ECLI:NL:TGDKG:2024:106 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/749104 / DW RK 24/150 MdV/SM
ECLI: | ECLI:NL:TGDKG:2024:106 |
---|---|
Datum uitspraak: | 04-10-2024 |
Datum publicatie: | 07-10-2024 |
Zaaknummer(s): | C/13/749104 / DW RK 24/150 MdV/SM |
Onderwerp: | Ambtshandelingen (art. 2 Gdw) |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Beslissing op verzet. Klager beklaagt zich er onder meer over dat de gerechtsdeurwaarders misbruik maken van hun recht om beslag te leggen op bankrekeningen van klager. Er is geen vonnis van de rechtbank, akte of contract waaruit blijkt dat klager een schuld heeft bij de schuldeiser. Het onderzoek in verzet heeft niet geleid tot vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter waarmee de kamer zich verenigt. Het verzet tegen die beslissing dient ongegrond te worden verklaard. |
KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM
Beslissing van 4 oktober 2024 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 2 april 2024 met zaaknummer C/13/745075 DW RK 24/33 LvB/WdJ en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummerC/13/749104 / DW RK 24/150 MdV/SM ingesteld door:
[ ],
wonende te [ ],
klager,
tegen:
1. [ ],
kandidaat gerechtsdeurwaarder te [ ],
2. [ ],
gerechtsdeurwaarder te [ ],
3. [ ],
gerechtsdeurwaarder te [ ],
beklaagden,
gemachtigde: [ ].
1. Ontstaan en verloop van de procedure
Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 14 januari 2024, heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagden, hierna: de gerechtsdeurwaarders. Bij verweerschrift, ingekomen op 22 februari 2024, is op de klacht gereageerd. Bij beslissing van 2 april 2024 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 2 april 2024. Bij brief, ingekomen op 9 april 2024, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 21 augustus 2024 alwaar klager, diens partner en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarders zijn verschenen. De uitspraak is bepaald op 4 oktober 2024.
2. De ontvankelijkheid van het verzet
Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.
3. De feiten
Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:
- Bij exploot van 12 oktober 2023 is een formulier “Verklaring (geen) premieverplichting personeel in dienst” aan klager betekend met gelijktijdige sommatie het formulier binnen acht dagen in te vullen en op te sturen.
- Op 21 november 2023 heeft Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees (VLEP) een dwangbevel ten laste van klager uitgevaardigd.
- Bij exploot van 24 november 2023 heeft gerechtsdeurwaarder sub 1 het dwangbevel van 21 november 2023 aan klager betekend met gelijktijdig bevel aan de inhoud te voldoen.
- Op 18 december 2023 heeft gerechtsdeurwaarder sub 3 executoriaal derdenbeslag gelegd onder de Volksbank N.V. ten laste van klager.
- Op 20 december 2023 heeft gerechtsdeurwaarder sub 3 executoriaal derdenbeslag gelegd onder de Rabobank ten laste van klager.
- Bij exploot van 21 december 2023 heeft gerechtsdeurwaarder sub 1 het proces-verbaal van het gelegde beslag onder de Volksbank N.V. aan klager betekend.
- Bij e-mail van 21 december 2023 heeft klager de gerechtsdeurwaarders verzocht de bankkosten aan hem terug te geven en te stoppen met het versturen van de waarschuwende brieven.
- Bij exploot van 27 december 2023 heeft gerechtsdeurwaarder sub 2 het proces-verbaal van het gelegde beslag onder de Rabobank aan klager betekend.
- Bij e-mail van 8 januari 2024 heeft klager (nogmaals) bezwaar gemaakt tegen de vordering. Hierop hebben de gerechtsdeurwaarders bij e-mail van
- 11 januari 2024 gereageerd en verzocht om nadere gegevens.
4. De oorspronkelijke klacht
Klager beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarders misbruik maken van hun recht om beslag te leggen op de privébankrekeningen van klager en hem te dwingen enkele blanco formulieren te ondertekenen, zonder na te gaan of dit terecht is of dat er sprake is van fraude aan de kant van de schuldeiser. Er is geen vonnis van de rechtbank, bepaalde akte of contract waaruit blijkt dat klager een schuld heeft bij de schuldeiser.
5. De beslissing van de voorzitter
5.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:
4.1 Op grond van artikel 34 lid 1 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders, waarnemend gerechtsdeurwaarders, toegevoegd gerechtsdeurwaarders, kandidaat -gerechtsdeurwaarders en degene die is toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid bedoelde opleiding, onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder niet betaamt.
4.2 Het Gerechtshof Amsterdam heeft beslist dat de kamer zijn onderzoeksbevoegdheid overschrijdt als zij zelfstandig een andere gerechtsdeurwaarder als beklaagde aanmerkt terwijl klager zijn klacht tegen een met naam genoemde gerechtsdeurwaarder heeft gericht (ECLI:NL:GHAMS:2014:3696). Klager heeft zijn klacht gericht tegen gerechtsdeurwaarders sub 1 en 2. In het verweerschrift heeft de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarders verzocht om de klacht enkel op naam van gerechtsdeurwaarder sub 3 te zetten, nu zij het gewraakte bankbeslag heeft gelegd. Gelet op voorgaande worden de door klager met naam genoemde gerechtsdeurwaarders en tevens gerechtsdeurwaarder sub 3 als beklaagden aangemerkt en zal het verweerschrift worden beschouwd als zijnde afkomstig van de in de aanhef genoemde gerechtsdeurwaarders. Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.
4.3 Een gerechtsdeurwaarder is op grond van artikel 11 van de Gerechtsdeurwaarderswet in beginsel verplicht om ambtshandelingen, waartoe hij bevoegd is, te verrichten indien hierom wordt verzocht. Op het moment dat een gerechtsdeurwaarder een opdracht tot het verrichten van een ambtshandeling ontvangt en geen sprake is van uitsluiting van bevoegdheid, ontstaat daarmee automatisch de verplichting tot het verrichten van die ambtshandeling. Een gerechtsdeurwaarder is in beginsel gehouden een opdracht marginaal te toetsen. Niet gebleken is dat reden was tot twijfel of onderzoek. De gerechtsdeurwaarders hebben dat ook niet tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld door het dwangbevel van
21 november 2023 te betekenen en ten uitvoer te leggen.
4.4 Alle exploten zijn aan klager betekend op de in artikel 47 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bepaalde wijze door achterlating van de exploten in een gesloten envelop op het adres, zoals dit in de Basisregistratie Personen stond geregistreerd, omdat de betreffende gerechtsdeurwaarder niemand heeft aangetroffen aan wie rechtsgeldig een afschrift kon worden achtergelaten. Dit is niet tuchtrechtelijk laakbaar.
5.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager als kennelijk ongegrond afgewezen.
6. De gronden van het verzet
In verzet heeft klager – samengevat – aangevoerd dat de gerechtsdeurwaarders:
- geen actie hadden mogen ondernemen omdat er geen sprake is van een rechterlijke uitspraak. De schuldeiser heeft niets te vorderen van klager, want klager heeft geen werknemers. De schuldeiser heeft geen bewijzen van het tegendeel getoond;
- niet hebben gereageerd op de brief van 21 december 2023 alsmede op het door klager ingevulde klachtenformulier. De gerechtsdeurwaarders weigerden te communiceren met klager.
7. De beoordeling van de gronden van het verzet
7.1 Het verzet kan naar het oordeel van de kamer niet slagen. Het onderzoek in verzet heeft niet geleid tot vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter waarmee de kamer zich verenigt. Ten aanzien van het onder a. in verzet aangevoerde merkt de kamer op dat een dwangbevel een executoriale titel oplevert in de zin van artikel 430 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en dezelfde executoriale kracht kent als een rechterlijke uitspraak. Voor het executeren van de titel (i.c. beslaglegging op de bankrekening) hoeft de gerechtsdeurwaarder geen bewijs aan te dragen, dan wel actief op zoek gaan naar bewijs dat de schuld bestaat. Een marginale toets, waarbij gekeken wordt of de titel voldoende grondslag biedt voor de executie, volstaat. Daarbij geldt dat klager verschillende mogelijkheden om aan te tonen dat VLEP geen vordering op hem had voorbij heeft laten gaan. Voor zover klager twijfelt aan de ‘executoriale kracht’ van een dwangbevel, zal hij zich moeten wenden tot de gewone (executie)rechter. Het ligt niet op de weg van de tuchtrechter op de inhoudelijke beoordeling van dit geschil in te gaan.
7.2 De kamer stelt vast dat klager in verzet, onder b, nieuwe klachten heeft aangevoerd. Volgens vaste rechtspraak van het gerechtshof Amsterdam dient de kamer bij de behandeling van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter de oorspronkelijke klacht te toetsen. Dit betekent dat de oorspronkelijke klacht in verzet niet met nieuwe klachten kan worden aangevuld.
7.3 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.
BESLISSING:
De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:
- verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gegeven door mr. W.M. de Vries, voorzitter, en mr. C.W.D. Bom en M.J.C. van Leeuwen, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 oktober 2024, in tegenwoordigheid van de secretaris.
Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.