ECLI:NL:TDIVTC:2024:25 Veterinair Tuchtcollege 's-Gravenhage 2023/23

ECLI: ECLI:NL:TDIVTC:2024:25
Datum uitspraak: 30-09-2024
Datum publicatie: 21-01-2025
Zaaknummer(s): 2023/23
Onderwerp: Honden, subonderwerp: -
Beslissingen: Ongegrond
Inhoudsindicatie: Hond. De dierenarts wordt verweten dat hij tot de euthanasie van een jonge Rottweiler met gedragsproblemen heeft besloten zonder voldoende voorafgaand onderzoek en zonder een gekwalificeerde gedragsdeskundige te raadplegen. Klaagster, een stichting, is gelet op haar doelstelling en haar nauwe betrokkenheid bij en de aard van de onderhavige zaak, ontvankelijk in haar klacht. [Ongegrond.]

HET VETERINAIR TUCHTCOLLEGE

-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Uitspraak in de zaak van

Stichting Rottweiler Nederland, klaagster (hierna: de stichting),

tegen

dierenarts Y., beklaagde.

-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

1. DE PROCEDURE

Het college heeft kennisgenomen van het klaagschrift, het verweer, de repliek en de dupliek. Partijen zijn uitgenodigd voor een mondelinge behandeling van de zaak op 28 maart 2024, maar hebben het college bericht niet ter zitting te zullen verschijnen. De zaak is in raadkamer besproken. Hierna is uitspraak bepaald.

2. DE KLACHT

Beklaagde wordt verweten, in hoofdzaak, dat hij tot de euthanasie van een jonge Rottweiler met gedragsproblemen heeft besloten zonder voldoende voorafgaand onderzoek en zonder een gekwalificeerde gedragsdeskundige te raadplegen.

3. DE VOORGESCHIEDENIS

3.1. De stichting is een dierenwelzijnsorganisatie die blijkens de statuten ten doel heeft: ‘informatie, advies, aanschaf, (acute) hulp na incidenten en plaatsing & herplaatsing van de Rottweiler in Nederland en voorts al hetgeen in de ruimste zin met één en ander verband houdt, daartoe behoort en/of bevorderlijk kan zijn’. De stichting tracht dit doel onder meer te bereiken met pleeggezinnen en het zoeken naar permanente adressen waar de honden ondergebracht kunnen worden.

3.2. Het gaat in deze zaak om de hond Z, een Rottweiler, geboren op 18 april 2021.

In februari 2022 is de hond na bemiddeling door de stichting geadopteerd door W. Blijkens de tot de stukken van het geding behorende contracten is W (hierna: de diereigenaar) vanaf de datum van de overdracht feitelijk eigenaar van de hond, maar kande overeenkomst met onmiddellijke ingang door de stichting worden ontbonden indien de hond bijvoorbeeld aan een derde wordt afgestaan zonder toestemming van de stichting, er met de hond wordt gefokt en/of de hond niet goed wordt verzorgd. Verder is contractueel vastgelegd dat euthanasie alleen is toegestaan indien er sprake is van ondraaglijk lijden dat niet meer verholpen kan worden. Indien sprake is van euthanasie wegens gedragsproblemen c.q. bijtincidenten dient door een door de stichting aan te wijzen onafhankelijke gedragstherapeut te worden beoordeeldof de hond mag worden geëuthanaseerd wegens ‘niet te corrigeren’ gevaarlijke gedragselementen, waarbij de stichting altijd het beslissingsrecht heeft.

3.3. Op 5 juli 2022 is de hond gecastreerd door een collega-dierenarts van de praktijk waar ook beklaagde werkzaam is.

3.4. Tot het dossier behoren diverse stukken (onder meer een e-mailbericht 3 april 2023 gericht aan beklaagde, een bij dupliek gevoegde reactie en een e-mailwisseling tussen de diereigenaar en de geraadpleegde gedragstherapeut) waarin de diereigenaar het gedrag van de hond heeft beschreven en zijn kant van het verhaal nader heeft toegelicht. In deze stukken heeft de diereigenaar beschreven dat de hond, sinds hij in de zomer van 2022 naar een kennel was geweest, binnenshuis slecht luisterde, in de handen van de gezinsleden beet en tegen hen opsprong. De diereigenaar heeft een muilkorf aangeschaft en een gedragsdeskundige ingeschakeld, die de hond op 19 oktober 2022 in de thuissituatie heeft geobserveerd en trainingsoefeningen heeft geadviseerd. De diereigenaar stelt dat in eerste instantie verbetering optrad, maar dat het gedrag daarna weer ernstig verslechterde, in die zin dat de hond zonder aanleidingbegon te bijten en ook buitenshuis erg onrustig was, in de lucht hapte en vaak rondjes draaide en in zijn staart probeerde te bijten.

3.5. In de loop van 2022 heeft de diereigenaar contact opgenomen met de stichting. Gebleken is dat de stichting hem op de mogelijkheid van een scan heeft gewezen. De diereigenaar heeft aangegeven dat hij de daaraan verbonden kosten te hoog vond en dat hij vervolgens door de stichting is doorverwezen naar twee gedragsdeskundigen. De diereigenaar stelt dat deze gedragsdeskundigen een tegenovergestelde visie hadden en geen passende oplossing boden voor de gedragsproblemen van de hond.

3.6. Op 16 januari 2022 is de diereigenaar met de hond bij een collega-dierenarts van beklaagde op consult geweest. Deze dierenarts heeft omtrent dit consult – voor zover van belang – in de patiëntenkaart genoteerd:

“agenda - Consult: Z valt extreem af volgens eigenaren. Likt verder erg veel aan achterste. Gedragsproblemen

algemeen –anamneses: Sometimes diarrhea. Bites and cews his tail and front nails. Severe behavioralproblems

Very picky eater

bevindingen : Very agitated. Could not be examined properly. Maybe sensitive to the back area. Anal glands were full but not inflamed

diagnose:

advies / therapie : Advised gardia test first, they will come back with the sample”

3.7. Op 21 maart 2023 is de diereigenaar met de hond bij beklaagde op consult geweest. De hond vertoonde agressief gedrag naar de eigenaar en het personeel van de praktijk en moest uiteindelijk onder algehele narcose worden gebracht om lichamelijk onderzoek mogelijk te maken. Beklaagde heeft de hond onderzocht, maar geen lichamelijke oorzaak voor de gedragsproblemen kunnen vinden. Na overleg is besloten de hond te euthanaseren. Beklaagde heeft daarover uitgebreidgerapporteerd en in de patiëntenkaart:

“agenda – Consult: laat zeer afwijkend gedrag zien en bijt thuis de eigenaren

algemeen - anamnese: Dit is de 3e Rottweiler van eigenaar. Hebben Z met ongeveer één jaar gekregen via een stichting. Z is een herplaatste Rottweiler. De eigenaar heeft echter zonder tussenkomst van de stichting de hond zelf opgehaald bij de voormalige eigenaar. De hond heeft geen officiële stamboom vlgs eigenaar. Z heeft de eigenaar en verschillende gezinsleden al diverse malen vanuit het niets aangevallen en tot bloedens toe gebeten. Daarna is een arts geconsulteerd. Eig laat de littekens in de handen zien. Ook zijn er meerdere bijna bijtincidenten geweest. Z is op 5 juli 2022 in onze praktijk gecastreerd. Eigenaar heeft in het najaar van 2022 een hondengedragstherapeut ingeschakeld, V. De gedragstherapeut is bij de eigenaar aan huis geweest en heeft trainingsadviezen gegeven. De eigenaar is gaan trainen en het ging toen iets beter. Maar de laatste maanden bijt Z vanuit het niets, zonder te grammen of te waarschuwen. Z is heel onrustig en reageert buiten ook op andere honden. Hij hapt de hele tijd ook loos in de lucht. Hij gedraagt zich erg afwijkend. Eig heeft een muilkorf aangeschaft. Ook heeft eigenaar contact opgenomen met de stichting omdat het helemaal niet goed ging met het gedrag van Z . Eigenaar heeft daarna twee andere gedragstherapeuten gesproken die volgens hem tegenstijdige adviezen gaven. Ongeveer anderhalve week voor het bezoek van vandaag heeft eig gebeld met mevr. U [college: verbonden aan de stichting] dat het echt helemaal fout ging en de situatie onhoudbaar was. Mevr U wilde de hond laten ophalen om opnieuw te gaan herplaatsen, maar zij gaf eigenaar aan dat er niemand beschikbaar was om de hond op te halen. Eig heeft toen aangegeven dat zij op eigen initiatief (opnieuw) naar de dierenarts zouden gaan voor beoordeling van de situatie. Eigenaar heeft mevrouw U aangegeven dat ze niet wilden dat Z opnieuw in een herplaatsingstraject terecht zou komen. Eigenaar geeft aan dat de stichting zelf in al die maanden de eigenaar op geen enkele manier heeft geholpen of bijgestaan of contact heeft gezocht met eigenaar in het gedragsprobleem met Z .

Eig geeft aan bang voor de hond te zijn geworden. Z is wat afgevallen maar heeft verder geen duidelijke andere medische symptomen, Het eten, drinken, plassen en poepen zijn niet afwijkend. Eig ziet geen stijfheid bij opstaan of kreupelheid. Ook zien ze geen pijnlijkheid of stijfheid bij opstaan/liggen etc.

bevindingen : Ai: Gedraagt zich zeer agressief naar eigenaar, omstanders en andere dieren in de wachtkamer. Heeft al een muilkorf om. Is niet te benaderen voor lichamelijk onderzoek. Dit wil ik op de grond uitvoeren en niet op tafel gezien het gedrag van Z . Z wil onmiddellijk en zonder waarschuwing bijten door de muilkorf heen en is zeer geagiteerd. Z heeft verder een goede verzorgings- en voedingstoestand, er zijn geen in het oog springende klinische afwijkingen anders dan het gedrag.

Z wordt daarom IM gesedeerd met medetomidine 0,01 mg/kg) en butorfanol (0,1 mg/kg) beide IM.

Zelfs na sederen valt Z nog zonder waarschuwing uit naar omstanders om te bijten, zowel naar de diereigenaren als het personeel van de dierenartspraktijk. Gelukkig hebben we de muilkorf ook tijdens de sedatie om gelaten.

Z wordt met IM anesthesie (ketamine) 8mg/kg IM verder onder narcose gebracht.

Onder anesthesie: De heupregio en lendenen zijn goed bespierd. Bij inspectie/palpatie van de rug, staartbasis en de staart zelf worden geen afwijkingen waargenomen. Anale klieren zijn niet overvuld of ontstoken. De buikpalpatie is niet afwijkend, De huid, beharing en hoornige structuren zijn niet afwijkend. De Lykn mand. en lykn popi. zijn niet vergroot of afwijkend. De prescapulaire en axillaire lykn zijn niet palpeerbaar.

Ausc reine harttonen, geen souffles. Het perineum ziet er normaal uit. De anaalklieren zijn niet overvuld of ontstoken. Orthop oz: Voetzolen gb. Tarsi, carpi, ellebogen, en knieën zijn niet verbreed, niet overvuld en crepiteren niet, Normale passieve bewegingen schouder, elleboog en heup. Ortolani -

Ik kan geen lichamelijke afwijkingen vaststellen die het agressieve gedrag kunnen verklaren. Om verdere medische oorzaken voor het ernstige gedragsprobleem verder uit te sluiten kan aanvullend onderzoek worden gedaan.

Eig wil geen aanvullend onderzoek.

diagnose: Ernstig agressief gedragsprobleem. Ik kan geen medisch probleem vinden wat de oorzaak zou zijn van het ernstig achteruitgegane gedragsprobleem. Aanvullend onderzoek is mogelijk.

Eigenaar: Thuis is een zeer gevaarlijke situatie ontstaan. Aangezien Z eerder herplaatst is, intensieve hulp aan huis met een erkend hondengedragstherapeut heeft onvoldoende resultaat opgeleverd. Het meerdere keren veroorzaken van bijttrauma bij alle gezinsleden en de medische behandelingen die daarop hebben gevolgd en het aanzienlijke risico op recidief, plus het zeer agressieve gedrag in de wacht- en spreekkamer, is opnieuw herplaatsen geen verantwoordelijke keus. Het risico op nieuwe slachtoffers en gevaar voor de volksgezondheid is groot. De eigenaar wil zelf absoluut geen nieuwe herplaatsing, omdat hij dit onverantwoord vind. Eigenaar wil geen aanvullend onderzoek. Opnieuw herplaatsen is ook in mijn ogen geen reële optie. Eigenaar verzoekt zeer geëmotioneerd om euthanasie.

De beslissing om na intensieve gedragstherapie het leven van je huisdier te beëindigen valt eigenaren begrijpelijk erg zwaar. Ik heb eigenaar nadrukkelijk gevraagd of hij de enige en officiële eigenaar is van Z en of hij volledig beslissingsbevoegd is over Z . Op beide vragen antwoordt eigenaar bevestigend. De 10-chip van Z is uitgelezen en gecontroleerd. De chip staat op naam van de eigenaar.

(…)

Het verzoek tot euthanasie vind ik, hoe ingrijpend ook, gezien de gehele historie en situatie rondom Z zeer reëel. In mijn optiek is euthanasie vooral de meest veilige en verantwoordelijke beslissing. En hoe naar ook, naar Z wellicht ook wel de meest eerlijke. Op basis van de historie van Z (eerder herplaatst), het meervoudig bijttrauma, het agressieve gedrag thuis naar eigenaar en naar omstanders en personeel op de dierenartspraktijk, het feit dat eerder ingeschakelde hulp van een gedragstherapeut en training geen succes heeft opgeleverd en tot slot dat Z een direct, ernstig en reëel (levens)gevaar vormt voor zijn eigenaar, voor andere mensen (in het bijzonder kinderen) en voor andere dieren, ook vandaag hier in de praktijk, heeft mij er toe doen besluiten om, met pijn in het hart, voor zowel de eigenaar als voor mij als dierenarts, te voldoen aan het dringende verzoek van eigenaar tot euthanasie van zijn huisdier.”

3.8. De euthanasie heeft nog diezelfde dag plaatsgevonden. Op verzoek van de diereigenaar heeft beklaagde contact opgenomen met de stichting en toegelicht waarom tot euthanasie is besloten. Uit het dossier leidt het college af dat er vervolgens contact is geweest tussen de stichting en de diereigenaar, waarbij is gesproken over crematie en het doen van postmortaal onderzoek. De diereigenaar heeft beklaagde laten weten daarvoor geen toestemming te geven. Daarop is het kadaver afgevoerd.

3.9. Hierna is de stichting de onderhavige tuchtprocedure gestart.

4. HET VERWEER

Beklaagde heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Op dat verweer zal hierna, voor zover nodig, worden ingegaan.

5. DE BEOORDELING

Ontvankelijkheid Stichting Rottweiler Nederland

5.1. Het Veterinair beroepscollege heeft eerder (VB 2020/09, ECLI:NL:TDIVBC:2020:9) bepaald, kortgezegd, dat ook rechtspersonen middels een tuchtprocedure kunnen opkomen voor de belangen die zij krachtens hun statutaire doelstellingen en blijkens hun feitelijke werkzaamheden behartigen. Gelet op de hiervoor beschreven doelstelling en haar nauwe betrokkenheid bij en de aard van de onderhavige zaak, oordeelt het college de stichting ontvankelijk in haar klacht.

Inhoudelijk

5.2. In het geding is de vraag of beklaagde tekort is geschoten in de zorg die hij als dierenarts had behoren te betrachten ten opzichte van de hond, met betrekking tot welk dier zijn hulp was ingeroepen dan wel of hij anderszins tekort is geschoten in de uitoefening van zijn beroep, een en ander als bedoeld in artikel 8.15 juncto artikel 4.2 van de Wet dieren.

5.3. Ingevolge artikel 2.10, eerste lid, van de Wet dieren is het verboden om dieren behorend tot bij algemene maatregel van bestuur aangewezen diersoorten of diercategorieën – waaronder honden – te doden, behoudens in gevallen waarin een dier wordt gedood voor de bedrijfsmatige productie van dierlijke producten of in bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen.

5.4. Als gevallen als bedoeld in artikel 2.10, eerste lid, van de wet Dieren zijn in artikel 1.10 van het Besluit houders van dieren gevallen aangewezen waarin:

  1. een dier wordt gedood ter beëindiging of voorkoming van onmiddellijk gevaar voor mens of dier;
  2. een dierenarts heeft vastgesteld dat doden in het belang van het dier is;
  3. dat doden bij of krachtens enig wettelijk voorschrift of ingevolge een EU-verordening is voorgeschreven;
  4. een dier wordt gedood ter beëindiging van ondraaglijk lijden van het dier;
  5. een dier wordt gedood vanwege niet te corrigeren gevaarlijke gedragskenmerken.

5.5. De stichting verwijt beklaagde het besluit tot euthanasie te hebben genomen zonder voldoende onderzoek naar de gedragsproblemen te hebben gedaan of een gekwalificeerde gedragsdeskundige te hebben geraadpleegd. Zij voert in dit verband aan dat beklaagde eerst tot euthanasie had mogen overgaan, nadat een lichamelijke oorzaak was uitgesloten en door een gedragsdeskundige was vastgesteld dat i) de hond een gevaar vormde voor zijn omgeving en ii) het gedrag onomkeerbaar was.

5.6. Het college stelt voorop dat de stichting in haar stukken verwijst naar het contract dat de diereigenaar met haar heeft gesloten, waarin onder meer voorwaarden zijn opgenomen op grond waarvan tot euthanasie kan worden besloten. Dit contract gold evenwel in de relatie tussen de stichting en de diereigenaar. Beklaagde was geen partij bij deze overeenkomst en als zodanig ook niet gebonden aan eventuele afspraken die de stichting met de diereigenaar heeft gemaakt. Wel dient een dierenarts overeenkomstig de wettelijke regelgeving en de zorgvuldige beroepsuitoefening te handelen bij het nemen van een beslissing om tot euthanasie over te gaan. Het staat een dierenarts vrij om daarbij al dan niet deskundige hulp van andere professionals in te roepen. De dierenarts heeft de zelfstandige bevoegdheid dergelijke beslissingen te nemen, waarbij het wél mogelijk is dat hij zijn beslissing voor de tuchtrechter moet verantwoorden, zoals hier het geval is. Het is dan aan de tuchtrechter om te beoordelen of de dierenarts in veterinair opzicht verwijtbaar onjuist of nalatig heeft gehandeld.

5.7. Beklaagde heeft in de stukken een groot aantal feiten en omstandigheden opgesomd, die hem – in samenhang bezien – hebben gebracht tot zijn beslissing om in te stemmen met het euthanasieverzoek van de diereigenaar. Zo heeft hij zich gebaseerd op de in de patiëntenkaart opgenomen verklaring van de diereigenaar omtrent het gedrag van de hond, welke verklaring werd ondersteund door de littekens op de hand van de diereigenaar en op het door hem zelf en door zijn collega waargenomen agressieve gedrag van de hond tijdens de consulten op 16 januari 2023 en 21 maart 2023. Verder heeft beklaagde meegewogen dat i) tijdens de consulten geen lichamelijke oorzaak voor het gedrag van de hond aan het licht was gekomen, ii) de diereigenaar reeds drie gedragsdeskundigen had geconsulteerd, waarvan één de hond in de thuissituatie had geobserveerd, maar dat hun adviezen niet tot een blijvende gedragsverandering hadden geleid, iii) de kans op een nieuw bijtincident groot was, en iv) herplaatsing in de onderhavige situatie geen reële optie was.

5.8. Gelet op de door beklaagde beschreven feiten en omstandigheden kan het college volgen dat hij het risico op bijtincidenten en letsel hoog inschatte en de bescherming van mensen en dieren in het algemeen en het gezin van de diereigenaar in het bijzonder zwaarder heeft laten wegen dan het leven van de hond. Naar het oordeel van het college heeft beklaagde bij het maken van die afweging voldoende zorgvuldigheid betracht. Beklaagde heeft naar het oordeel van het college voldoende uitgevraagd en bevestiging gekregen van het aanhoudende

gevaarzettende gedrag van de hond en daarnaast een grondig klinisch onderzoek uitgevoerd, dat niet wees op een lichamelijke oorzaak voor dat gedrag. Hij heeft van zijn bevindingen uitvoerig verslag gedaan en zijn beslissing afdoende gemotiveerd. Verwezen wordt naar de notities in de patiëntenkaart zoals hiervoor in 3.7 weergegeven. Voor het college is genoegzaam vast komen staan dat er sprake was van ernstige en onhoudbare gedragsproblematiek zonder reëel perspectief op verbetering. Hoewel in beginsel nog aanvullend (neurologisch) onderzoek had kunnen worden verricht, ziet het college onvoldoende aanleiding om te oordelen dat beklaagde tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door qua onderzoek niet het gehele veterinaire arsenaal te hebben uitgeput of nog een gedragskundige te hebben ingeschakeld, alvorens tot euthanasie is besloten.

5.9. Voor zover de stichting beklaagde nog verwijt het kadaver van de hond ter destructie te hebben aangeboden, waardoor een postmortaal onderzoek en een crematie niet meer mogelijk waren, wordt het volgende overwogen. Beklaagde heeft middels onder meer het uitlezen van de chip en het stellen van vragen bevestigd gekregen dat de diereigenaar ook daadwerkelijk de officiële enige eigenaar van de hond was. Dit brengt mee dat beklaagde ervan uit mocht gaan dat de diereigenaar beschikkingsbevoegd was om beslissingen met betrekking tot de hond te nemen. Niet in geschil is dat de diereigenaar ervoor heeft gekozen geen toestemming voor crematie of postmortaal onderzoek te geven. Van beklaagde hoefde niet te worden gevergd zich te mengen of te verdiepen in een discussie hierover tussen de stichting en de diereigenaar. Het college is van oordeel dat beklaagde geen tuchtrechtelijke norm heeft geschonden door het kadaver van de hond conform de wens van de diereigenaar te laten afvoeren.

5.10. Op grond van het voorgaande wordt de klacht ongegrond verklaard.

6. DE BESLISSING

Het college:

verklaart de klacht ongegrond.

Aldus vastgesteld te ’s-Gravenhage door mr. A.J. Kromhout, voorzitter, en door de leden drs. M. Lockhorst, drs. J.A.M. van Gils, drs. B.J.A. Langhorst-Mak en drs. Y. Elte, en uitgesproken in het openbaar op 30 september 2024.

mr. J.B.M. Keijzers, secretaris mr. A.J. Kromhout, voorzitter