ECLI:NL:TAHVD:2024:99 Hof van Discipline 's Gravenhage 230145

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2024:99
Datum uitspraak: 05-04-2024
Datum publicatie: 05-04-2024
Zaaknummer(s): 230145
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen: Regulier
Inhoudsindicatie: Hoger beroep klager van ongegrond verklaard klachtonderdeel faalt.

    
Beslissing van 5 april 2024 in de zaak 230145

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klager

tegen:

verweerder

1    DE PROCEDURE BIJ DE RAAD

1.1     Het hof verwijst naar de beslissing van 24 april 2023 van de Raad van Discipline (hierna: de raad) in het ressort ‘s-Hertogenbosch (zaaknummer: 22-912/DB/LI). In deze beslissing is klachtonderdeel a gegrond verklaard. Klachtonderdeel b is ongegrond verklaard. Aan verweerder is de maatregel van berisping opgelegd. Verder is verweerder veroordeeld tot betaling van het griffierecht en proceskosten. 

1.2    Deze beslissing is onder ECLI:NL:TADRSHE:2023:49 op tuchtrecht.nl gepubliceerd. 

2    DE PROCEDURE BIJ HET HOF

2.1    Het beroepschrift van klager tegen de beslissing is op 10 mei 2023 ontvangen door de griffie van het hof. 

2.2    Verder bevat het dossier van het hof:
-    de stukken van de raad; 
-    het verweerschrift;
-    de e-mail van klager van 26 juli 2023;
-    de e-mail van klager van 3 oktober 2023 met daaronder staande e-mailberichten van klager;
-    de e-mail van klager van 9 januari 2024.
  
2.3    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld tijdens de openbare zitting van 9 februari 2024. Daar is verweerder verschenen. Klager was met bericht afwezig. Verweerder heeft zijn standpunt toegelicht aan de hand van spreekaantekeningen, die ook onderdeel uitmaken van het dossier van het hof. 

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven en voor zover in hoger beroep nog van belang, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder het volgende.

a) (…)
b) verweerder heeft zich dreigend jegens klager uitgelaten
Klager heeft ter toelichting op klachtonderdeel b naar voren gebracht dat verweerder klager heeft gechanteerd en gedreigd met het doen van aangifte wegens smaad/laster.

4    BEOORDELING

Omvang hoger beroep

4.1    De raad heeft klachtonderdeel a gegrond verklaard. Op grond van artikel 56 lid 1 sub a Advocatenwet kan klager alleen in hoger beroep komen van een door de raad ongegrond klachtonderdeel. Voor zover het beroepschrift van klager (mede) gericht is tegen klachtonderdeel a is het daarom niet-ontvankelijk. 
Overwegingen raad
4.2    De raad heeft met betrekking tot klachtonderdeel b overwogen klager niet te volgen in zijn verwijt dat verweerder zich dreigend jegens klager heeft uitgelaten. Verweerder heeft klager erop gewezen dat hij aangifte jegens klager zou doen, indien klager hem in zijn goede naam zou aantasten. Hiervan valt verweerder tuchtrechtelijk geen verwijt te maken Het staat een advocaat immers vrij om, na voorafgaand overleg met de deken,  aangifte jegens een cliënt te doen en die cliënt er op voorhand op te wijzen in welk geval hij overweegt daartoe over te gaan.
Beroepsgronden

4.3    Voor zover het betreft klachtonderdeel b, heeft klager tegen de beslissing van de raad  het volgende aangevoerd.  
4.4    Verweerder heeft klager geschreven: "Indien u voornemens bent om opzettelijk mijn eer/goede naam aan te randen, zal ik niet schromen om bij de politie aangifte te doen van smaad(schrift)/laster. Zoals u weet bent u in het verleden reeds eerder voor dit soort feiten strafrechtelijk veroordeeld. Ik heb u bij deze gewaarschuwd!" Volgens art. 285 Sr is een bedreiging een handeling waarmee iemand of iets door woorden of daden dreigend wordt bejegend. Door iemand te bedreigen wordt hem iets onaangenaams, bijvoorbeeld leed of geweld, in het vooruitzicht gesteld. Verweerder stelt dat een in te dienen klachtschrift bij de Orde van Advocaten een smaadschrift/laster is. Verweerder heeft klager bedreigd. Hij heeft inbreuk gemaakt op klagers morele vrijheid en veiligheidsgevoel. Verweerder dreigt klager met een aangifte met de duidelijke intentie te voorkomen dat klager zijn klacht tegen hem voortzet. Klager stelt verweerder aansprakelijk voor de emotionele schade ad € 5.000,- of nader te specificeren.

Verweer
4.5    Verweerder heeft aangegeven dat hij alleen klager heeft gewaarschuwd om zijn goede naam niet aan te randen, bij gebreke waarvan hij aangifte zou doen van smaad en laster, temeer nu verweerder bekend was dat klager hiervoor in het verleden reeds strafrechtelijk was veroordeeld.

Overwegingen hof 

4.6    Het hof ziet op basis van het onderzoek in hoger beroep geen aanleiding om tot een andere beoordeling van de klacht te komen dan de raad heeft gedaan. Het hof sluit zich aan bij de beoordeling van de raad en neemt die over. Het hof verwerpt de beroepsgronden van klager en zal de beslissing van de raad bekrachtigen.

5    BESLISSING

Het Hof van Discipline:

-    bekrachtigt de beslissing van 24 april 2023 van de Raad van Discipline in het ressort 
’s-Hertogenbosch met zaaknummer 22-912/DB/LI voor zover ter beoordeling aan het hof voorgelegd. 


Deze beslissing is gewezen door mr. J.C.A.T. Frima, voorzitter, mrs. A.E.M. Röttgering en 
I.P.A. van Heijst, leden, in tegenwoordigheid van mr. N.A.M. Sinjorgo, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 5 april 2024.