ECLI:NL:TDIVTC:2024:36 Veterinair Tuchtcollege 's-Gravenhage 2023/25 en 2023/26

ECLI: ECLI:NL:TDIVTC:2024:36
Datum uitspraak: 12-11-2024
Datum publicatie: 21-01-2025
Zaaknummer(s): 2023/25 en 2023/26
Onderwerp: Katten, subonderwerp: -
Beslissingen: Ongegrond
Inhoudsindicatie: Kat. Klacht tegen twee dierenartsen. Beide dierenartsen wordt verweten bij klaagster te hebben aangedrongen op euthanasie van haar kat. Ook zijn er klachten over het voorschrijven van medicatie en het niet informeren van klaagster over het uitvoeren van een excisiebiopt ter bevestiging van de diagnose. [Ongegrond.]

HET VETERINAIR TUCHTCOLLEGE

-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Uitspraak in de zaak van

X., klaagster,

tegen

dierenarts V., beklaagde sub 1

dierenarts W., beklaagde sub 2.

-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

1. DE PROCEDURE

Het college heeft kennisgenomen van het klaagschrift, het verweerschrift, de dupliek en de repliek. De mondelinge behandeling vond plaats op 27 juni 2024. Daarbij is alleen klaagster verschenen. Beklaagden zijn, met kennisgeving, niet verschenen. Hierna is uitspraak bepaald.

2. DE KLACHT

2.1. Beklaagde sub 1 wordt verweten, samengevat en zakelijk weergegeven, dat zij bij klaagster zou hebben aangedrongen om de kat van klaagster te laten euthanaseren. Daarnaast verwijt klaagster beklaagde sub 1 dat zij bij beklaagde sub 1 moest aandringen om medicatie voor te schrijven.

2.2. Beklaagde sub 2 wordt verweten, samengevat en zakelijk weergegeven, dat zij bij klaagster zou hebben aangedrongen om de kat van klaagster te laten euthanaseren. Daarnaast verwijt klaagster beklaagde sub 2 dat beklaagde sub 2 haar niet heeft geïnformeerd over het uitvoeren van een excisiebiopt ter bevestiging van de diagnose, zoals staat omschreven in het onderzoeksresultaat van U.

3. DE VOORGESCHIEDENIS

3.1. Het gaat in deze zaak om de kat van klaagster, een vrouwelijke Europese Korthaar met de naam Z, die ten tijde van de gebeurtenissen die tot de onderhavige procedure hebben geleid volgens de patiëntenkaart veertien jaar en tien maanden oud was (hierna: de kat).

3.2. Klaagster is op 11 augustus 2022 met haar kat op consult geweest bij beklaagde sub 1 wegens onder andere een tik, te weten het heen en weer schudden van haar kop. Beklaagde sub 1 heeft geconstateerd dat er een zwelling in de bek van de kat zat en dat die bult waarschijnlijk een tumor was. Aangezien de zwelling ook een ontsteking kon zijn, heeft beklaagde sub 1 geadviseerd om te starten met het behandelen van de bult alsof het een ontsteking was. Klaagster heeft een flesje Metacam en zeven tabletten Clavaseptin meegekregen. Tijdens dit consult is ook euthanasie als optie ter sprake gekomen indien de conditie van de kat niet zou verbeteren. Beklaagde sub 1 heeft klaagster geadviseerd om opnieuw contact op te nemen met de praktijk als het niet beter ging met de kat.

3.3. Op 19 augustus 2022 heeft een telefoongesprek van dertig minuten plaatsgevonden tussen klaagster en beklaagde sub 1. Klaagster heeft tijdens het telefoongesprek aangegeven dat haar kat is opgebloeid en makkelijker eet en drinkt sinds de medicatie, maar dat de bult in de bek/neus wat meer uitpuilt naar buiten. Tijdens het telefoongesprek is afgesproken om een afspraak te maken voor een punctie en om de antibioticakuur en pijnstilling te verlengen.

3.4. Op 26 augustus 2022 heeft beklaagde sub 2 een punctie genomen van de bult in de bek van de kat.

3.5. De uitstrijkjes zijn gestuurd naar U (hierna: het laboratorium). Een gespecialiseerd dierenarts heeft als diagnose plaveiselcelcarcinoom (kwaadaardige tumor) gesteld. Deze dierenarts heeft in het rapport geadviseerd om een excisiebiopt van de laesie in te sturen voor additioneel histologisch onderzoek ter bevestiging van de cytologische diagnose.

3.6. Beklaagde sub 2 heeft op 1 september 2022 klaagster gebeld om de uitslag van de punctie door te geven. Beklaagde sub 2 heeft doorgegeven dat er sprake was van een kwaadaardige tumor. Beklaagde sub 2 heeft euthanasie in een tijdspanne van twee weken geadviseerd. Klaagster heeft hier uiteindelijk tijdens het telefoongesprek mee ingestemd en ze heeft hierbij aangegeven dat ze de euthanasie graag aan huis wil. Tijdens het telefoongesprek op 5 september 2022 hebben beklaagde sub 2 en klaagster afgesproken om de euthanasie op 9 september 2022 uit te voeren. Beklaagde sub 2 heeft klaagster ten zeerste afgeraden om de afspraak af te zeggen.

3.7. Beklaagde sub 2 heeft de kat op 9 september 2022 in het bijzijn van klaagster ge-euthanaseerd.

4. HET VERWEER

Beklaagden hebben gemotiveerd verweer gevoerd. Op dat verweer zal hierna, voor zover nodig, worden ingegaan.

5. DE BEOORDELING

Ten aanzien van beide beklaagden

5.1. In het geding is de vraag of beklaagden tekort zijn geschoten in de zorg die zij als dierenarts hadden behoren te betrachten ten opzichte van de kat van klaagster, met betrekking tot welk dier hun hulp was ingeroepen, een en ander als bedoeld in artikel 8.15 juncto artikel 4.2. van de Wet dieren. Bij de beoordeling van de klacht geldt als uitgangspunt dat de in het veterinair tuchtrecht te toetsen zorgvuldigheidsnorm niet zo streng is dat alleen de meest optimale diergenees kundige zorg voldoet. De maatstaf is dus niet of het veterinair handelen van beklaagden beter had gekund, maar of zij in de specifieke omstandigheden van het geval en in retrospectief bezien, als redelijk handelend en redelijk bekwaam vakgenoot zijn opgetreden.

Ten aanzien van beklaagde sub 1 (zaaknummer 2023/25)

5.2. Klaagster heeft ten aanzien van beklaagde sub 1 aangevoerd dat klaagster tijdens het eerste consult bij beklaagde sub 1 moest aandringen om medicatie mee te krijgen. Het college oordeelt als volgt. Beklaagde sub 1 heeft tijdens het eerste consult op 11 augustus 2022 de bult in de bek van de kat onderzocht, die volgens haar 5 bij 3 bij 2 cm groot was. Beklaagde sub 1 verwachtte op basis van ervaring dat die bult waarschijnlijk een kwaadaardige tumor was. Zij heeft desondanks geadviseerd om de bult te behandelen alsof het een ontsteking was, omdat klaagster er nog niet aan toe was om haar kat te laten euthanaseren, ondanks dat een ontsteking laag in de waarschijnlijkheidsdiagnose staat. Beklaagde sub 1 heeft medicatie voor deze behandeling voorgeschreven. Zij heeft tevens aangeraden om te bellen indien deze behandeling niet aan zou slaan. Tijdens het telefoongesprek op 19 augustus 2022 heeft beklaagde sub 1 aangeraden om een afspraak te maken voor een punctie, omdat de behandeling onvoldoende aansloeg. Het college is van oordeel dat de voorgaande handelswijze niet onjuist is en verklaart de klacht daarom ongegrond.

5.3. Klaagster heeft verder aangevoerd dat beklaagde sub 1 tijdens het eerste consult al heeft geadviseerd om te kat te laten euthanaseren zonder nader onderzoek in te stellen. Het college is van oordeel dat beklaagde sub 1 niet onjuist heeft gehandeld door tijdens het eerste consult al euthanasie als mogelijke optie te benoemen als de medicatie tegen een ontsteking niet aansloeg. Aangezien de kans groot was dat de kat een grote kwaadaardige tumor in zijn bek had, is euthanasie als optie naar het oordeel van het college realistisch. Ook deze klacht wordt zodoende ongegrond verklaard.

Ten aanzien van beklaagde sub 2 (zaaknummer 2023/26)

5.4. Klaagster heeft ten aanzien van beklaagde sub 2 aangevoerd dat beklaagde sub 2, in tegenstelling tot het advies van het laboratorium (zie overweging 3.5), geen biopt heeft laten uitvoeren om de diagnose te bevestigen. Het college oordeelt als volgt. Met de patiëntenkaart en het verweer is voldoende aangetoond dat beklaagde sub 2 rekening heeft gehouden met de omstandigheden van de tumor en dat deze tumor inoperabel was. De beschrijving van de specialist van het laboratorium past niet bij het beeld van een goedaardig gezwel. Beklaagde sub 2 heeft om ethische redenen ervoor gekozen om geen nader onderzoek te doen. Nader onderzoek zou volgens beklaagde sub 2 enkel de diagnose bevestigen en de behandeling niet veranderen, terwijl de kat langer pijn zou lijden. Het college kan deze redenatie volgen. In de patiëntenkaart en het verweer staat beschreven dat beklaagde sub 2 met klaagster heeft gesproken over aanvullend onderzoek en de reden om het aanvullend onderzoek niet te laten uitvoeren. Het college heeft geen reden om hieraan te twijfelen. Op grond van het voorgaande wordt deze klacht ongegrond verklaard.

5.5. Klaagster voert tevens aan dat beklaagde sub 2 heeft aangedrongen om de kat op korte termijn te laten euthanaseren, omdat beklaagde sub 2 over twee weken op vakantie zou gaan. Het college is van oordeel dat beklaagde sub 2 terecht heeft aangedrongen om de kat te laten euthanaseren op korte termijn. Uit de patiëntenkaart blijkt voldoende dat de kat ernstig ziek was en behandeling niet meer mogelijk was. De taak van een dierenarts is dan om ondragelijk lijden te voorkomen en te zorgen voor een waardige dood. Dat beklaagde sub 2 heeft aangedrongen om de kat snel te laten euthanaseren, omdat zij op vakantie zou gaan, acht het college onwaarschijnlijk. Ook deze klacht wordt zodoende ongegrond verklaard.

5.6. Voor zover nog over andere kwesties is geklaagd, vallen deze verwijten ofwel buiten de reikwijdte van het tuchtrecht, ofwel zijn deze niet komen vast te staan, dan wel van onvoldoende gewicht om er tuchtrechtelijke consequenties aan te moeten verbinden.

6. DE BESLISSING

Het college:

In de zaak met nummer 2023/25 tegen beklaagde sub 1 (zaaknummer 2023/25);

verklaart de klacht ongegrond.

In de zaak met nummer 2023/26 tegen beklaagde sub 2 (zaaknummer 2023/26);

verklaart de klacht ongegrond.

Aldus vastgesteld te ’s-Gravenhage door mr. A.J. Kromhout, voorzitter, en door de leden drs. M. Lockhorst, drs. B.J.A. Langhorst-Mak, drs. J.A.M. van Gils en drs. C.J. van Woudenbergh en uitgesproken in het openbaar op 12 november 2024.