ECLI:NL:TDIVTC:2024:22 Veterinair Tuchtcollege 's-Gravenhage 2023/39
ECLI: | ECLI:NL:TDIVTC:2024:22 |
---|---|
Datum uitspraak: | 12-09-2024 |
Datum publicatie: | 21-01-2025 |
Zaaknummer(s): | 2023/39 |
Onderwerp: | Honden, subonderwerp: - |
Beslissingen: | Ongegrond |
Inhoudsindicatie: | Hond. Dierenarts wordt verweten dat hij tijdens een ovariëctomie bij de hond de milt onherstelbaar heeft beschadigd, waarna deze is verwijderd, met als gevolg dat de hond gezondheidsklachten heeft gekregen. [Ongegrond] |
HET VETERINAIR TUCHTCOLLEGE
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Uitspraak in de zaak van
X., klager,
tegen
dierenarts Y., beklaagde.
-------------------------------------------------------------------------------------------------
1. DE PROCEDURE
Het college heeft kennisgenomen van het klaagschrift, het verweer, de repliek en de dupliek. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 23 mei 2024. Klager was daarbij aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde, mevr. mr. H.E. Rommelaar-Bezemer. Beklaagde was eveneens aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. T.A.M. Van Oosterhout. Na de zitting is uitspraak bepaald.
2. DE KLACHT
Beklaagde wordt verweten dat hij tijdens een ovariëctomie bij de hond van klager de milt onherstelbaar heeft beschadigd, waarna deze is verwijderd, met als gevolg dat de hond gezondheidsklachten heeft gekregen.
DE VOORGESCHIEDENIS
3.1. Het gaat in deze zaak om de hond van klager, een Rhodesian Ridgeback (teef), geboren in november 2021.
3.2. Op 10 maart 2023 is de hond conform afspraak bij beklaagde op de praktijk aangeboden voor een ovariëctomie. Beklaagde heeft in verweer zijn operatiemethode als volgt beschreven:
‘We laten de eigenaar indien gewenst bij de inductie van de narcose, omdat dit vaak prettiger is voor de patiënt. Vervolgens wordt de patiënt geïntubeerd en wordt een intraveneus katheter geplaatst. Ze wordt aangesloten op de pulsoxymeter en de capnograaf. Zij ademt gedurende de ingreep 100% zuurstof. Het operatieveld wordt geschoren, gewassen en gedesïnfecteerd. Ik en een assistente wassen zich en kleden ons steriel voor ingreep. De patiënt wordt afgedekt met een steriele plastic doek en de operatie-set wordt steriel uitgestald op de operatietafel, bedekt met ook een steriele plastic doek. Ik maak een snee in huid. Prepareer het subcutaan vet van de linea albea. Vervolgens maak ik snee in de linea albea. Dit is zoals bekend een vervelend moment omdat er geen zicht is op de buikorganen. De linea albea wordt zo ver mogelijk omhoog getild en er wordt een snede gemaakt die vervolgens wordt verlengd met een schaar. Dit is het moment dat ik zag dat de milt sterk vergroot was. Ik haal met een uterushaak de ovaria uit het abdomen. De ovariumsteel (mesovarium, arterie en vena ovarica en het ligamentum suspensorium) wordt geïdentificeerd en geïsoleerd van de rest van het ligamentum latum. Tussen de uterushoorn en het ovarium wordt de arteria uterina afgeklemd met een arterieklem. Vervolgens wordt de ovariumsteel afgebonden met Novosyn 1. Dit doe ik altijd dubbel. Daarna worden de uterushoorn met zijn vaten afgebonden met Novosyn 1, ook dubbel. Dan verwijderen wij het andere ovarium op dezelfde manier. Eerst de linker en daarna de rechter. Vervolgens zou ik het abdomen en subcutis met knoophechtingen en de huid met subcutane hechtingen Novosy 2-0 sluiten (.…….) ’.
3.3. Zoals vermeld constateerde beklaagde gaandeweg de operatie dat de milt sterk vergoot was. Beklaagde heeft besloten tot een nadere inspectie en daartoe de initiële operatiesnede naar craniaal vergroot en de milt van craniaal naar caudaal beoordeeld. Beklaagde constateerde dat de milt doorliep tot in de bekkenholte en dat er een snee aanwezig was in het caudale deel van de milt van 6 cm lang en 5 mm diep, dwars lopend op de lengterichting van de milt, die direct begon te bloeden, terwijl er voordien geen sprake was geweest van (extra) bloedverlies.
3.4. Beklaagde heeft vervolgens getracht het kapsel van de milt te hechten, hetgeen aanvankelijk succesvol leek. Toen deze bij terugplaatsing in de buikholte direct weer begon te bloeden, heeft beklaagde de milt verwijderd en na de operatie klagers geïnformeerd over het gebeurde.
3.5. Partijen zijn hierna met elkaar in gesprek getreden, maar verschillen van mening of beklaagde daarbij zou hebben erkend dat hij een medische fout had gemaakt. Klager stelt dat de hond voor de operatie een sportieve, fitte en gezonde hond was, waarmee hij en zijn partner regelmatig hardliepen en dagelijks 15 tot 20 kilometer wandelden. Na de operatie is het uithoudingsvermogen verminderd en kan de hond minder lang wandelen en niet meer hardlopen. Klager stelt verder dat er sprake is van een gedragsverandering in de zin van een gestreste hond die veel kapot maakt en veel meer drinkt en niet goed zindelijk is, waardoor ze in de nacht moet worden uitgelaten en er zorgen zijn over eventuele toekomstige kosten.
3.6. Uit de stukken is gebleken dat de aansprakelijkheidsverzekeraar van de praktijk van beklaagde een financiële claim van klager heeft afgewezen. Ook overige correspondentie en communicatie heeft niet tot een vergelijk tussen partijen geleid. Hierna is klager de onderhavige tuchtprocedure gestart.
4. HET VERWEER
Beklaagde heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Op dat verweer zal hierna, voor zover
nodig, worden ingegaan.
5. DE BEOORDELING
5.1. In geschil is de vraag of beklaagde tekort is geschoten in de zorg die hij als dierenarts had behoren te betrachten ten opzichte van de hond van klager, met betrekking tot welk dier zijn hulp was ingeroepen of dat hij anderszins tekort is geschoten in de uitoefening van zijn beroep, een en ander als bedoeld in artikel 8.15 juncto artikel 4.2 van de Wet dieren. Naar vaste jurisprudentie wordt bij de beoordeling van die vraag niet getoetst of de meest optimale zorg is verleend. De maatstaf is dus niet of het handelen van beklaagde beter had gekund, maar of hij in de specifieke omstandigheden van het geval als redelijk handelend en redelijk bekwaam vakgenoot is opgetreden. Een ander uitgangspunt in het veterinair tuchtrecht is dat het college niet oordeelt over financiële geschilpunten tussen partijen.
5.2. Beklaagde heeft na de ingreep foto’s van de verwijderde milt gemaakt, die in het geding zijn gebracht. Op basis daarvan staat voor het college genoegzaam vast dat de milt een abnormaal grote omvang had. Het college gaat er overigens vanuit dat, voor zover klager heeft gesteld uit een gesprek met beklaagde te hebben begrepen dat de foto’s van de verwijderde milt een vertekend beeld geven omdat het postoperatief leegbloeden tot vergroting van de milt zou hebben geleid, dit klaarblijkelijk op een misverstand of miscommunicatie berust. Immers zou het leegbloeden eerder tot een vermindering van de omvang van de milt hebben geleid (de arterieklemmen waren ook reeds verwijderd).
5.3. Op basis van de stukken en de toelichting ter zitting heeft beklaagde een gangbare en standaard operatietechniek met betrekking tot de ovariëctomie gehanteerd, die onder normale omstandigheden niet als onveilig of specifiek risicovol kan worden gekwalificeerd. Het college trekt ook niet in twijfel dat beklaagde, zoals hij heeft verklaard, veel ervaring heeft met deze operatiemethode en wekelijks meerdere teven op deze wijze succesvol behandelt. Het college trekt verder niet in twijfel dat, zoals beklaagde heeft toegelicht, het verwijderen van de ovaria als zodanig soepel en vlot is verlopen.
5.4. Naar het oordeel van het college heeft beklaagde na het verwijderen van de ovaria en voorafgaande aan het sluiten van het abdomen op goede gronden besloten tot een nadere controle van de tijdens de ingreep waargenomen sterk vergrote milt, om te bezien of er sprake zou kunnen zijn van een milttorsie. Beklaagde heeft de snede na de ovariëctomie in het abdomen verlengd en bij inspectie een snee in de milt ontdekt van ongeveer 6 cm lang en 5 mm diep. Dat er tot dan nog geen sprake was geweest van bloedverlies vanuit de milt, zou kunne n worden verklaard door het feit dat deze tegen de buikwand aandrukte. Beklaagde heeft in de gegeven omstandigheden een begrijpelijke keuze gemaakt door te trachten het kapsel van de milt te hechten. Dit heeft echter niet kunnen voorkomen dat de wond bij terugplaatsing in de buikholte direct weer is gaan bloeden. De beslissing om de milt hierna te verwijderen is naar het oordeel van het college juist geweest, nu er sprake bleef van bloedverlies (naar inschatting enkele ml per minuut bij een patiënt in rugligging), dat niet kon worden gestelpt. Hierdoor bestond de reële kans op doodbloeden en zou het onverantwoord zijn geweest om de milt te laten zitten.
5.5. Met betrekking tot de vraag of beklaagde tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld ten aanzien van de beschadiging van de milt, merkt het college vooraf op dat aan iedere operatie in meerdere of mindere mate risico’s kleven. Waar klager overigens heeft gesteld dat beklaagde tijdens het postoperatief gevoerde gesprek heeft erkend een medische fout te hebben gemaakt en dat in de patiëntenkaart de woorden ‘milt geraakt’ staan genoteerd, stelt beklaagde dat deze laatste opmerking door hem enkel als mogelijkheid is vermeld, maar dat hij wél heeft gezegd de volle verantwoordelijkheid te nemen voor hetgeen er tijdens de operatie was gebeurd, reden waarom uit coulance ook geen kosten in rekening zijn gebracht. Hoe het ook zij, op basis van de stukken en hetgeen ter zitting is besproken, moet het er naar het oordeel van het college voor worden gehouden dat de snede in de milt door beklaagde zelf tijdens de ingreep is veroorzaakt. Maar er is hier naar het oordeel van het college sprake geweest van een onfortuinlijke en uiterst zeldzame complicatie, die zijn oorzaak - naar eerst gedurende de ingreep bleek - vond in de bijzondere omstandigheid dat de milt exceptioneel vergroot was. Hierdoor bestond de zeer aanzienlijke maar voor beklaagde tevoren onvoorziene kans dat deze door hem geraakt kon worden. Nu het college geen aanknopingspunten heeft om te concluderen dat beklaagde bij het insnijden van de buikholte of anderszins te gehaast, onzorgvuldig of verwijtbaar nalatig te werk is gegaan, wordt onvoldoende aanleiding gezien om tuchtrechtelijke consequenties te verbinden aan de ontstane snede in de milt, ook al wordt ervan uitgegaan dat deze door beklaagde zelf is veroorzaakt. Verder geldt dat met betrekking tot de gezondheidsklachten die er na de operatie bij de hond zijn opgetreden het causale verband met de miltverwijdering niet zonder meer kan worden aangenomen. Uit het verhandelde ter zitting heeft het college begrepen dat de stressklachten van de hond zijn verminderd en niet gebleken is dat er met betrekking tot de overige klachten nader onderzoek is ingesteld, terwijl enkele klachten -urineverlies en gedragsverandering- ook niet ongebruikelijke gevolgen zouden kunnen zijn van een sterilisatie c.q. ovariëctomie.
5.6. Het geheel overziend is voor het college niet komen vast te staan dat er aan de zijde van beklaagde sprake is geweest van een verwijtbaar veterinair tekortschieten dat een tuchtmaatregel rechtvaardigt. De klacht wordt ongegrond verklaard.
6. DE BESLISSING
Het college:
verklaart de klacht ongegrond.
Aldus vastgesteld te ’s-Gravenhage door mr. L.B.M. Klein Tank, voorzitter, en door
de leden drs. M. Lockhorst, drs. B.J.A. Langhorst-Mak, drs. J.A.M. van Gils en drs.
A.C.M. van Heuven-van Kats en in het openbaar uitgesproken op 12 september 2024.
mr. J.B.M. Keijzers, secretaris mr. L.B.M. Klein Tank, voorzitter