ECLI:NL:TDIVBC:2024:6 Veterinair Beroepscollege 's-Gravenhage VB 2023/12, 2023/13, 2023/14

ECLI: ECLI:NL:TDIVBC:2024:6
Datum uitspraak: 15-02-2024
Datum publicatie: 15-02-2024
Zaaknummer(s): VB 2023/12, 2023/13, 2023/14
Onderwerp: Honden, subonderwerp: -
Beslissingen: Niet ontvankelijk
Inhoudsindicatie: De klachten tegen drie dierenartsen gaan over de hond van appellanten die eind 2021 is overleden. 

Zaaknummers:                                                                                    Datum uitspraak:

VB 2023/12, 2023/13, 2023/14                                                             15 februari 2024
 

Uitspraak op het beroep van:

X en Y, wonende te A, appellanten,

tegen de uitspraak van het Veterinair Tuchtcollege van 27 juli 2023
in zaaknummers 2022/9, 2022/50 en 2022/51 in het geding tussen:

appellanten

en

drs. U, dierenarts (hierna: dierenarts 1, zaak nr. 2022/9) ,

drs. V, dierenarts (hierna: dierenarts 2,zaak nr. 2022/50),

drs. W, dierenarts (hierna dierenarts 3, zaak nr. 2022/51).

Procesverloop

Bij uitspraak van 27 juli 2023 heeft het Veterinair Tuchtcollege gelijktijdig beslist op de klachten van appellanten tegen de drie dierenartsen:

- de klacht tegen dierenarts 1 is ongegrond verklaard;

- in de klacht tegen dierenarts 2 zijn appellanten niet-ontvankelijk verklaard;

- de klacht tegen dierenarts 3 is gegrond verklaard en haar is een waarschuwing opgelegd.


Tegen de uitspraak hebben appellanten tijdig beroep ingesteld.

De dierenartsen hebben verweerschriften ingediend.


Het Veterinair Beroepscollege heeft de zaak ter zitting behandeld op 26 januari 2024, waar appellant via een digitale beeldverbinding aanwezig was. De dierenartsen zijn verschenen.

Overwegingen

1.1       Het gaat in deze zaak om de behandeling van de hond Z door drie dierenartsen van dezelfde dierenkliniek. De klachten tegen de drie dierenartsen zijn in de uitspraak van het Veterinair Tuchtcollege als volgt weergegeven:

  • Dierenarts 1 werd verweten dat hij een aangevraagd telefonisch consult met betrekking tot Z heeft geweigerd;
  • Dierenarts 2 werd, in haar functie van Clinical Director van de dierenkliniek waar de dierenartsen aan waren verbonden, verweten dat zij gedurende het ouderschapsverlof van dierenarts 1 de polikliniek oncologie open heeft gehouden met onvoldoende gekwalificeerd personeel. Verder werd haar verweten dat zij onvoldoende heeft geborgd dat dierenarts 1 nauw betrokken is gebleven bij de behandeling van de hond;
  • Dierenarts 3 werd verweten dat zij niet gekwalificeerd dan wel ongeschikt was om de werkzaamheden van dierenarts 1 op de polikliniek oncologie waar te nemen, dat zij misleidende informatie aan hen heeft verstrekt over de betrokkenheid van dierenarts 1 bij de behandeling van de hond en dat zij een onjuiste diagnose heeft gesteld en een onjuist behandeladvies heeft gegeven.

2.1       Het Veterinair Beroepscollege maakt uit het beroepschrift, zoals toegelicht ter zitting, op dat appellanten niet in beroep gaan tegen de uitspraak van het Veterinair Tuchtcollege, voor zover deze betrekking heeft op de door hen ingediende klachten tegen de dierenartsen 1 en 2. Evenmin hebben zij bedoeld beroep in te stellen tegen het oordeel van het Veterinair Tuchtcollege over dierenarts 3, voor zover dat betrekking heeft op haar kwalificaties dan wel geschiktheid voor het waarnemen van dierenarts 1 op de polikliniek oncologie en op het verstrekken van misleidende informatie. Blijkens het beroepschrift gaan appellanten in beroep in verband met nieuwe informatie die tijdens de zitting van het Veterinair Tuchtcollege op 20 april 2023 aan hen bekend is geworden. Zij vinden dat de dierenartsen belangrijke informatie over een door dierenarts 3 gemaakte fout hebben achtergehouden. Die fout – het verwisselen van een T-cel lymfoom en een B-cel lymfoom bij de uitslag van de PARR-test in september 2021 - is hen eerst op de zitting op 20 april 2023 gebleken, naar aanleiding van vragen van het Veterinair Tuchtcollege.


2.2       Naar aanleiding van deze kern van het beroep van appellanten stelt het Veterinair Beroepscollege voorop dat het alleen kan oordelen over beroepsgronden die betrekking hebben op klachten die in het oorspronkelijke klaagschrift aan het Veterinair Tuchtcollege ter beoordeling zijn voorgelegd. Als een beroepschrift een nieuwe klacht bevat waarover het Veterinair Tuchtcollege zich niet heeft uitgesproken, zijn appellanten in die nieuwe klacht niet ontvankelijk en laat het Veterinair Beroepscollege de nieuwe klacht volgens vaste jurisprudentie buiten beschouwing (vergelijk onder meer de beslissing van het Veterinair Beroepscollege van 14 juni 2022, ECLI:NL:TDIVBC:2022:4, rechtsoverweging 12.1). Het Veterinair Beroepscollege ziet in dit geval geen aanleiding om haar eerdere jurisprudentie op dit punt te wijzigen.

Ter voorlichting van appellanten en, voor zover zij overwegen om de eerst in beroep opgeworpen klacht alsnog voor te leggen aan het Veterinair Tuchtcollege, verwijst het Veterinair Beroepscollege naar haar jurisprudentie over communicatieklachten (vergelijk bijvoorbeeld de uitspraak van 13 april 2017, ECLI:NL:TDIVBC:2017:7, rechtsoverweging 4.4).

3.1       In het beroepschrift, zoals toegelicht ter zitting, klagen appellanten er verder over dat dierenarts 3 de door haar in september 2021 niet onderkende verwisseling van de T-cel lymfoom en een B-cel lymfoom tijdens een later consult op 26 oktober 2021 nog steeds niet heeft onderkend en daarom ook niet aan appellanten heeft meegedeeld. Als gevolg hiervan heeft zij volgens appellanten volhard in haar onjuiste behandeladvies.

3.2       Het Veterinair Tuchtcollege heeft in rechtsoverweging 5.8 van de bestreden uitspraak als volgt overwogen:

Uit de uitslag van de PARR-test op 28 september 2021 bleek dat sprake was van een T-cel lymfoom. Gebleken is dat beklaagde het onderscheid tussen een B-cel lymfoom en een T-cel lymfoom niet heeft onderkend, terwijl de prognoses van de verschillende lymfomen verschillend zijn. Daar waar de prognose bij een B-cel lymfoom relatief goed is, is de prognose bij een T-cel lymfoom beduidend slechter. Mede op basis van het verhandelde ter zitting heeft het college vastgesteld dat beklaagde aan klagers ten onrechte informatie heeft verstrekt over een B-cel lymfoom, terwijl sprake was van een T-cel lymfoom. Ook het advies dat geen nabehandeling nodig was, had betrekking op een B-cel lymfoom en ook in die zin heeft beklaagde veterinair onjuist gehandeld. Hierdoor zijn klagers ten onrechte niet geïnformeerd over de slechtere prognose en de in het kader van een T-cel lymfoom nog openstaande opties, waarbij bijvoorbeeld ook de optie euthanasie had kunnen worden besproken of toch de mogelijke inzet van Oncospar, daargelaten de vraag of deze medicatie effect zou hebben gehad. In zoverre wordt de klacht gegrond verklaard. Na te melden maatregel acht het college passend en geboden.

3.3       Het Veterinair Beroepscollege is van oordeel dat de in 3.1 omschreven klacht van appellanten in beroep tegen dierenarts 3 een voortzetting is van de klacht die bij het Veterinair Tuchtcollege is ingediend. De klacht ziet immers op hetzelfde handelen, namelijk het niet onderkennen van de verwisseling van een T-cel lymfoom en een B-cel lymfoom en het niet informeren van appellanten over die verwisseling en het als gevolg daarvan geven van een onjuist behandeladvies.

Het Veterinair Tuchtcollege heeft in rechtsoverweging 5.8 van de uitspraak het desbetreffende klachtonderdeel gegrond verklaard en de dierenarts 3 daarvoor een waarschuwing opgelegd.
 

3.4       Artikel 8:35, tweede lid, aanhef en onder b, van de Wet dieren bepaalt dat een klager beroep kan instellen tegen een door het Veterinair Tuchtcollege genomen beslissing voor zover de klager niet-ontvankelijk is verklaard, de klacht is afgewezen, of de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.

3.5       Gelet op het voorgaande kunnen appellanten in hun beroep tegen de uitspraak van het Veterinair Tuchtcollege, voor zover betrekking hebbend op het gegronde deel van de klacht tegen dierenarts 3, niet worden ontvangen. Vergelijk de beslissing van het Veterinair Beroepscollege van 5 september 2017, ECLI:NL:TDIVBC:2017:3 (rechtsoverweging 3.3). Het Veterinair beroepscollege zal het beroep van appellanten daarom in zoverre niet-ontvankelijk verklaren.

Slotsom

4.         Het Veterinair Beroepscollege is van oordeel dat appellanten niet in hun beroep kunnen worden ontvangen.
Appellanten kunnen in de beroepsprocedure geen nieuwe klachten inbrengen die niet beoordeeld zijn door het Veterinair Tuchtcollege.

Appellanten kunnen verder op grond van artikel 8:35, tweede lid, aanhef en onder b, van de Wet dieren niet in beroep tegen de uitspraak van het Veterinair Tuchtcollege wat betreft dierenarts 3, voor zover daarbij de tegen deze dierenarts ingediende klacht gegrond is verklaard.
Het Veterinair Beroepscollege komt niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van het beroep.

Beslissing

Het Veterinair Beroepscollege verklaart appellanten niet-ontvankelijk in hun beroep tegen de uitspraak van het Veterinair Tuchtcollege van 27 juli 2023 met de zaaknummers 2022/9, 2022/50 en 2022/51.

 

Aldus gewezen door mr. E.A. Minderhoud, voorzitter, mr. J.L.W. Aerts en mr. J.D. Streefkerk,
jurist-leden, drs. H.W. Wagenaar en drs. J. van Schaik, dierenarts-leden, in tegenwoordigheid van mr. J.W. Sijnstra-Meijer als secretaris.


w.g. mr. E.A. Minderhoud                                            w.g. mr. J.W. Sijnstra-Meijer

voorzitter                                                                   secretaris
 

Uitgesproken in het openbaar op 15 februari 2023

Voor eensluidend afschrift

mr. J.W. Sijnstra-Meijer

secretaris