukken onderbouwd. Van tuchtrechtelijk laakbaar handelen door de gerechtsdeurwaarder is niet gebleken.
5.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager als kennelijk ongegrond afgewezen.
6. De gronden van het verzet
In verzet heeft klager – samengevat – aangevoerd dat er beslag is gelegd zonder hem daarvan goed op de hoogte te hebben gebracht. Voorts blijft klager erbij onfatsoenlijk te zijn behandeld door de gerechtsdeurwaarder.
7. De beoordeling van de gronden van het verzet
7.1 De kamer overweegt dat de voorzitter bij de beoordeling van de inleidende klacht de juiste maatstaf heeft toegepast. De gronden van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter leveren geen nieuwe gezichtspunten op die maken dat de kamer aan een inhoudelijke beoordeling van de klacht toekomt. De door klager overgelegde stukken maken dit niet anders. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet tegen die beslissing dient ongegrond te worden verklaard.
7.2 Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.
BESLISSING:
De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:
- verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gegeven door mr. W.M. de Vries, voorzitter, en mr. C.W.D. Bom en M.J.C. van Leeuwen, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 oktober 2024, in tegenwoordigheid van de secretaris.
Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.