ECLI:NL:TAHVD:2024:77 Hof van Discipline 's Gravenhage 230375

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2024:77
Datum uitspraak: 15-03-2024
Datum publicatie: 22-03-2024
Zaaknummer(s): 230375
Onderwerp: Aanwijzing, subonderwerp: Artikel 13 Advocatenwet: aanwijzing van een advocaat
Beslissingen: Beklag
Inhoudsindicatie: Artikel 13 lid 1 Advocatenwet: Afwijzing door deken een advocaat aan te wijzen. Het hof verklaart het beklag tegen deze beslissing ongegrond. De termijn om hoger beroep in te stellen in de zaak waarvoor klager een advocaat nodig had is verstreken. De aanwijzing van een advocaat om hoger beroep in te kunnen stellen is daarmee zinloos geworden

Beslissing van 15 maart 2024

in de zaak 230375

naar aanleiding van het beklag van:

klager

tegen:

de deken


1    HET BEKLAG 

1.1    Klager heeft bij de deken een verzoek ingediend tot aanwijzing van een advocaat als bedoeld in artikel 13 lid 1 Advocatenwet. De deken heeft dit verzoek afgewezen bij beslissing van 8 december 2023. Klager heeft een beklag d.d. 8 december 2023 tegen de beslissing van de deken ingediend bij het Hof van Discipline (hierna: het hof). Bij brief van 11 december 2023 heeft de deken haar afwijzing gehandhaafd.

2    DE PROCEDURE BIJ HET HOF 

2.1    Het beklag is op 8 december 2023 ontvangen door de griffie van het hof.

2.2    Verder bevat het dossier het verweerschrift van de deken.

2.3    Het hof heeft het verzoek in raadkamer behandeld op basis van de stukken uit het dossier. 

3    FEITEN

Het hof stelt de volgende feiten vast.

3.1    Uit de relatie van de moeder en klager zijn op respectievelijk 3 oktober 2007 en 5 augustus 2009 kind 1 en kind 2 geboren. Daarnaast hebben zij een meerderjarig kind 3. De moeder is belast met het ouderlijk gezag over kind 1 en kind 2.

3.2    Kind 1 en kind 2 wonen bij de moeder. Klager woont ergens anders, maar heeft nog wel een relatie met de moeder. 

3.3    De Raad voor de Kinderbescherming heeft bij verzoekschrift, ingekomen bij de rechtbank Midden-Nederland op 28 juli 2023, verzocht de ondertoezichtstelling van kind 1 en kind 2 uit te spreken voor de duur van een jaar.

3.4    Klager en de moeder zijn niet verschenen op de mondelinge behandeling bij de kinderrechter van de rechtbank Midden-Nederland.

3.5    Bij beschikking van de kinderrechter van 12 september 2023 zijn kind 1 en kind 2 onder toezicht gesteld van Stichting Samen Veilig Midden-Nederland met ingang van 12 september 2023 tot 12 september 2024. 

3.6    Klager heeft getracht een advocaat te vinden om hoger beroep voor hem in te stellen, maar is hier niet in geslaagd. 

3.7    Bij e-mail van 17 november 2023 zijn door een juridisch adviseur van het Juridisch Loket de contactgegevens van een aantal advocaten bij klager in de buurt aan hem toegestuurd.

3.8    Bij e-mail van 21 november 2023 heeft mr. B. aan klager bericht dat hij zonder nadere gegevens niet kan beoordelen of hoger beroep geïndiceerd is, en dat mr. B. geen hoger beroep via gefinancierde rechtsbijstand voert. 

3.9    Mr. D heeft in een e-mail van 22 november 2023 klager bericht dat het instellen van hoger beroep weinig kansrijk is en dat mr. D geen beroepschrift zal indienen. 

4    BEOORDELING

Beklag

4.1    Klager voert het volgende aan. Volgens klager is hij al maanden bezig om hoger beroep in te stellen tegen de beschikking van de kinderrechter van 12 september 2023. De door hem benaderde advocaten zijn niet bereid om hoger beroep in te stellen. Het recht om hoger beroep in te stellen wordt hem hierdoor ontnomen. Anderen beslissen voor hem of hij wel of niet toegang heeft tot deze voorziening. De door hem benaderde advocaten weigeren hem bij te staan, verstrekken verkeerde informatie en verwijzen naar andere advocaten. Hierdoor wordt hij met een “kluitje in het riet” gestuurd. De deken geeft aan dat hij onvoldoende stukken ter onderbouwing heeft bijgevoegd. Bij het beklag heeft klager alsnog aanvullende stukken bijgevoegd. 

Verweer deken

4.2    De deken verweert zich als volgt. Klager heeft niet heeft aangetoond dat hij zich voldoende heeft ingespannen om een advocaat te vinden. Daarnaast heeft hij zijn verzoek tot aanwijzing van een advocaat onvoldoende onderbouwd met stukken. Hij heeft onvoldoende informatie verstrekt en voldoet daarmee niet aan de voorschriften. De deken mocht tot de conclusie komen dat klager onvoldoende heeft aangetoond dat hij in de positie verkeerde dat hij zelf geen advocaat kon vinden. De deken is niet toegekomen aan een beoordeling op grond van de kans van slagen. 


Toetsingskader

4.3    Op grond van artikel 13 Advocatenwet kan een rechtzoekende die niet (tijdig) een advocaat bereid vindt hem bij te staan in een zaak waarin vertegenwoordiging door een advocaat is voorgeschreven of bijstand uitsluitend door een advocaat kan geschieden, zich wenden tot de deken met het verzoek een advocaat aan te wijzen. De deken kan een verzoek op grond van dit artikel alleen wegens gegronde redenen afwijzen. Een dergelijke reden kan onder meer bestaan indien de door klager gewenste procedure geen verplichte procesvertegenwoordiging kent, of indien de procedure geen redelijke kans van slagen heeft.

Beoordeling

4.4    Klager wenst aanwijzing van een advocaat om beroep in te stellen tegen de beschikking van de kinderrechter van 12 september 2023, althans aanwijzing van een advocaat om hierover een advies uit te brengen. Klager had tot 12 december 2023 de tijd om hoger beroep in te stellen. Inmiddels is deze termijn verstreken. Klagers doel, een rechtsmiddel instellen tegen de beslissing van 12 september 2023, kan niet meer worden bereikt, zodat aanwijzing van een advocaat voor dat doel zinloos is geworden. Op die grond dient het beklag van klager te worden afgewezen. Dat klager in hoger beroep bij het hof alsnog stukken heeft ingediend om zijn standpunt te onderbouwen, maakt het voorgaande niet anders. 

5    BESLISSING

Het Hof van Discipline:

- verklaart het beklag van klager tegen de beslissing van 8 december 2023 van de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland ongegrond. 

Deze beslissing is gewezen door mr. J. Blokland, voorzitter, mrs. J.W.M. Tromp en F.C. van der Jagt-Vink, leden, in tegenwoordigheid van mr. E. Baan, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 15 maart 2024.

griffier                                                                                                 voorzitter

De beslissing is verzonden op 15 maart 2024.