ECLI:NL:TDIVBC:2024:20 Veterinair Beroepscollege 's-Gravenhage 2023/16

ECLI: ECLI:NL:TDIVBC:2024:20
Datum uitspraak: 05-08-2024
Datum publicatie: 30-08-2024
Zaaknummer(s): 2023/16
Onderwerp: Honden, subonderwerp: Nazorg
Beslissingen: Ongegrond
Inhoudsindicatie: Hond. Dierenarts wordt verweten nalatig te hebben gehandeld met betrekking tot de bevalling van een hond. Ongegrond.

---------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Uitspraak in de zaak van   

X.,                                                       klaagster,

tegen

dierenarts Y.,                                     beklaagde.

-------------------------------------------------------------------------------------------------

1. DE PROCEDURE

Het college heeft kennisgenomen van het klaagschrift, het verweer en de repliek. Beklaagde heeft geen gebruik gemaakt van de geboden gelegenheid te dupliceren. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 25 april 2024. Klaagster was daarbij aanwezig. Beklaagde heeft zich voor de zitting afgemeld. Na de zitting is uitspraak bepaald.

2. DE KLACHT

Beklaagde wordt verweten dat hij nalatig heeft gehandeld met betrekking tot de bevalling van de hond van klaagster.

3. DE VOORGESCHIEDENIS

3.1. De hond van klaagster waar het in deze zaak om gaat, betreft een Engelse Springer Spaniël (teef) met de naam Z. De hond was ten tijde van de gebeurtenissen die tot de onderhavige procedure hebben geleid circa vier jaar oud.

3.2. Op 25 november 2022 is klaagster met de hond, die toen zestig dagen drachtig was van meerdere pups, op consult geweest bij beklaagde. Beklaagde verwachtte na zijn onderzoek dat de hond binnen 24 uur zou gaan bevallen.

3.3. In de nacht van 25 op 26 november 2022 is rond 1.00 uur een pup geboren. Aangezien er daarna geen pups meer werden geboren, heeft klaagster contact opgenomen met de praktijk van beklaagde. Tijdens een consult tegen het einde van de nacht heeft beklaagde geconstateerd dat de vruchtblaas van de tweede pup was geknapt, dat bij vaginaal toucheren een pup in stuitligging lag en dat het toucheren niet tot persdrang leidde. Om de weeënkracht te verhogen heeft klaagster van beklaagde injectiespuiten met Oxytocine gekregen om zelf bij de hond toe te dienen. In de patiëntenkaart staat met betrekking tot dit consult vermeld: “Indien over uur geen resultaat > > keizersnee”.

3.4. Beklaagde heeft in de loop van de ochtend van 26 november 2022 contact laten opnemen met klaagster om te informeren naar de stand van zaken. Klaagster heeft daarop tegen het einde van de ochtend kenbaar gemaakt dat er nog twee pups geboren waren.

3.5. In de middag van 26 november 2022 is klaagster bij beklaagde langs geweest op zijn praktijk. In de patiëntenkaart staat vermeld “(…) , wil toch door met Oxytocine. Belangrijkste criterium; binnen het uur na een injectie moet er een pup komen. Zo niet> > keizersnede, anders duurt het veel te lang”. Klaagster heeft van beklaagde wederom Oxytocine meegekregen om zelf bij de hond toe te dienen.

3.6. Op basis van de stukken heeft het college begrepen dat op er 26 november 2022 verspreid over de dag tot aan de eerste helft van de avond in totaal acht pups zijn geboren, waaronder een dode. Volgens klaagster is de zevende pup geboren om 19.15 uur en direct daarna nog de dode pup.

3.7. Nadat klaagster op 27 november 2022 rond 8.00 uur in de ochtend had gemeld dat Z volgens haar nog niet leeg was, heeft beklaagde klaagster met de hond naar zijn praktijk laten komen. Vlak voor aankomst op de praktijk is er nog een dode pup geboren. In de patiëntenkaart staat vermeld: “Bij buikpalpatie duidelijk nog meerdere pups voelbaar. Mevr. wil als het kan liever geen keizersnee zoals ze gisteren ook al zei. Ben er bang voor dat het daar toch op uit gaat draaien”. Vanwege een tussenkomende spoedoperatie bij een ander dier, heeft beklaagde later in die ochtend een keizersnede uitgevoerd bij de hond van klaagster, omdat er geen progressie meer in de bevalling zat. Bij de keizersnede zijn een levende pup en vijf dode pups uit de baarmoeder van de hond gehaald.

3.8. Op 29 november 2022 is klaagster met de hond, nadat gebleken was dat zij geen eten binnen hield, uitvloeiing had en haar lichaamstemperatuur was opgelopen, naar een andere dierenartsenpraktijk gegaan. Volgens de patiëntenkaart van deze opvolgend praktijk was er sprake van een zorgelijke teef, mocht haar situatie niet slechter worden en zou 24-uurs opname het meest ideaal zijn. Klaagster heeft de hond mee naar huis mogen nemen en  daarbij medicatie meegekregen. Er is voor de volgende dag een controleafspraak gemaakt.

3.9. Tijdens het controleconsult op 30 november 2022 is afgesproken dat klaagster met de hond de daaropvolgende twee dagen weer langs zou komen voor controle. Op 1 december 2022 is de hond op deze praktijk opnieuw geopereerd, waarbij de baarmoeder is verwijderd en de  buik is schoongemaakt. Na de operatie is de hond weer mee terug gegaan naar huis.

3.10. De hond is in de nacht van 1 op 2 december 2022 overleden.

3.11. Vanwege haar onvrede over de wijze waarop beklaagde de bevalling heeft begeleid, is klaagster de onderhavige tuchtprocedure gestart.
 

4. HET VERWEER

Beklaagde heeft schriftelijk verweer gevoerd. Op dat verweer zal hierna, voor zover nodig, worden ingegaan.
 

5. DE BEOORDELING

5.1. In het geding is de vraag of beklaagde tekort is geschoten in de zorg die hij als dierenarts had behoren te betrachten ten opzichte van de hond van klaagster en haar pups, met betrekking tot welke dieren zijn hulp was ingeroepen of dat hij anderszins tekort is geschoten in de uitoefening van zijn beroep, een en ander als bedoeld in artikel 8.15 juncto artikel 4.2 van de Wet dieren. Naar vaste jurisprudentie wordt bij de beoordeling van die vraag niet getoetst of de meest optimale zorg is verleend, maar geldt als criterium of een dierenarts in de specifieke omstandigheden van het geval en in retrospectief bezien als redelijk handelend en redelijk bekwaam vakgenoot is opgetreden.

5.2. Klaagster verwijt beklaagde dat hij niet tijdig en uitdrukkelijk heeft aangestuurd op het uitvoeren van een keizersnede. Beklaagde heeft volgens klaagster slechts eenmaal, tijdens het consult in de middag van 26 november 2022, kort de mogelijkheid van een keizersnede genoemd. Nadat klaagster te kennen had gegeven dat een natuurlijke bevalling haar voorkeur genoot, heeft beklaagde het volgens klaagster ten onrechte hierbij gelaten. Klaagster meent dat het tot de taak van beklaagde als dierenarts behoort om haar er tijdig van te doordringen dat een keizersnede gezien de toestand van de hond – drachtig van een groot aantal pups, terwijl de bevalling niet voortvarend verliep – noodzakelijk was. Als klaagster had geweten dat bij het langer uitblijven van een keizersnede het risico zou bestaan dat dit het leven van Z zou kunnen kosten, dan had zij dit risico niet willen lopen. Uiterlijk tijdens het consult in de middag van 26 november 2022 had beklaagde, toen hij het vermoeden uitsprak dat er nog een aantal pups geboren moesten worden, zeker moeten ingrijpen, aldus klaagster.

5.3. Beklaagde heeft in verweer gesteld dat de trieste afloop van de niet vorderende bevalling wellicht voorkomen had kunnen worden door sneller een keizersnede uit te voeren. Anders dan klaagster stelt beklaagde dat hij bij haar meerdere keren een keizersnede aan de orde heeft gesteld. Klaagster heeft daarop volgens beklaagde telkens uitermate nadrukkelijk haar voorkeur uitgesproken voor een natuurlijke bevalling boven operatief ingrijpen. Hierom is gekozen voor het stimuleren van de uitdrijving door middel van injecties Oxytocine, aldus beklaagde.

5.4. Het college overweegt als volgt. Partijen verschillen van mening over het aantal keren dat en over wanneer de mogelijkheid van een keizersnede door beklaagde is besproken. De vraag welke lezing de juiste is, kan niet met zekerheid worden beantwoord, met dien verstande dat voor de opvatting van beklaagde steun is te vinden in de patiëntenkaart, waarin is genoteerd dat hij tijdens diverse consulten een keizersnede aan de orde heeft gesteld: in de nacht van 25 op 26 november 2022 (zie 3.3), in de middag van 26 november 2022 (3.5) en in de ochtend van 27 november 2022 (zie 3.7). Ook verschillen de lezingen van partijen over de aanleiding voor de keuze om in te zetten op de behandeling met injecties Oxytocine om de bevalling te bevorderen. Waar klaagster stelt te hebben aangegeven dat zij “niet zo gek is van” een keizersnede en een natuurlijke bevalling beter zou zijn, zou zij volgens beklaagde uitzonderlijk nadrukkelijk haar voorkeur voor een natuurlijke bevalling kenbaar hebben gemaakt.

5.5. Het college acht het in dit specifieke geval tuchtrechtelijk niet verwijtbaar dat beklaagde heeft gekozen voor het bewerkstelligen van een natuurlijke bevalling met de toepassing van Oxytocine. Daarbij komt doorslaggevende betekenis toe aan de voorwaarde waaronder de behandeling met Oxytocine is ingezet, in het bijzonder de instructie die door beklaagde daarbij aan klaagster is gegeven. Niet in geschil is dat klaagster als instructie heeft gekregen dat binnen een uur na toediening een pup geboren zou moeten zijn en als dit niet zou gebeuren, zij contact moest opnemen met beklaagde. Dan zou, zo stelt beklaagde, alsnog een keizersnede moeten worden uitgevoerd, voor welke stelling ook steun is te vinden in de patiëntenkaart (zie de hierboven in 5.4 genoemde verwijzingen). Beklaagde heeft niet onjuist gehandeld door tijdens het consult in de nacht van 25 op 26 november 2022, gelet op de bevindingen die uit zijn onderzoek volgden, in te zetten op het opwekken van de weeënkracht met behulp van Oxytocine in combinatie met voormelde instructie. De informatie die klaagster tegen het einde van de ochtend van 26 november 2022 verstrekte (zie 3.4), maakte niet dat beklaagde een andere behandeling had moeten overwegen. Veeleer leek deze het effect van de ingezette behandeling te bevestigen. Evenmin noopte het consult in de middag van 26 november 2022 (zie 3.5) tot een andere behandelwijze. Volgens de patiëntenkaart is toen nogmaals de 1 uurs-instructie meegegeven. De omstandigheid dat de bevalling toen al enige tijd duurde en er nog steeds meerdere pups geboren zouden moeten worden, maakt dit niet anders. Het college stelt vast dat, nadat in de eerste helft van de avond van 26 november 2022 voor het laatst een pup is geboren, klaagster eerst de volgende dag rond 8.00 uur heeft gebeld met (de praktijk van) beklaagde. Beklaagde heeft vervolgens voortvarend genoeg gehandeld door tijdens het consult in de ochtend van 27 november 2022, na de hond te hebben onderzocht, alsnog te besluiten tot het uitvoeren van een keizersnede. Dat de keizersnede niet meteen kon worden uitgevoerd, maar beklaagde voorrang heeft gegeven aan een spoedoperatie van een ander dier – ook al is die operatie vervolgens niet doorgegaan – is een keuze die naar het oordeel van het college niet onbegrijpelijk of onaanvaardbaar is geweest. Voor de verdere behandeling van de hond bij de opvolgend dierenartsenpraktijk is beklaagde niet verantwoordelijk, zodat het college daar niet verder op zal ingaan.

5.6. Dat beklaagde, zoals hem tevens wordt verweten, nooit een echo-onderzoek heeft uitgevoerd, acht het college in de gegeven omstandigheden niet verwijtbaar, mede gelet op de diverse beschreven onderzoeken (klinisch, vaginaal toucher, buikpalpatie) tijdens de consulten en de daarop gebaseerde behandelingen die er hebben plaatsgevonden.

5.7. Op grond van het voorgaande is naar het oordeel van het college geen sprake geweest van een veterinair tekortschieten dat een tuchtmaatregel rechtvaardigt. De klacht wordt ongegrond verklaard.


6. DE BESLISSING

Het college:

verklaart de klacht ongegrond.

Aldus vastgesteld te ’s-Gravenhage door mr. A.J. Kromhout, voorzitter, en door de leden drs. M. Lockhorst, drs. B.J.A. Langhorst-Mak, drs. J.A.M. van Gils en drs. C.J. van Woudenbergh en in het openbaar uitgesproken op 5 augustus 2024.