ECLI:NL:TDIVTC:2024:27 Veterinair Tuchtcollege 's-Gravenhage 2023/60
ECLI: | ECLI:NL:TDIVTC:2024:27 |
---|---|
Datum uitspraak: | 30-09-2024 |
Datum publicatie: | 21-01-2025 |
Zaaknummer(s): | 2023/60 |
Onderwerp: | Konijnen, subonderwerp: - |
Beslissingen: | Ongegrond |
Inhoudsindicatie: | Konijn. De dierenarts wordt verweten dat zij bij het konijn van klaagster een onjuiste diagnose heeft gesteld en een verkeerde behandeling heeft ingezet. [Ongegrond.] |
HET VETERINAIR TUCHTCOLLEGE
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Uitspraak in de zaak van
X., klaagster,
tegen
dierenarts Y., beklaagde.
-------------------------------------------------------------------------------------------------
1. DE PROCEDURE
Het college heeft kennisgenomen van het klaagschrift, het verweer, de repliek en de dupliek. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 27 juni 2024. Daarbij waren aanwezig klaagster, vergezeld van haar dochter, en beklaagde, bijgestaan door haar gemachtigde, mr. D. Wolfs-Schut. Na de zitting is uitspraak bepaald.
2. DE KLACHT
Beklaagde wordt, naar de kern genomen, verweten dat zij bij het konijn van klaagster een onjuiste diagnose heeft gesteld en een verkeerde behandeling heeft ingezet.
3. DE VOORGESCHIEDENIS
3.1. Het konijn van klaagster waar het in deze zaak om gaat, betrof een voedster met
de naam Z. Het konijn was ten tijde van de gebeurtenissen die tot de onderhavige procedure
hebben geleid vier en een half jaar oud.
3.2. Op 13 juli 2023 is klaagster met Z voor een spoedconsult naar haar vaste dierenarts gegaan, omdat er maden bij het konijn
waren geconstateerd. Deze dierenarts heeft het konijn na onderzoek met spoed doorverwezen
naar een dierenziekenhuis. In het dierenziekenhuis is Z schoongemaakt en heeft zij medicatie toegediend gekregen. Sindsdien was Z volgens klaagster stiller dan normaal, at en dronk ze minder en had ze ook minder
ontlasting.
3.3. Vanaf augustus 2023 ging het volgens klaagster steeds slechter. Het konijn at bijna niet meer, waardoor ze was afgevallen, en haar ontlasting bestond uit kleine keutels en het werden er steeds minder. Op 15 augustus zat er slijm bij haar keutels en daarna had ze geen ontlasting meer.
3.4. In de ochtend van 16 augustus 2023 at Z niet meer, was ze aan het knarsetanden en liet ze haar urine lopen. Klaagster heeft, nadat ze hierover met haar vaste dierenarts telefonisch had gesproken, in de ochtend dwangvoeding gegeven aan Z. Ze is met Z naar de praktijk van beklaagde gegaan, omdat haar vaste dierenarts niet in de gelegenheid was om het konijn te zien.
3.5. Beklaagde heeft Z tegen het einde van de ochtend onderzocht. Ze heeft onder meer de lichaamstemperatuur, anus/vulva en het gebit gecheckt en vond Z erg mager. In het patiëntdossier staan de volgende bevindingen naar aanleiding van een uitgevoerde buikpalpatie: “(…) voel wel onregelmatige structuur, langwerpig, ong 6-7 lang en 2 cm breed van craniaal naar caudaal, pijnlijk, baarmoeder? Maag soepel niet pijnlijk. Rest buik gb”. Beklaagde heeft in het kader van de diagnose het volgende genoteerd: “Gezien Z al erg mager en onregelmatige massa in buik, vermoed al chronisch klachten, waarschijnlijk tumor uitgaande van de baarmoeder. Advies voor bevestigen diagnose echo buik”. Op advies van beklaagde heeft klaagster voor de volgende dag een afspraak gemaakt voor een echo-onderzoek van het abdomen op de praktijk van beklaagde. Ook heeft beklaagde geadviseerd om het konijn te dwangvoeren. Beklaagde heeft Novacam, Prevomax en Metomotyl toegediend en Critical Care-dwangvoeding aan klaagster meegegeven.
3.6. Na thuiskomst heeft klaagster de dwangvoeding toegediend bij Z, die vervolgens voor het eerst sinds lange tijd weer wat groenvoer at. Zes uur later ging Z hard en snel ademen, knarsetanden en maakte ze vreemde bewegingen. Klaagster heeft telefonisch contact opgenomen met de praktijk van beklaagde en een afspraak gemaakt om meteen met Z langs te mogen komen. Toen ze Z oppakte om haar mee te nemen, voelde zij slap aan en had ze stuiptrekkingen. Na enkele minuten is het konijn overleden.
3.7. Klaagster heeft na het overlijden van het konijn per e-mail vragen gesteld aan beklaagde. Beklaagde heeft per e-mail aan klaagster een toelichting gegeven op de door haar gestelde diagnose, de ingezette behandeling en het voorgestelde onderzoek.
3.8. Op enig moment hierna is klaagster de onderhavige tuchtprocedure gestart.
4. HET VERWEER
Beklaagde heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Op dat verweer zal hierna, voor zover
nodig, worden ingegaan.
5. DE BEOORDELING
5.1. In het geding is de vraag of beklaagde is tekortgeschoten in de zorg die zij als dierenarts had behoren te betrachten ten opzichte van het konijn, met betrekking tot welk dier haar hulp was ingeroepen of dat zij anderszins is tekortgeschoten in de uitoefening van haar beroep, een en ander als bedoeld in artikel 8.15 juncto artikel 4.2 van de Wet dieren. Naar vaste jurisprudentie wordt bij de beoordeling van die vraag niet getoetst of de meest optimale zorg is verleend. De maatstaf is dus niet of het handelen van beklaagde beter had gekund, maar of zij in de specifieke omstandigheden van het geval als redelijk handelend en redelijk bekwaam vakgenoot is opgetreden.
5.2. De klacht bevat twee met elkaar samenhangende onderdelen. Klaagster verwijt beklaagde kort gezegd dat zij tijdens het consult op 16 augustus 2023 een verkeerde diagnose heeft gesteld en dat zij in aansluiting daarop een onjuiste behandeling heeft ingezet. Z had volgens klaagster alle symptomen van een maag-/darmverstopping en gasvorming in de maag en buik. Om dit te kunnen vaststellen, had beklaagde direct een röntgenfoto moeten maken en had zij niet moeten aansturen op een echo-onderzoek de volgende dag. Door dit laatste te doen heeft beklaagde volgens klaagster niet voortvarend gehandeld, terwijl op een röntgenfoto veel meer te zien zou zijn geweest. Volgens klaagster hadden in de eerste plaats de maag-/darmverstopping en de gasvorming in de maag en buik moeten worden behandeld. Z had met het oog daarop medicatie voorgeschreven dienen te krijgen. Ook had beklaagde onderhuids vocht moeten toedienen, omdat het konijn niet meer dronk. In plaats daarvan heeft beklaagde de verkeerde medicatie voorgeschreven en geadviseerd het konijn te dwangvoeren. Door Z te dwingen te eten, terwijl haar spijsvertering was gestagneerd, is er volgens klaagster iets in Z ‘geknapt’ en is zij overleden.
5.3. Beklaagde stelt tot haar diagnose te zijn gekomen door van klaagster te hebben vernomen over Z klachten en hetgeen in de maand juli 2023 was voorgevallen en door een klinisch onderzoek uit te voeren. Bij buikpalpatie trof zij in het abdomen een langwerpige, onregelmatige structuur van zes à zeven centimeter aan, die pijnlijk was. Zij heeft in haar e-mailbericht van 24 augustus 2023 aan klaagster daarover gemeld dat deze massa aanvoelde als weefsel en niet als darminhoud. Beklaagde heeft op 16 augustus 2023 geen gasvorming geconstateerd in de maag, die soepel aanvoelde en niet pijnlijk was. Het konijn was volgens beklaagde erg vermagerd, wat gedurende een langere periode gaande was, hetgeen strookte met de door klaagster genoemde omstandigheid dat Z vanaf juli slechter is gaan eten. Dit heeft bij beklaagde geleid tot het vermoeden dat er sprake was van een tumor. Die verdenking kon worden bevestigd door het uitvoeren van een echo-onderzoek, dat om praktische redenen eerst de volgende dag kon worden uitgevoerd. Het zou geen probleem zijn tot de volgende dag te wachten met het echo-onderzoek, omdat volgens beklaagde alles erop duidde dat er geen sprake was van een acuut probleem, maar veeleer van een chronische aandoening.
5.4. Het college overweegt dat beklaagde, gelet op haar onderzoeksbevindingen op 16 augustus 2023 – zoals vermeld in het patiëntdossier – en de daarop gegeven toelichting, een begrijpelijke en verdedigbare waarschijnlijkheidsdiagnose heeft gesteld. Het college gaat voorbij aan de stelling van klaagster dat zij achteraf op internet heeft gelezen dat het konijn alle symptomen had van een maag-/darmverstopping en gasvorming in de maag en buik. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat het college niet in twijfel trekt dat door beklaagde tijdens het consult op 16 augustus 2023 geen gasvorming in de maag is geconstateerd. Dat noch de vaste dierenarts van klaagster, noch de dierenziekenhuisarts op 13 juli 2023 een onregelmatige massa in de buik c.q. een (mogelijke) tumor hebben geconstateerd en dat geen van hen zich er toen over heeft uitgelaten dat het konijn erg vermagerd was rechtvaardigt nog niet de conclusie dat beklaagde met betrekking tot haar onderzoek en diagnostiek tekort zou zijn geschoten. Het college gaat eveneens voorbij aan de stelling van klaagster dat beklaagde niet tot haar waarschijnlijkheidsdiagnose had mogen komen zonder over de patiëntinformatie van de vaste dierenarts van klaagster te beschikken. Gelet op haar onderzoeksbevindingen kan het college beklaagde volgen in haar advies tot een echo-onderzoek van het abdomen, om zo haar verdenking op een tumor bevestigd te kunnen krijgen. Door middel van echo-onderzoek kunnen de weke delen in het abdomen goed in beeld worden gebracht. Het betrof dan ook een begrijpelijk en op haar onderzoeksbevindingen aansluitend onderzoek, waarvoor gemotiveerd en onderbouwd is gekozen boven de door klaagster bepleite röntgenfoto.
5.5. Volgens beklaagde kon niet reeds tijdens het consult op 16 augustus 2023 een echo-onderzoek worden uitgevoerd, omdat haar praktijkgenoot die deze kan uitvoeren en interpreteren, op die dag niet aanwezig was en er eerst de volgende dag weer zou zijn. Het college kan beklaagde volgen in haar voorstel om dit echo-onderzoek de volgende dag te laten uitvoeren. Er waren op 16 augustus onvoldoende klinische aanwijzingen die erop duidden dat Z toestand zodanig (kritiek) was dat het onverantwoord was om nog een dag met dit onderzoek te wachten of dat voorzienbaar zou zijn geweest dat het konijn al binnen zo’n korte termijn zou overlijden.
5.6. De door beklaagde voorgestelde en ingezette behandeling van Z voor de (korte) periode tot aan het echo-onderzoek, acht het college evenmin onjuist. Het advies om het konijn te dwangvoeren, was begrijpelijk tegen de achtergrond van de geconstateerde vermagering – die al een langere periode gaande was – en het vermoeden van een chronisch probleem in de vorm van een tumor in het abdomen, terwijl er geen pijnlijke, harde maag was waargenomen. De door beklaagde voorgeschreven medicijnen hebben een anesthesisch effect op de buik en/of bevorderen (mede) de darmmotiliteit en daarmee het legen van de maag en de darmen. De verkozen medicamenteuze behandeling is naar het oordeel van het college begrijpelijk en niet veterinair onjuist geweest, ook tegen de achtergrond van het toen reeds bij haar aanwezige besef dat Z er slecht aan toe was en dat, afhankelijk van de uitkomst van het echo-onderzoek, mogelijk ook euthanasie als reële behandeloptie zou moeten worden overwogen. Beklaagde dacht hieraan op basis van de door haar gediagnosticeerde, hoogst waarschijnlijk chronische aandoening, waarop de symptomatische behandeling tot aan het echo-onderzoek is gebaseerd.
5.7. Het college deelt niet de overtuiging van klaagster dat de door beklaagde voorgeschreven behandeling, in het bijzonder het toepassen van dwangvoering, tot de dood van het konijn heeft geleid. Op basis van de stukken en bij gebreke van een uitgevoerde sectie, is niet duidelijk geworden wat de precieze oorzaak van het plotselinge overlijden van het konijn is geweest en daarover bestaat geen zekerheid en is iedere aanname speculatief.
5.8. Op grond van het voorgaande wordt de klacht ongegrond verklaard.
6. DE BESLISSING
Het college:
verklaart de klacht ongegrond.
Aldus vastgesteld te ’s-Gravenhage door mr. A.J. Kromhout, voorzitter, en door de
leden drs. M. Lockhorst, drs. B.J.A. Langhorst-Mak, drs. J.A.M. van Gils en drs. C.J.
van Woudenbergh en in het openbaar uitgesproken op 30 september 2024.
mr. J.B.M. Keijzers, secretaris mr. A.J. Kromhout, voorzitter