ECLI:NL:TDIVBC:2024:25 Veterinair Beroepscollege 's-Gravenhage VB 2024/01
ECLI: | ECLI:NL:TDIVBC:2024:25 |
---|---|
Datum uitspraak: | 21-11-2024 |
Datum publicatie: | 25-11-2024 |
Zaaknummer(s): | VB 2024/01 |
Onderwerp: | Paarden |
Beslissingen: | Verwerpt het beroep |
Inhoudsindicatie: | Beroep van diereigenaar tegen een uitspraak in een klacht tegen een dierenarts. De klacht heeft betrekking op de merrie en het pasgeboren veulen van appellant en houdt – kort gezegd – in dat de dierenarts is tekort geschoten in de zorg die hij had behoren te verlenen. |
Zaaknummer: Datum uitspraak:
VB 2024/01 21 november 2024
Uitspraak op het beroep van:
[appellant] , wonend te [woonplaats],
appellant,
tegen de uitspraak van het Veterinair Tuchtcollege van 9 januari 2024 in zaaknr. 2022/37
in het geding tussen:
appellant
(klager in eerste aanleg)
en
[verweerder], dierenarts te [woonplaats] (hierna: de dierenarts),
gemachtigde mr. K.J. Breedijk.
Procesverloop
Bij uitspraak van 9 januari 2024 heeft het Veterinair Tuchtcollege beslist op een
klacht van appellant tegen de dierenarts. Daarbij is deze klacht ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 20 januari 2024 beroep ingesteld.
De dierenarts heeft bij brief van 27 maart 2024 op het beroepschrift gereageerd.
Het Veterinair Beroepscollege heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 september
2024, waar partijen zijn verschenen. Verweerder werd bijgestaan door zijn gemachtigde.
Appellant had zijn echtgenote meegebracht als getuige.
Overwegingen
Voorgeschiedenis
1. Het gaat in deze zaak om een merrie en het pasgeboren veulen van appellant.
2. Op zaterdagavond 30 april 2022, omstreeks 20:00 uur, diende de geboorte van het veulen zich aan. Na een voorspoedige bevalling, is het veulen omstreeks 20:30 uur gezond ter wereld gekomen. Een half uur later stond het veulen. In de tussentijd had de merrie, voor wie dit haar eerste veulen was, nog geen toenadering tot het veulen gezocht en ook nadat het veulen was gaan staan, kwam er geen contact tot stand en weigerde de merrie het veulen bij haar te laten drinken. Appellant heeft met behulp van ter plaatse aanwezige kennissen getracht het veulen bij de merrie aan het drinken te krijgen, maar zonder resultaat.
3. Diezelfde avond om 21:28 uur heeft appellant telefonisch contact gezocht met de praktijk van zijn eigen dierenarts, die gesloten bleek. Appellant werd doorverbonden met de praktijk van de waarnemend dierenarts, die telefoondienst had, en heeft met de dierenarts gesproken. Appellant heeft gesteld dat er op dat moment nog geen contact tussen de merrie en het veulen tot stand was gekomen en dat het veulen vermoeid begon te raken.
4. Partijen verschillen van mening over de wijze waarop het telefoongesprek tussen hen is verlopen. Volgens appellant heeft hij de dierenarts op de hoogte gesteld van de situatie (een moeizaam verlopend hechtingsproces, het feit dat de merrie niet toestond dat het veulen bij haar dronk) en heeft hij de dierenarts gevraagd langs te komen en de merrie zo nodig te sederen. De dierenarts zou volgens appellant hebben geantwoord dat de merrie en het veulen alleen moesten worden gelaten, dat het dan vanzelf goed zou komen, dat hij niet langskwam en dat hij de merrie zeker niet ging sederen. De dierenarts stelt daartegenover dat hij door appellant werd gebeld met het verzoek om de merrie ‘suf te spuiten of te sederen’ en dat hij appellant daarop heeft gevraagd om nadere uitleg over de situatie. Omdat er op de achtergrond veel lawaai te horen was en er bij navraag diverse personen in de stal aanwezig bleken te zijn, heeft de dierenarts appellant geadviseerd om er eerst voor te zorgen dat alle aanwezige personen de stal zouden verlaten, zodat de merrie en het veulen in alle rust aan elkaar konden wennen. Wellicht zou het dan ook mogelijk zijn om de merrie te melken. De dierenarts stelt daarbij tevens te hebben aangegeven dat, als dit niet tot verbetering zou leiden, appellant weer contact met hem moest opnemen.
5. Omdat appellant zich zorgen bleef maken over de merrie en het veulen en zich door de dierenarts onvoldoende gehoord voelde, heeft hij om 21:34 uur contact opgenomen met een andere dierenartspraktijk. Een dierenarts van die praktijk is ongeveer een kwartier later ter plaatse gekomen. Zij heeft de merrie gesedeerd, waarna ongeveer een halve liter melk uit de uiers is gehaald. Via een sonde is deze melk aan het veulen toegediend. Later die avond is dit herhaald, waarna het veulen zelfstandig bij de merrie is gaan drinken. Deze dierenarts heeft daarna nog diverse keren een bezoek aan het veulen gebracht.
6. Vanwege zijn onvrede over de wijze waarop de dierenarts op de telefonische hulpvraag die bewuste zaterdagavond heeft gereageerd, is appellant deze tuchtprocedure gestart.
Beslissing van het Veterinair Tuchtcollege
7. In de uitspraak heeft het Veterinair Tuchtcollege de klacht aldus omschreven dat de dierenarts wordt verweten dat hij nalatig heeft gehandeld door te weigeren een bezoek te brengen aan de stal van klager waar een merrie en haar pasgeboren veulen problemen ondervonden bij het hechtingsproces en de merrie het veulen niet toestond om bij haar te drinken. Het Veterinair Tuchtcollege heeft vervolgens geoordeeld dat het door de dierenarts telefonisch verstrekte advies in de gegeven omstandigheden als eerste stap acceptabel en veterinair niet onjuist is geweest en dat ook niet is vast komen te staan dat hij niet bereid is geweest om zo nodig verdere veterinaire zorg te verlenen. Om die reden is de klacht ongegrond verklaard.
Beroepsgronden
8. Appellant is het niet eens met de beslissing van het Veterinair Tuchtcollege. Hij meent dat sprake was van een noodsituatie en dat de dierenarts meteen had moeten komen, wat hij niet heeft gedaan. Volgens appellant had de dierenarts, door onvoldoende door te vragen, geen goed beeld van de urgentie en het gevaar waarin het veulen zich bevond en zei hij zelfs dat hij helemaal niet van plan was om te komen. Appellant is van mening dat zijn klacht gegrond is, omdat de dierenarts het veulen, een dier in nood, niet de nodige hulp heeft geboden en daarom tekort is geschoten in de zorg die hij had behoren te verlenen, één en ander als bedoeld in artikel 4.2 van de Wet dieren.
Verweer
9. De dierenartsblijft bij zijn verweren en reacties in eerste aanleg en ziet geen aanleiding om anders te reageren dan hij in eerste aanleg heeft gedaan.
Beoordeling van de beroepsgronden
10. De vraag die het Veterinair Beroepscollege moet beoordelen is of het Veterinair Tuchtcollege de klacht tegen de dierenarts terecht ongegrond heeft verklaard.
11. De gronden die appellant in beroep heeft aangevoerd zijn in grote lijnen een herhaling van wat hij in de procedure bij het Veterinair Tuchtcollege heeft aangevoerd. Het Veterinair Tuchtcollege is gemotiveerd op die gronden ingegaan. Het Veterinair Beroepscollege kan zich vinden in het oordeel van het Veterinair Tuchtcollege zoals neergelegd in de overwegingen 5.3 en volgende van zijn beslissing.
12. Net als het Veterinair Tuchtcollege acht het Veterinair Beroepscollege het advies om eerst rust te creëren in de stal, zodat de merrie en het veulen aan elkaar konden wennen, in de gegeven omstandigheden begrijpelijk. Als dit niet zou werken en de situatie niet zou verbeteren, kon appellant immers nogmaals contact opnemen met de dierenarts, waarna alsnog nadere actie kon worden ondernomen. Voor het Veterinair Beroepscollege staat ook vast dat de dierenarts appellant hierop in het telefoongesprek heeft gewezen. Appellant heeft dit op de zitting in beroep uiteindelijk ook bevestigd. Dat appellant hier geen opvolging aan heeft gegeven, omdat de dierenarts naar zijn idee toch niet zou komen, kan niet aan de dierenarts worden tegengeworpen.
Het feit dat een andere dierenarts even later wél meteen is langsgekomen en de merrie heeft gesedeerd, maakt het voorgaande niet anders.
13. De stelling van appellant in beroep dat de dierenarts leugenachtig zou hebben verklaard, wordt door het Veterinair Beroepscollege niet gevolgd en leidt dan ook niet tot een ander oordeel over het handelen van de dierenarts.
Deze leugenachtigheid zou volgens appellant onder meer blijken uit de wisselende verklaringen van de dierenarts over de duur van het telefoongesprek tussen beide en een door de dierenarts ingebrachte getuigenverklaring van [getuige], bij wie de dierenarts tijdens het telefoongesprek op bezoek was. Anders dan appellant, ziet het Veterinair Beroepscollege in deze getuigenverklaring geen aanknopingspunten voor leugenachtigheid aan de kant van de dierenarts. Wat betreft de wisselende verklaringen van de dierenarts zelf over de duur van het telefoongesprek, merkt het Veterinair Beroepscollege op dat beide partijen op onderdelen wisselend hebben verklaard over de feiten. Dergelijke wisselende verklaringen zijn niet per definitie leugenachtig. De verklaringen van de dierenarts zijn niet dusdanig dat daarover in dit geval anders moet worden geoordeeld.
Slotsom
14. Voorgaande leidt tot de conclusie dat het Veterinair Tuchtcollege de klacht tegen de dierenarts terecht ongegrond heeft verklaard. Hiermee is het beroep ongegrond.
Beslissing
Het Veterinair Beroepscollege verwerpt het beroep.
Aldus gewezen op 21 november 2024 door mr. J.L.W. Aerts (voorzitter), mr. R.H. Broekhuijsen en mr. J.D. Streefkerk (jurist-leden), drs. J.G. van Schaik en drs. F. Kahlmann (dierenarts-leden), in tegenwoordigheid van mr. M.D. Moeke als secretaris.
[w.g]. [w.g.]
mr. J.L.W. Aerts mr. M.D. Moeke
Voorzitter Secretaris
Uitgesproken in het openbaar op 21 november 2024 door:
[w.g]. [w.g.]
mr. E.A. Minderhoud mr. M.D. Moeke
Voorzitter Secretaris
Voor eensluidend afschrift:
[w.g].
mr. M.D. Moeke
Secretaris