ECLI:NL:TDIVTC:2024:29 Veterinair Tuchtcollege 's-Gravenhage 2022/97

ECLI: ECLI:NL:TDIVTC:2024:29
Datum uitspraak: 30-09-2024
Datum publicatie: 21-01-2025
Zaaknummer(s): 2022/97
Onderwerp: Overige diersoorten, subonderwerp: -
Beslissingen: Ongegrond
Inhoudsindicatie: Rund. De dierenarts wordt verweten dat hij tekort is geschoten in zijn veterinaire zorg door geen keizersnede uit te voeren bij het rund dat aan het bevallen was, waardoor het rund onnodig lang heeft geleden en uiteindelijk geslacht moest worden. [Ongegrond.]

HET VETERINAIR TUCHTCOLLEGE

-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Uitspraak in de zaak van

X., klager,

tegen

dierenarts Y., beklaagde.

-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

1. DE PROCEDURE

Het college heeft kennisgenomen van het klaagschrift, het verweerschrift, de dupliek en de repliek. De mondelinge behandeling vond plaats op 23 mei 2024. Beide partijen zijn niet op de zitting verschenen. De zaak is door het college in raadkamer besproken en er is uitspraak bepaald.

2. DE KLACHT

Beklaagde wordt verweten, samengevat en zakelijk weergegeven, dat hij tekort is geschoten in zijn veterinaire zorg door geen keizersnede uit te voeren bij het rund dat aan het bevallen was, waardoor het rund onnodig lang heeft geleden en uiteindelijk geslacht moest worden.

3. DE VOORGESCHIEDENIS

3.1. Het gaat in deze zaak om het rund met identificatienummer ‘Z’, dat ten tijde van de gebeurtenissen die tot de onderhavige klacht hebben geleid drachtig was en in het eindstadium van haar draagtijd verkeerde.

3.2. Op 14 januari 2022 heeft de vrouw van klager omstreeks 13.30 uur gebeld naar beklaagde voor een keizersnede bij het rund. De assistent dierenarts is vervolgens naar de boerderij van klager gegaan. De assistent dierenarts heeft geconstateerd dat de vrucht niet meer leefde.

3.3. Beklaagde is enige tijd later op 14 januari 2022 naar de boerderij van klager gegaan. Beklaagde heeft vastgesteld dat het kalf in een dusdanige staat van ontbinding was dat een keizersnede niet verantwoord was. Beklaagde heeft geprobeerd om het kalf via de geboorteweg te verlossen, maar dit bleek niet mogelijk te zijn, omdat het bekken van het kalf niet door het bekken van het rund paste. Beklaagde heeft vervolgens een noodslachting voorgesteld, waar klager uiteindelijk mee akkoord is gegaan. De handelaar van klager heeft de noodslachting geregeld. Het rund is dezelfde dag om 18.00 uur geslacht.

3.4. Klager heeft beklaagde bij brief van 20 januari 2022 aansprakelijk gesteld voor de dood van het rund. Beklaagde heeft de procedure aan zijn verzekeraar VvAA overgedragen. Bij brief van 19 mei 2022 heeft de verzekeraar medegedeeld dat de verzekeraar geen aansprakelijkheid erkent, omdat de adviezen en de diergeneeskundige ingrepen vakinhoudelijk gezien de juiste zijn geweest. Klager is vervolgens deze tuchtrechtelijke procedure gestart.

4. HET VERWEER

Beklaagde heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Op dat verweer zal hierna, voor zover nodig, worden ingegaan.

5. DE BEOORDELING

5.1. In het geding is de vraag of beklaagde tekort is geschoten in de zorg die hij als dierenarts had behoren te betrachten ten opzichte van het rund van klager, met betrekking tot welk dier zijn hulp was ingeroepen, een en ander als bedoeld in artikel 8.15 juncto artikel 4.2. van de Wet dieren. Bij de beoordeling van de klacht geldt als uitgangspunt dat de in het veterinair tuchtrecht te toetsen zorgvuldigheidsnorm niet zo streng is dat alleen de meest optimale diergenees kundige zorg voldoet. De maatstaf is dus niet of het veterinair handelen van beklaagde beter had gekund, maar of hij in de specifieke omstandigheden van het geval en in retrospectief bezien, als redelijk handelend en redelijk bekwaam vakgenoot is opgetreden.

5.2. Volgens beklaagde was er sprake van een stinkende vrucht. Beklaagde stelt zich daarom op het standpunt dat een keizersnede niet mogelijk was, gelet op het risico op peritonitis.

5.3. Klager stelt zich op het standpunt dat er geen sprake was van een stinkende vrucht. Volgens klager stonk de nageboorte niet. Er zat enkel wat bloed in het vruchtwater.

5.4. Het college is van oordeel dat het veterinair juist is om geen keizersnede uit te voeren indien sprake is van een stinkende vrucht. Partijen spreken elkaar echter tegen over de vraag of er sprake was van een stinkende vrucht. Naar vaste tuchtrechtspraak geldt dat, wanneer partijen elkaar tegenspreken over bepaalde feiten en op grond van de beschikbare gegevens door het college niet kan worden vastgesteld van welke lezing moet worden uitgegaan, de klacht met betrekking tot het desbetreffende onderdeel niet gegrond kan worden bevonden. Het college acht echter de feiten zoals die zijn weergegeven door beklaagde aannemelijk. Naast beklaagde heeft ook de assistent dierenarts geconstateerd dat er sprake was van een stinkende vrucht. Dat er sprake was van een stinkende vrucht wordt ook bevestigd door het handelen van beklaagde. Beklaagde heeft er uiteindelijk voor gekozen om het kalf via de geboorteweg te verlossen. Als beklaagde ervoor had gekozen om conform de wens van klager een keizersnede uit te voeren, wat kan worden gezien als een standaardprocedure, dan had deze casus vlotter kunnen worden afgehandeld. Beklaagde heeft echter gekozen voor een ingewikkeldere en tijdrovendere oplossing. Door af te wijken van de standaardprocedure heeft beklaagde zichzelf meer werk bezorgd. Indien een keizersnede tot de mogelijkheden had behoord, acht het college aannemelijk dat beklaagde voor deze oplossing zou hebben gekozen. Dit sterkt het college in haar oordeel dat het aannemelijk is dat sprake was van een stinkende vrucht, waardoor een keizersnede niet tot de mogelijkheden behoorde.

5.5. Klager voert tevens aan dat het rund onnodig lang heeft geleden. Volgens klager heeft het rund gebruld, waaruit hij heeft afgeleid dat het rund veel pijn heeft gehad. Het college merkt hierover op dat een rund vaak brult als aan het kalf wordt getrokken gedurende de bevalling. Dat het rund brulde, betekent zodoende niet dat het rund meer heeft geleden dan bij een bevalling zonder complicaties. Beklaagde had het leed van het rund kunnen verkorten door meteen over te gaan tot een noodslachting, maar het college acht de keuze van beklaagde om eerst een andere mogelijkheid te proberen waarbij het rund in leven zou kunnen blijven niet veterinair onjuist.

5.6. Voor zover klager heeft bedoeld om ook een klacht in te dienen over de wijze waarop beklaagde klager heeft bejegend dan wel met klager heeft gecommuniceerd, geldt naar vaste jurisprudentie dat niet kan worden geklaagd over de wijze waarop een dierenarts met een diereigenaar communiceert of deze bejegent, tenzij de zorg voor het dier daaronder heeft geleden. Niet is gebleken dat het rund heeft geleden door de wijze waarop beklaagde met klager heeft gecommuniceerd of deze heeft bejegend.

5.7. Voor zover nog over andere kwesties is geklaagd, vallen deze verwijten ofwel buiten de reikwijdte van het tuchtrecht, ofwel zijn deze niet komen vast te staan, dan wel van onvoldoende gewicht om er tuchtrechtelijke consequenties aan te moeten verbinden.

5.8. Het vorenstaande leidt tot de volgende beslissing.

6. DE BESLISSING

Het college:

verklaart de klacht ongegrond.

Aldus vastgesteld te ’s-Gravenhage door mr. L.B.M. Klein Tank, voorzitter, en door de leden drs. M. Lockhorst, drs. B.J. Langhorst-Mak, drs. J.A.M. van Gils en A.C.M. van Heuven-van Kats, en uitgesproken in het openbaar op 30 september 2024.

mr. J.B.M. Keijzers, secretaris mr. L.B.M. Klein Tank , voorzitter