ECLI:NL:TGDKG:2024:105 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/735996 DW RK 23/236 MdV/SM

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2024:105
Datum uitspraak: 04-10-2024
Datum publicatie: 07-10-2024
Zaaknummer(s): C/13/735996 DW RK 23/236 MdV/SM
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht ongegrond. Klager beklaagt zich er samengevat over dat er maandelijkse teveel wordt ingehouden op zijn AOW-uitkering. Volgens klager valt hij onder de 5% regeling. Klager lijkt enkel uit te gaan van zijn eigen inkomen bij de vaststelling van de beslagvrije voet en niet van het gezamenlijke inkomen met zijn partner.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 4 oktober 2024 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/735996 DW RK 23/236 MdV/SM ingesteld door:

[ ],

wonende te [ ],

klager,

tegen:

[ ],

toegevoegd-gerechtsdeurwaarder te [ ],

beklaagde,

gemachtigde: [ ].

Ontstaan en verloop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 4 juli 2023, heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 29 augustus 2023, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. Klager heeft schriftelijk medegedeeld niet ter zitting te kunnen verschijnen. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 21 augustus 2024 alwaar de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder is verschenen. De uitspraak is bepaald op 4 oktober 2024.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

  • De gerechtsdeurwaarder is belast met een executie ten laste van klager en heeft daartoe beslag gelegd op de AOW-uitkering van klager.
  • Bij e-mail van 29 juni 2022 heeft de gerechtsdeurwaarder, in antwoord op een verzoek van klager, onder meer aangegeven het vakantiegeld niet te retourneren zolang er maandelijks geld onder het beslag valt.
  • Bij e-mail van 24 maart 2023 heeft een medewerker van het gerechtsdeurwaarderskantoor aan klager een toelichting gegeven over de hoogte van de beslagvrije voet en de omstandigheden die de hoogte (kunnen) bepalen.
  • Bij brief van 31 mei 2023 heeft klager bij de gerechtsdeurwaarder zijn beklag gedaan over de beslagvrije voet en het daarmee samenhangende ingehouden vakantiegeld.
  • Bij e-mail van 2 juni 2023 heeft de gerechtsdeurwaarder daarop gereageerd

2. De klacht

Klager beklaagt zich er samengevat over dat er maandelijkse inhoudingen worden gedaan op zijn AOW-uitkering. Op de uitkering van zijn partner worden geen inhoudingen gedaan. Klager vraagt zich af of de bij hem ingehouden bedragen vanaf januari tot en met juli (2023) wel kloppen. Volgens klager valt hij onder de 5% regeling. Bovendien is nu ook het vakantiegeld van klager ingehouden. Dat is volgens klager onterecht.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 De klacht is ingediend tegen [ ], een medewerker van [ ] Gerechtsdeurwaarders. Op grond van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet kunnen medewerkers van een gerechtsdeurwaarderskantoor niet als beklaagde worden aangemerkt. Alleen gerechtsdeurwaarders zijn aan tuchtrechtspraak onderworpen. Bij het onderzoek wie als beklaagde kan worden aangemerkt geldt als leidraad de uitspraak van het gerechtshof Amsterdam van 25 juni 2013, (ECLI:NL:GHAMS:2013:2450). Uit dit arrest volgt dat bij klachten tegen een samenwerkingsverband de tuchtrechter zelf dient te onderzoeken tegen welke gerechtsdeurwaarder(s) van het samenwerkingsverband de klacht zich richt.

4.2 Nu is aangevoerd dat de in de aanhef genoemde gerechtsdeurwaarder verantwoordelijk gehouden moet worden voor de ambtshandeling die aanleiding heeft gegeven voor de klacht, zal hij als beklaagde worden aangemerkt. Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.

4.3 In de kern stelt klager dat de gerechtsdeurwaarder de verkeerde beslagvrije voet toepast, dan wel geen rekening houdt met de beslagvrije voet (ook bij de inhouding van het vakantiegeld). Indien die stelling al juist zou zijn, heeft dat niet direct ten gevolge dat sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen. Bijzondere omstandigheden die dat anders zouden kunnen maken, zijn niet gesteld of gebleken. De inhoudelijke discussie over de hoogte van de beslagvrije dient te worden voorgelegd aan de gewone (civiele) rechter. Het is niet aan de tuchtrechter om tot een inhoudelijke beoordeling van dit geschil over te gaan.

4.4 De kamer merkt op dat klager enkel lijkt uit te gaan van zijn eigen inkomen bij de vaststelling van de beslagvrije voet en niet van het gezamenlijke inkomen met zijn partner. De gerechtsdeurwaarder heeft klager op deze omstandigheid gewezen. Klager heeft desondanks geen nadere toelichting gegeven op zijn stellingen. Niet is gebleken van enig tuchtrechtelijk laakbaar handelen door de gerechtsdeurwaarder.

4.5 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

  • verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gegeven door mr. W.M. de Vries, voorzitter, en mr. C.W.D. Bom en M.J.C. van Leeuwen, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 oktober 2024, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.