ECLI:NL:TDIVTC:2024:35 Veterinair Tuchtcollege 's-Gravenhage 2024/6

ECLI: ECLI:NL:TDIVTC:2024:35
Datum uitspraak: 12-11-2024
Datum publicatie: 21-01-2025
Zaaknummer(s): 2024/6
Onderwerp: Honden, subonderwerp: -
Beslissingen: Ongegrond
Inhoudsindicatie: Hond. Dierenarts wordt verweten, in hoofdzaak, tekort te zijn geschoten met betrekking tot de verleende veterinaire zorg tijdens de spoedopname van een hond, met als gevolg dat de hond en haar vijftien pups zijn overleden. [Ongegrond.]

HET VETERINAIR TUCHTCOLLEGE

-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Uitspraak in de zaak van

X., klager,

tegen

dierenarts Y., beklaagde.

-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

1. DE PROCEDURE

Het college heeft kennisgenomen van het klaagschrift, het verweerschrift, de dupliek en de repliek. De mondelinge behandeling vond plaats op 26 september 2024. Daarbij is beklaagde verschenen, bijgestaan door haar partner en een collega. Klager is, zonder kennisgeving, niet verschenen. Hierna is uitspraak bepaald.

2. DE KLACHT

Beklaagde wordt, in hoofdzaak, verweten tekort te zijn geschoten met betrekking tot de veterinaire zorg tijdens de spoedopname van de hond van klager, met als gevolg dat de hond en haar vijftien pups zijn overleden. Specifiek wordt beklaagde verweten dat zij:

  • Onjuiste kennis had over de levensvatbaarheid van de pups;
  • De pups niet heeft gecontroleerd;
  • Heeft gecommuniceerd op een onnuttig en cruciaal moment voor de pups;
  • Niet heeft gecommuniceerd op momenten waar het wel nuttig en beloofd was;
  • Geen beslissing heeft durven maken om 2.00 uur en 3.30 uur;
  • Klager niet dan wel onprofessioneel te woord heeft gestaan;
  • Heeft gelogen;
  • De pups niet tot leven heeft kunnen wekken;
  • Te laat een keizersnede heeft uitgevoerd;
  • Tweemaal Methadon heeft toegediend.

3. DE VOORGESCHIEDENIS

3.1. Het gaat in deze zaak om Z, de hond van klager, een Australian Labradoodle, die ten tijde van de gebeurtenissen die tot de onderhavige procedure hebben geleid twee jaar en zeven maanden oud was (hierna: de teef). De teef was ten tijde van de gebeurtenissen 56 dagen drachtig van haar eerste nestje. Het nestje bestond uit vijftien pups.

3.2. De fokker heeft op 31 augustus 2023 om 17.30 uur de teef naar de spoedafdeling van A (hierna: het dierenziekenhuis), waar beklaagde werkzaam was, gebracht. De fokker heeft aangegeven dat de teef sinds de vierde week van de dracht snel buiten adem was en niet meer achter balletjes aanrende. Sinds tien tot veertien dagen had de teef een harde buik, stond ze bijna constant rechtop en sliep ze amper. Sinds drie dagen had de teef een verminderde eetlust, ernstige polydipsie en braakte ze het eten meteen uit. In de ochtend zat er bloed bij het braaksel. In de behandelovereenkomst staat dat de fokker wenst dat de teef wordt gereanimeerd indien de situatie zich voordoet. Tevens is opgenomen in de patiëntenkaart dat de fokker heeft aangegeven dat het leven van de teef voorgaat op het leven van de pups en dat klager heeft aangegeven dat hij geen updates wil ontvangen tenzij er nieuwe medische bevindingen zijn of de situatie verslechtert. De teef is vervolgens opgenomen in het dierenziekenhuis.

3.3. De dienst van beklaagde startte op 1 september 2023 om 0.00 uur. De teef lag op dat moment in een zuurstofhok. Op het moment dat de dienst van beklaagde begon, kreeg de teef de volgende behandelingen: een calcium-infuus, vocht via een infuus, zuurstoftoevoer, medicatie (te weten comfortan, esomeprazol, metomotyl, prevomax en sucralfaat) en sondevoeding. Daarnaast werden er bloeddrukmetingen en klinische onderzoeken uitgevoerd.

3.4. Rond 3.30 uur werd de teef onrustig. De teef hijgde, piepte en haar tong werd iets blauw. Beklaagde en de assistent hebben de teef op een plank gelegd, die in verschillende hoeken kon worden ingesteld. De teef werd daarna weer rustig.

3.5. Rond 4.00 uur werd de teef wederom onrustig en gleed ze van de plank af. De teef stopte vervolgens met ademhalen. Beklaagde heeft de teef toen gereanimeerd maar de reanimatie mocht niet baten. Beklaagde heeft, terwijl de assistent de teef een hartmassage gaf, telefonisch contact gezocht met klager wegens de zeer slechte prognose. Beklaagde heeft doorgegeven dat de teef het niet zal redden. Beklaagde heeft vervolgens toestemming gevraagd om een keizersnede uit te voeren. Beklaagde heeft klager verzocht om naar het dierenziekenhuis te komen.

3.6. Beklaagde en de assistent hebben de teef naar de voorbereidingsruimte gebracht waar beklaagde de pups uit de teef heeft gehaald middels een keizersnede. De teef was op dat moment al overleden. Beklaagde en de assistent hebben bij de pups slijm gezogen, de pups droog gewreven om de ademhaling te stimuleren en ze warm gehouden. Alle pups zijn echter overleden.

4. HET VERWEER

Beklaagde heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Op dat verweer zal hierna, voor zover nodig, worden ingegaan.

5. DE BEOORDELING

5.1. In het geding is de vraag of beklaagde tekort is geschoten in de zorg die zij als dierenarts had behoren te betrachten ten opzichte van de hond van klager, met betrekking tot welk dier haar hulp was ingeroepen, een en ander als bedoeld in artikel 8.15 juncto artikel 4.2. van de Wet dieren. Bij de beoordeling van de klacht geldt als uitgangspunt dat de in het veterinair tuchtrecht te toetsen zorgvuldigheidsnorm niet zo streng is dat alleen de meest optimale diergenees kundige zorg voldoet. De maatstaf is dus niet of het veterinair handelen van beklaagde beter had gekund, maar of in de specifieke omstandigheden van het geval en in retrospectief bezien, als redelijk handelend en redelijk bekwaam vakgenoot is opgetreden.

Communicatie

5.2. Volgens klager heeft beklaagde op onjuiste momenten contact gezocht met klager. Zij nam contact op met klager tijdens cruciale momenten, te weten het uitvoeren van de keizersnede, terwijl zij geen contact opnam als er belangrijke beslissingen moesten worden genomen. Daarnaast stond beklaagde klager niet te woord en als zij hem wel te woord stond was dat volgens klager onprofessioneel. Tevens zou beklaagde volgens klager leugens hebben verteld.

5.3. Beklaagde stelt zich op het standpunt dat zij contact had opgenomen met klager om 4.00 uur, omdat de prognose van de teef zeer slecht was en de teef het waarschijnlijk niet zou redden. Zij heeft klager verzocht om naar het dierenziekenhuis te komen. Beklaagde is vervolgens direct overgegaan tot het uitvoeren van de keizersnede. Vóór dat moment zag beklaagde geen reden om contact op te nemen met klager. In het consult staat dat er contact wordt opgenomen met de eigenaar bij nieuwe medische bevindingen of als het slechter gaat met het dier. Hier was vóór 4 uur geen sprake van. Om 3.30 uur werd de teef onrustig, maar nadat zij op de plank werd gelegd, werd de teef weer rustig.

Beklaagde heeft na de gebeurtenis telefoongesprekken met klager gevoerd met de intentie om samen te gaan zitten en de vragen van klager door te spreken. Het is beklaagde niet bekend waarom zij er niet bij is geroepen tijdens het gesprek tussen haar manager en klager.

5.4. Het college stelt voorop dat in het veterinair tuchtrecht als uitgangspunt geldt dat een dierenarts alleen voor zijn of haar eigen veterinair handelen verantwoordelijk is en niet voor het veterinair handelen van een collega. Het college kan zodoende geen oordeel geven over de communicatie tussen klager en de heer V.

5.5. Beklaagde heeft ter zitting verklaard dat zij tijdens de overdracht heeft meegekregen dat het leven van de teef voor het leven van de pups ging en dat er enkel contact moest worden gezocht met klager bij nieuwe medische bevindingen of een verslechterde toestand. Beklaagde heeft conform hetgeen zij heeft meegekregen om 4.00 uur contact opgenomen met klager, te weten het moment dat de toestand van de teef achteruitging en beklaagde is overgegaan tot reanimatie. Op dat moment was het voor beklaagde duidelijk dat de teef het niet zou redden. Zij heeft dit telefonisch aan klager doorgegeven. Beklaagde heeft tevens aan klager toestemming gevraagd om een keizersnede uit te voeren en klager verzocht om zo snel mogelijk naar het dierenziekenhuis te komen. Beklaagde heeft ter zitting geloofwaardig verklaard dat het telefoongesprek tussen haar en klager enkel uit te voorgenoemde punten bestond en derhalve zeer kort duurde. Tijdens het telefoongesprek heeft de assistent de hartmassage overgenomen. De klacht van klager dat beklaagde op het verkeerde moment had gebeld verwerpt het college op grond van het voorgaande. Over de klacht dat beklaagde geen contact had opgenomen op belangrijke momenten oordeelt het college als volgt. Er was om 3.30 uur nog geen aanleiding om contact op te nemen met klager, omdat beklaagde de teef, toen zij onrustig werd, weer rustig had gekregen door de teef op een plank te leggen. Aangezien beklaagde de situatie weer onder controle had, was er voor haar geen aanleiding om contact op te nemen met klager. Zij heeft zodoende conform de afspraken gehandeld. De klacht is ongegrond. De klacht over de communicatie na 1 september 2023 kan tevens niet leiden tot een gegronde klacht, omdat de klacht niet ziet op een veterinaire handeling.

5.6. Voor zover klager heeft aangevoerd dat beklaagde leugens zou hebben verteld, is deze klacht niet nader door klager gespecificeerd en dit is het college ook anderszins niet gebleken. De klacht wordt zodoende ongegrond verklaard.

Controles pups

5.7. Klager verwijt beklaagde dat zij de pups onvoldoende heeft onderzocht, waardoor zij niet wist of de pups stabiel waren. Klager verwijt beklaagde verder dat beklaagde er ten onrechte vanuit is gegaan dat de pups pas vanaf 59 dagen levensvatbaar waren, terwijl de pups levensvatbaar waren 60 dagen na de ovulatie, te weten 31 augustus 2023.

5.8. Beklaagde heeft aangevoerd dat de teef, gelet op haar slechte toestand, veel rust nodig had. Haar collega had de pups vóór de dienst van beklaagde nog gecontroleerd middels een echo. Aangezien er geen reden was om van het plan om de teef te stabiliseren af te wijken, wilde beklaagde de teef niet belasten door opnieuw een echo van haar buik te maken.

5.9. Het college oordeelt als volgt. De teef was op het moment van opname in het dierenziekenhuis 56 dagen drachtig. De teef is zodoende niet opgenomen wegens een naderende bevalling, maar wegens haar slechte gezondheidstoestand. De collega van beklaagde heeft vóór de dienst van beklaagde een echo gemaakt van de pups, waaruit bleek dat de pups nog in leven waren. Voor beklaagde was er daardoor geen aanleiding om de pups in haar dienst opnieuw te controleren. De klacht wordt zodoende ongegrond verklaard.

Methadon

5.10. Klager heeft aangevoerd dat uit onderzoeken blijkt dat Methadon wordt afgeraden tijdens de dracht, omdat Methadon een negatief effect kan hebben op de ongeboren pups. Daarnaast zijn de pups niet gecontroleerd na het toedienen van de Methadon.

5.11. Het college stelt voorop dat in het veterinair tuchtrecht als uitgangspunt geldt dat een dierenarts alleen voor zijn of haar eigen veterinair handelen verantwoordelijk is en niet voor het veterinair handelen van een collega. Het college kan zodoende niet oordelen over het toedienen van Methadon om 21.31 uur.

5.12. Gelet op het gegeven dat de teef pijnstilling nodig had en de teef erg benauwd was, heeft beklaagde naar het oordeel van het college geen onjuiste keuze gemaakt door Methadon toe te dienen. De klacht wordt zodoende ongegrond verklaard.

Onjuiste behandeling / wachten met de keizersnede

5.13. Klager stelt zich op het standpunt dat beklaagde te laat is overgegaan tot het uitvoeren van een keizersnede en dat de reanimatie niet naar behoren is verlopen. Daarnaast heeft beklaagde volgens klager geen of te late beslissingen genomen over het uitvoeren van de keizersnede.

5.14. Volgens beklaagde is er niet voor gekozen om direct bij binnenkomst een keizersnede uit te voeren, omdat de teef slechts op 56 dagen van haar dracht was. De teef verkeerde bovendien in een zeer slechte toestand, waardoor ervoor was gekozen om de teef eerst te stabiliseren. Beklaagde voert daarnaast aan dat aan haar is doorgegeven aan het begin van haar dienst dat klager zou hebben aangegeven dat het leven van de teef voor het leven van de pups ging. In de behandelovereenkomst heeft klager aangegeven dat, indien nodig, de teef gereanimeerd moest worden. Beklaagde heeft er daarom voor gekozen om eerst de teef te reanimeren in de hoop de teef terug te halen om vervolgens een keizersnede uit te voeren toen bleek dat reanimatie niet meer mocht baten.

5.15. Het college oordeelt als volgt. Beklaagde heeft in haar stukken en tijdens de zitting geloofwaardig verklaard dat de teef in een dermate slechte toestand verkeerde dat zij een keizersnede niet zou overleven. De teef sliep slecht, at weinig en braakte bloed, waardoor zij erg was verzwakt. Daarnaast was de kans zeer klein dat de pups de keizersnede zouden overleven, gelet op de duur van de dracht. Beklaagde heeft derhalve eerst geprobeerd de teef te stabiliseren door calcium en medicatie tegen de maag-/darmproblemen toe te dienen. Het college is van oordeel dat beklaagde niet onjuist heeft gehandeld door niet meteen een keizersnede uit te voeren. Om 4.00 uur ’s-nachts stopte de teef met ademen. Beklaagde is toen gestart met het reanimeren van de teef. Beklaagde merkte echter dat de reanimatie de teef niet terug zou brengen. Beklaagde had toen geen aanleiding meer om voor het leven van de teef te gaan. Beklaagde en haar assistent hebben hartmassage toegepast om de bloedtoevoer te stimuleren zodat er bloed bleef gaan naar de pups. Deze handelswijze kan niet als onjuist worden aangemerkt. De klacht is zodoende ongegrond.

Tot leven wekken pups

5.16. Klager stelt zich op het standpunt dat beklaagde onvoldoende heeft gedaan om het leven van de pups te redden.

5.17. Beklaagde heeft, nadat zij constateerde dat ze het leven van de teef niet kon redden, de bloedcirculatie middels hartmassage op gang gehouden zodat de bloedtoevoer naar de pups niet zou stoppen. Tijdens de zitting heeft beklaagde geloofwaardig verklaard dat zij na het telefoongesprek met klager zo snel mogelijk is overgegaan tot het uitvoeren van de keizersnede. Zij heeft de hond naar de voorbereidingskamer gebracht, waar de attributen voor het uitvoeren van een keizersnede klaar lagen. De teef was op dat moment al geschoren wegens de onderzoeken van de dag ervoor. Beklaagde heeft zodoende geen voorbereidende handelingen verricht en was meteen gestart met het uitvoeren van de keizersnede. Na de keizersnede hebben beklaagde en de assistent slijm gezogen bij de pups, de pups drooggewreven en ze warm gewreven met handdoeken. Het college is van oordeel dat de voorgaande handelswijze van beklaagde niet als onjuist kan worden aangemerkt. De klacht wordt zodoende ongegrond verklaard.

5.18. Voor zover nog over andere kwesties is geklaagd, vallen deze verwijten ofwel buiten de reikwijdte van het tuchtrecht, ofwel zijn deze niet komen vast te staan, dan wel van onvoldoende gewicht om er tuchtrechtelijke consequenties aan te moeten verbinden.

5.19. Op grond van het voorgaande wordt de klacht ongegrond verklaard.

6. DE BESLISSING

Het college:

verklaart de klacht ongegrond.

Aldus vastgesteld te ’s-Gravenhage door mr. A.J. Kromhout, voorzitter, en door de leden drs. M. Lockhorst, drs. B.J.A. Langhorst-Mak, drs. J.A.M. van Gils en drs. J.W.J. Nienhuis-Koppes, en uitgesproken in het openbaar op 12 november 2024.