ECLI:NL:TDIVTC:2024:3 Veterinair Tuchtcollege 's-Gravenhage 2022/43
ECLI: | ECLI:NL:TDIVTC:2024:3 |
---|---|
Datum uitspraak: | 15-02-2024 |
Datum publicatie: | 25-04-2024 |
Zaaknummer(s): | 2022/43 |
Onderwerp: | Honden, subonderwerp: Diagnose |
Beslissingen: | Ongegrond |
Inhoudsindicatie: | Dierenarts wordt verweten dat zij tekort is geschoten in het onderzoek en de diagnosestelling ten aanzien van de geopereerde linker voorpoot van de hond van klaagster, als gevolg waarvan (wond)complicaties zijn opgetreden. Klacht ongegrond. |
X,
hierna: klaagster,
tegen
dierenarts Y,
hierna: beklaagde.
1. DE PROCEDURE
Het college heeft kennisgenomen van het klaagschrift, het verweer, de repliek en de
dupliek. Bij de mondelinge behandeling van de zaak op 29 juni 2023 was beklaagde aanwezig.
Klaagster is na afmelding niet verschenen. Na de zitting is uitspraak bepaald.
2. DE KLACHT
Beklaagde wordt verweten, samengevat, dat zij tekort is geschoten in het onderzoek
en de diagnosestelling ten aanzien van de geopereerde linker voorpoot van de hond
van klaagster, als gevolg waarvan (wond)complicaties zijn opgetreden.
3. DE VOORGESCHIEDENIS
3.1. Het gaat in deze zaak om de hond van klaagster, een Whippet met de naam A, geboren
op 19 augustus 2020.
3.2. Op 7 april 2022 is de hond van klaagster bij de kliniek waar beklaagde werkzaam
is door een collega dierenarts geopereerd waarbij een geïnfecteerde plaat in de linker
voorpoot is verwijderd.
3.3. Op 12 april 2022 heeft een consult plaatsgevonden bij een collega dierenarts
van beklaagde waarbij het (spalk)verband is verwisseld. In de patiëntenkaart staat
onder andere genoteerd dat het goed ging met de hond, die kleine stukjes liep en zijn
poot al meer belastte.
3.4. Op 15 april 2022 is de partner van klaagster ‘s avonds met de hond naar de spoedeisende
afdeling van de kliniek gegaan omdat het dier pijn had aan zijn gespalkte poot en
heeft er bij beklaagde een consult plaatsgevonden. Gebleken is dat bij dit consult
in eerste instantie een co-assistent de anamnese en klinisch onderzoek in de polikamer
heeft uitgevoerd en dat beklaagde hier niet bij aanwezig was. Volgens beklaagde is
zij na afloop daarvan samen met de co-assistent naar de hond komen kijken en heeft
ze de partner van klaagster in het Engels te woord gestaan omdat ze geen Nederlands
spreekt en heeft de co-assistent het gesprek vertaald. Volgens beklaagde heeft zij
de hond ook klinisch onderzocht in een andere ruimte (dus niet in de polikamer) en
heeft ze daarna haar bevindingen met de partner van klaagster besproken.
3.5. In het patiëntenverslag staat onder meer bij de anamnese vermeld dat de hond
de gespalkte poot niet wilde belasten en dat de partner van klaagster de spalk en
het verband wilde laten controleren. Ook staat vermeld dat de hond alert en beweeglijk
was, een polsfrequentie van 152 per minuut had, een (normale) lichaamstemperatuur
van 39 °C, roze vochtige slijmvliezen en de extremiteiten een normale temperatuur
hadden.
Blijkens het patiëntenverslag waren er geen zwellingen zichtbaar boven het verband,
dat niet warm of vochtig was. In het patiëntenverslag staat:
“Given buprenorphine 0.02 mg/kg IV
Bandage unwrapped – skin is slightly erythematous but no obvious wounds anywhere.
Removed the fixomull – stuck to the wound and there is some dried discharge. Sutures intact, small area distal to the wound is oozing a little. Placed a non-absorbable bandage on the wound. Rewrapped with soffban and fixomull the way it was before. Walking well with leg after.
Plan/Advies
Recheck with surgery service as planned before.”
De hond is vervolgens met de partner van klaagster mee naar huis gegaan.
3.6. Uit de stukken is gebleken dat er op 21 april 2022 een consult bij een collega
dierenarts heeft plaatsgevonden om de spalk te verwijderen en het verband te verwisselen.
In het patiëntenverslag staat onder meer vermeld dat na het verwijderen van het verband
een drukplek op het olecranon te zien was. De wond is gespoeld, met zalf behandeld
en er is gepolsterd verband aangebracht. Er is geen spalk meer aangebracht.
3.7. Op 24 april 2022 heeft een controleconsult plaatsgevonden omdat de hond zijn
poot helemaal niet meer belastte. Volgens beklaagde heeft op haar verzoek een collega
dierenarts van de afdeling Chirurgie het consult op 24 april 2022 gedaan en zijn er
röntgenfoto’s gemaakt. Blijkens het patiëntenverslag was het olecranon pijnlijk en
is het wondje gespoeld, behandeld met zalf en is er verband aangebracht.
3.8. Omdat bij een wondcontrole op 2 mei 2022 bij een collega dierenarts bleek dat
er sprake was van een duidelijke verslechtering van de wondgenezing is besloten dat
de hond geopereerd moest worden (waarbij de huid distaal van het olecranon over de
wond gehecht zou worden).
3.9. Op 6 mei 2022 is de hond door een collega dierenarts geopereerd en is de wond
gesloten. In het klaagschrift staat dat de wond hierna niet goed genas en dat klaagster
op 20 juni 2022 een andere dierenarts in het kader van een second opinion geeft geconsulteerd,
die onder andere aangaf dat de kans op functieherstel van de poot klein was en sprake
was van atrofie van de spieren tot boven de schouder.
3.10. Klaagster is van mening dat de opgetreden complicatie voorkomen had kunnen worden
als beklaagde adequaat had gehandeld en heeft een klacht bij de kliniek ingediend
over het handelen van beklaagde. Dit heeft echter de bij klaagster bestaande onvrede
over de aan de hond verleende veterinaire zorg niet kunnen wegnemen. Op enig moment
hierna is klaagster de onderhavige procedure tegen beklaagde gestart.
4. HET VERWEER
Beklaagde heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Op dat verweer zal hierna, voor zover
nodig, worden ingegaan.
5. DE BEOORDELING
5.1. In het geding is de vraag of beklaagde tekort is geschoten in de zorg die zij
als dierenarts had behoren te betrachten ten opzichte van de hond van klaagster, met
betrekking tot welk dier haar hulp was ingeroepen, een en ander als bedoeld in artikel
8.15 juncto artikel 4.2 van de Wet dieren. Bij de beantwoording van die vraag gaat
het er naar vaste jurisprudentie niet om of de meest optimale zorg is verleend, maar
of het veterinair handelen van de dierenarts in retrospectief bezien binnen de grenzen
van de redelijke bekwame beroepsuitoefening is gebleven. Hiernaast geldt in het veterinair
tuchtrecht als uitgangspunt dat een dierenarts alleen voor zijn of haar eigen veterinair
handelen verantwoordelijk is en niet voor het veterinair handelen van een collega.
Op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting gaat het college ervan uit
dat beklaagde alleen bij het consult van vrijdagavond 15 op zaterdag 16 april 2022
betrokken is geweest en ligt in deze tuchtzaak derhalve alleen haar veterinair handelen
bij dit genoemde consult ter beoordeling voor.
5.2. Beklaagde wordt verweten dat zij de door de co-assistent afgenomen anamnese niet
heeft gecontroleerd, dat zij de hond heeft onderzocht na sedatie waarover klaagster
onvoldoende is geïnformeerd, dat door de sedatie een juiste diagnose is gemist, dat
zij de zorgen van klaagster over de pijnklachten onvoldoende serieus heeft genomen,
dat zij niet met een specialist dierenarts heeft overlegd en bij de hond een dreigend
drukulcus niet heeft gezien en klaagster ten onrechte heeft gerustgesteld.
5.3. Op 15 april 2022 heeft de partner van klaagster de hond in verband met pijnklachten
aan de linker voorpoot bij de spoedeisende afdeling van de kliniek aangeboden, waar
beklaagde die avond dienst had. Vast staat dat de co-assistent de anamnese heeft afgenomen
en het klinisch onderzoek heeft uitgevoerd, en dat beklaagde daarna de hond van klaagster
ook klinisch heeft onderzocht zonder voorafgaand de reeds afgenomen anamnese volledig
te herhalen.
5.4. Ten aanzien van het verwijt dat beklaagde de door de co-assistent afgenomen anamnese
niet heeft gecontroleerd is het college van oordeel dat de afgenomen anamnese voldoende
volledig was. Beklaagde heeft toegelicht dat de co-assistent de anamnese met haar
heeft besproken en dat zij in het gesprek met de partner van klaagster niet de volledige
anamnese heeft herhaald maar heeft geprobeerd te achterhalen wat voor haar nog onduidelijk
was of mogelijk miste in de anamnese van de co-assistent. Het college ziet geen reden
om dit in twijfel te trekken zodat dit klachtonderdeel ongegrond wordt verklaard.
Wel strekt het in dit geval naar het oordeel van het college tot aanbeveling om als
eindverantwoordelijke dierenarts de anamnese met de diereigenaar te controleren en
te bespreken.
5.5. Wat betreft het verwijt dat beklaagde de door klaagster gemelde pijnklachten
onvoldoende serieus heeft genomen kan uit de stukken worden afgeleid dat beklaagde
bij het consult op 15/16 april 2022 de hond niet heeft gesedeerd, zoals klaagster
heeft gesteld, maar het pijnstillend middel buprenorphine heeft toegediend, hetgeen
het college gelet op het voorkomen van pijn bij de verbandwissel, aanvaardbaar acht
en waaruit blijkt dat beklaagde rekening heeft gehouden met mogelijke pijnklachten.
De lezingen van partijen lopen uiteen over de vraag of beklaagde voor het toedienen
van dit middel toestemming had gevraagd aan de partner van klaagster. Volgens klaagster
heeft de co-assistent hem om toestemming gevraagd. Beklaagde daarentegen heeft gesteld
dat zij de partner van klaagster om toestemming heeft gevraagd. Wat hier ook van zij,
er is toestemming gevraagd en gekregen om het middel toe te dienen.
5.6. Het college ziet verder geen aanleiding om aan te nemen dat door het toedienen
van dit middel een diagnose is gemist en gaat voorbij aan het verwijt dat beklaagde
de (pijn)klachten niet als een dreigend drukulcus heeft herkend. Het door beklaagde
verrichte klinisch onderzoek was voldoende volledig en daaruit kwamen geen aanwijzingen
naar voren voor een ulcus. Dat er nadien door een collega dierenarts een drukplek
is vastgesteld, kan er niet aan afdoen dat het college uit de stukken en het verhandelde
ter zitting niet heeft kunnen concluderen dat er reeds aanwijzingen voor een ulcus
waren tijdens het consult dat bij beklaagde heeft plaatsgevonden. Voorts acht het
college het feit dat beklaagde geen dierenarts gespecialiseerd in chirurgie heeft
geraadpleegd niet verwijtbaar nu daar in de onderhavige situatie, gelet op de bevindingen
van beklaagde, geen concrete aanleiding toe was.
5.7. Voor zover beklaagde wordt verweten dat zij klaagster ten onrechte heeft gerustgesteld,
heeft beklaagde een andere lezing gegeven. Beklaagde heeft gesteld dat zij, zoals
ook in het patiëntenverslag staat, heeft geadviseerd om naar de reeds geplande afspraak
bij de afdeling Chirurgie te gaan en ter zitting toegelicht dat zij bij de partner
van klaagster heeft aangegeven dat bij problemen contact opgenomen moest worden met
de eigen c.q. behandelend dierenarts. Gelet hierop wordt ook dit klachtonderdeel ongegrond
verklaard.
5.8. Voor zover nog over andere kwesties is geklaagd, vallen die verwijten ofwel buiten
de reikwijdte van het tuchtrecht, ofwel zien ze niet op handelen van beklaagde althans
zijn ze naar het oordeel van het college niet van dien aard of van onvoldoende gewicht
om daar tuchtrechtelijke consequenties aan te moeten verbinden.
5.9. Het geheel overziend is voor het college niet gebleken dat beklaagde met betrekking
tot het door haar uitgevoerde onderzoek, behandeling en gemaakte keuzes veterinair
onjuist of nalatig handelen kan worden verweten dat een tuchtmaatregel zou rechtvaardigen.
Dit leidt tot de slotsom dat de klacht ongegrond zal worden verklaard.
6. DE BESLISSING
Het college:
verklaart de klacht ongegrond.
Aldus vastgesteld te ’s-Gravenhage door mr. A.J. Kromhout, voorzitter, en door de
leden drs. B.J.A. Langhorst-Mak, drs. M. Lockhorst, drs. J.A.M. van Gils en drs. Y.
Elte, en uitgesproken in het openbaar op 15 februari 2024.