ECLI:NL:TAHVD:2024:72 Hof van Discipline 's Gravenhage 230076

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2024:72
Datum uitspraak: 08-03-2024
Datum publicatie: 14-03-2024
Zaaknummer(s): 230076
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen: Regulier
Inhoudsindicatie: Klacht tegen advocaat wederpartij. Bekrachtiging beslissing raad. Het hof is van oordeel dat de door klager verzonden e-mail aan zijn ex-partner met daarin een aangekondigde wijziging van de inschrijving van de minderjarige dochter, voor verweerster en haar cliënte een gegronde reden opleverde om een verzoekschrift in te dienen. Verweerster heeft, ondanks dat zij het verzoekschrift namens haar cliënte heeft ingediend, de deur naar een minnelijke regeling met de advocaat van klager open willen houden, teneinde partijen alsnog in de gelegenheid te stellen om tot onderlinge overeenstemming te komen. In dat kader zijn diverse e-mails gewisseld en telefoongespreken gevoerd tussen verweerster en de advocaat van klager. Verder weegt het hof mee dat het aanhangig maken van de verzoekschriftprocedure kennelijk functioneel is geweest voor het nader tot elkaar brengen van partijen en het bewerkstelligen van een minnelijke regeling. Deze is echter niet tot stand is gekomen, zodat de rechtbank hierover een beslissing heeft moeten nemen. Onder deze omstandigheden is naar het oordeel van het hof geen sprake van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen van verweerster. Verweerster heeft door haar handelwijze de belangen van klager bovendien niet onevenredig geschaad zonder redelijk doel. Klacht ongegrond.   

Beslissing van 8 maart 2024 

in de zaak 230076 

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klager

tegen:

verweerster

gemachtigde: (…) 

1    DE PROCEDURE BIJ DE RAAD

1.1     Het hof verwijst naar de beslissing van 27 februari 2023 van de Raad van Discipline (hierna: de raad) in het ressort Amsterdam (zaaknummer: 22-830/A/A). In deze beslissing is de klacht van klager in alle onderdelen ongegrond verklaard. 

1.2    Deze beslissing is onder ECLI:NL:TADRAMS:2023:44 op tuchtrecht.nl gepubliceerd. 

2    DE PROCEDURE BIJ HET HOF

2.1    Het hoger beroepschrift van klager tegen de beslissing is op 25 maart 2023 ontvangen door de griffie van het hof. 

2.2    Verder bevat het dossier van het hof:


-    de stukken van de raad; 
-    het verweerschrift.


  
2.3    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld tijdens de openbare zitting van 8 januari 2024. Daar zijn klager, verweerster en haar gemachtigde verschenen. Partijen hebben hun standpunt toegelicht aan de hand van spreekaantekeningen, die ook onderdeel uitmaken van het dossier van het hof. 


3    FEITEN

3.1    Het hof stelt de volgende feiten vast.

3.2    Klager en zijn ex-partner zijn verwikkeld in verschillende rechtszaken die betrekking hebben op hun minderjarige dochter. Verweerster staat de ex-partner van klager hierin bij. Partijen hebben geprobeerd om via een mediationtraject en een hulpverleningstraject een oplossing te vinden, maar dit heeft niet tot een resultaat geleid. 


3.3    Op 22 december 2021 heeft verweerster namens haar cliënte een voorstel voor een zorg- en vakantieregeling voor de minderjarige dochter naar klager gemaild. Daarbij heeft verweerster klager verzocht om zo spoedig mogelijk, uiterlijk 6 januari 2022, op het voorstel te reageren. 


3.4    Op 4 januari 2022 heeft klager zijn ex-partner gemaild dat hij hun minderjarige dochter bij hem thuis gaat inschrijven, als volgt:

 
‘Wel even een belangrijk punt. Ik ga [minderjarige dochter] bij mij thuis inschrijven. De rechter heeft het hoofdverblijf bij mij bepaald, en ook in het ouderschapsplan staat duidelijk dat ik op ieder moment de inschrijving bij mij kan doen. Ik ga er dan ook vanuit, dat [ex-partner], conform de gerechtelijke uitspraak meewerkt. Zo niet, dan zal het toch gebeuren, (..)’


3.5    Op 5 januari 2022 heeft klager gereageerd op de e-mail van verweerster van 22 december 2021 en daarbij vermeld dat zijn advocaat nog met een inhoudelijke reactie zal komen. In reactie daarop heeft klager een geautomatiseerde afwezigheidsmelding van verweerster ontvangen. Daarin is vermeld dat zij op 10 januari 2022 weer op kantoor aanwezig zal zijn.


3.6    Op 12 januari 2022 om 15:01 uur heeft de advocaat van klager een inhoudelijke reactie op het voorstel betreffende de zorg- en vakantieregeling naar verweerster gemaild.


3.7    Op 13 januari 2022 om 17:34 uur heeft verweerster onder meer het volgende naar de advocaat van klager advocaat gemaild:


‘In bovengenoemde zaak lag het verzoekschrift gister al voor indiening gereed, voordat ik uw mail ontving.


Bijgaand treft u dan ook het verzoekschrift aan, zoals dit vandaag door mij is ingediend. Het lijkt erop dat partijen niet ver uit elkaar liggen, zodat ik graag uw inhoudelijke reactie tegemoet zie. Dan kan er mogelijk voordat een mondelinge behandeling wordt ingepland overeenstemming worden bereikt.’ 


3.8    Diezelfde dag is door verweerster bij de afdeling Familie en Jeugd van de rechtbank Amsterdam een verzoekschrift houdende een vaststelling van het hoofdverblijf, zorgregeling en vakantie- en feestdagenregeling ingediend. Verweerster heeft in haar verzoekschrift gemotiveerd uiteengezet wat de aanleiding was voor het verzoek:


‘Het is partijen tot op heden niet gelukt in onderling overleg een aanvullend ouderschapsplan op te stellen voor de vakantie- en feestdagenregeling. 


Partijen hebben ook geen overeenkomst bereikt over de hoofdverblijfplaats van de inschrijving in het bevolkingsregister van S(..). 


De vrouw meent echter dat het in het belang van S(..) en partijen is dat duidelijkheid wordt gecreëerd over deze onderwerpen, zodat er voor S(..) de benodigde rust en regelmaat ontstaan. 


Een gerechtelijke procedure als deze had de vrouw uiteraard willen voorkomen blijkens haar pogingen om met de man in overleg te treden, haar schriftelijke voorstel alsmede het Traject Semmi. 


Nu de man kennelijk geen medewerking verleent aan het maken van (aanvullende) afspraken over de vakantie- en feestdagenregeling van S(..), alsook haar hoofdverblijfplaats en inschrijving in het bevolkingsregister, is de vrouw genoodzaakt dit aan Uw Rechtbank te verzoeken”.

 
3.9    Op 1 februari 2022 hebben klagers advocaat en verweerster telefonisch contact met elkaar gehad. Daarna hebben zij nog met elkaar gecorrespondeerd en getelefoneerd (op 25 februari 2022) om tot overeenstemming te komen over onder meer het hoofdverblijf en een vakantieregeling.


3.10    Uiteindelijk zijn klager en zijn ex-partner op 15 maart 2022 na de mondelinge behandeling van 8 maart 2022 tot overeenstemming gekomen over een zorgregeling en een vakantie- en feestdagenregeling voor hun minderjarige dochter. Over de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] heeft de rechtbank op 6 april 2022 in een beschikking overwogen dat de rechtbank geen reden ziet om in een gelijkblijvende situatie in afwijking van hetgeen partijen zijn overeengekomen de hoofdverblijfplaats van de minderjarige te wijzigen naar de moeder. 

4    KLACHT

4.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven en voor zover in hoger beroep aan de orde, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerster het volgende: 

a)    verweerster heeft niet de voorkeur gegeven aan een minnelijke regeling boven het voeren van een juridische procedure. Het is niet chic dat verweerster drie dagen voor kerst een brief stuurt met een deadline om voor 6 januari 2022 te reageren, terwijl dit precies de kerstperiode betreft en zijzelf tot 10 januari 2022 afwezig is. Vervolgens heeft verweerster een verzoekschrift bij de rechtbank ingediend, terwijl zij wist dat de inhoudelijke reactie van klagers advocaat op haar brief eraan kwam. Ook toen heeft zij verzuimd contact op te nemen met de advocaat van klager of aangestuurd op een minnelijke oplossing; 


b)    (..) 


c)    (..) 

5    BEOORDELING

Overwegingen raad 

5.1    Ten aanzien van klachtonderdeel a) is de raad van oordeel dat verweerster niet tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld door het verzoekschrift op 13 januari 2022 in te dienen. Hoewel het de voorkeur had verdiend dat eerst (telefonisch) overleg zou hebben plaatsgevonden tussen advocaten, begrijpt de raad de urgentie bij de indiening van het verzoekschrift. Die urgentie volgde uit de door klager per e-mail aangekondigde wijziging van de hoofdverblijfplaats van de minderjarige dochter naar zijn eigen woonadres [naar het hof begrijpt is bedoeld: de wijziging van de inschrijving van de minderjarige dochter naar zijn eigen woonadres], dat ingrijpende financiële gevolgen voor de cliënte van verweerster zou hebben gehad (wegvallen van bepaalde toeslagen). Gelet hierop stond het verweerster vrij een verzoekschrift in te dienen en daarmee de belangen van haar cliënte te behartigen.

Beroepsgronden  

5.2     Klager voert allereerst een aantal gronden tegen de beslissing van de raad aan die betrekking hebben op een onjuiste weergave van de feiten en omstandigheden. 

5.3    Bij deze beroepsgrond heeft klager geen belang meer nu  het hof zelfstandig de feiten heeft vastgesteld.

5.4    Ten aanzien van klachtonderdeel a) brengt klager naar voren dat verweerster regel 6.2 van de gedragsregels heeft geschonden, op grond waarvan een advocaat is gehouden om, alvorens over te gaan tot het nemen van rechtsmaatregelen (..), de wederpartij of, indien deze wordt bijgestaan door een advocaat, de advocaat van haar voornemen kennis te geven (..). In aanvulling hierop stelt klager dat op de e-mail van 12 januari 2021 van de advocaat van klager geen reactie van verweerster is gekomen en dat zij het verweerschrift een dag later heeft ingediend. Het had op de weg van verweerster gelegen om naar aanleiding van de e-mail van klager van 4 januari 2022, contact op te nemen met (de advocaat van) klager, zodat het één en ander verduidelijkt kon worden. Klager had dan kunnen uitleggen dat eerder genoemde e-mail bedoeld was ter uitvoering van de uitspraak van het hof Den Haag van 6 februari 2013 waarin is bepaald dat de hoofdverblijfplaats van de dochter bij klager in Amsterdam is (en dat hij naar het hof begrijpt; de inschrijving van de minderjarige kan wijzigen naar zijn adres indien de situatie daar aanleiding toe geeft). Klager verwijst in dit kader ook naar het ouderschapsplan waarin dit is overeengekomen en dat door klager en zijn ex-echtgenote is ondertekend. Daarnaast meent klager dat er nog genoeg tijd was om de eventuele financiële gevolgen van de wijziging van de inschrijving van het adres van de minderjarige terug te draaien, mocht dit het geval zijn geweest. Klager meent dat verweerster door een gebrek aan communicatie en door niet de voorkeur te geven aan een minnelijke regeling de gedragsregels heeft geschonden. 

Verweer in beroep  

5.5    Verweerster verzoekt het hof de beslissing van de raad te bekrachtigen. Verweerster voert hiervoor de volgende gronden aan. Om te beginnen was er een (financiële) noodzaak voor het indienen van een verzoekschrift tot wijziging hoofdverblijfplaats. Met de wijziging van de hoofdverblijfplaats van de dochter zouden allerlei toeslagen voor haar cliënte wegvallen, waardoor zij financieel nadeel zou ondervinden. Hierdoor was het noodzakelijk om direct een verzoekschrift tot wijziging hoofdverblijfplaats op te stellen. Omdat verweerster niet op de woensdagen werkt, lag het verzoekschrift voor indiening al op 12 januari 2021 gereed en is op 13 januari 2021, tijdens verweersters afwezigheid, bij de rechtbank ingediend. De indiening van het verzoekschrift heeft daarbij de e-mail van de advocaat van klager van 12 januari 2021 om 15:00 uur gekruist. In dit e-mailbericht is door de advocaat van klager met geen woord gerept over de aangekondigde wijziging van het hoofdverblijfplaats. Verweerster begreep later dat de advocaat van klager hiervan (nog) niet op de hoogte was gebracht door klager, en klager zijn e-mail van 4 januari 2022 alleen rechtstreeks naar zijn ex-partner heeft gestuurd. Daarnaast betwist verweerster dat er tussen partijen sprake was van een gebrek aan communicatie. Verweerster heeft gemaild, gebeld en er is een viergesprek gevoerd met alle betrokken partijen, met de intentie om er samen uit te komen. In het daaropvolgend overleg dat heeft plaatsgevonden tussen de advocaten, is op alle onderwerpen overeenstemming bereikt, behalve ten aanzien van de wijziging van de hoofdverblijfplaats van de dochter. Dit stond nog tussen partijen ter discussie. Na het indienen van het verzoekschrift is verweerster bovendien nog met de advocaat van klager in gesprek gebleven, wat ertoe heeft geleid dat klager en zijn ex-partner het uiteindelijk ook met elkaar eens zijn geworden over een zorgregeling, een vakantie- en feestdagen regeling. 

Maatstaf

5.10     Deze zaak betreft een klacht tegen de advocaat van de wederpartij. De maatstaf die het hof bij de beoordeling daarvan aanlegt is mede ingegeven door de voor advocaten geldende kernwaarde partijdigheid en houdt het volgende in. Een advocaat geniet een grote mate van vrijheid om de belangen van haar cliënte te behartigen op de wijze die haar passend voorkomt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van een wederpartij worden beperkt, tenzij zijn belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad. Zo mag de advocaat (a) zich niet onnodig grievend uitlaten over de wederpartij, (b) geen feiten poneren waarvan zij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) bij de behartiging van de belangen van haar cliënte de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt verder dat de advocaat de belangen van haar cliënte dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat haar cliënte haar verschaft, en dat zij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat hoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat zij voor haar cliënte wil bereiken met de middelen waarvan zij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van haar cliënte strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen. Daarbij geldt dat een advocaat in familiekwesties als de onderhavige in het algemeen moet waken voor onnodige polarisatie tussen de ex-echtelieden; van haar mag een bepaalde mate van terughoudendheid worden verwacht, juist omdat ook andere belangen in die procedures een grote rol kunnen spelen, met name belangen van kinderen. Die terughoudendheid heeft ook betrekking op het entameren van procedures. De advocaat moet daarbij van geval tot geval afwegen:


- het belang van haar cliënte bij het voeren van de procedure; 


- het belang van de wederpartij én dat van de kinderen bij het voorkomen daarvan;


- het verloop van het geschil tot dan toe;


- en de kans op succes van een procedure.


5.11    Het hof beoordeelt de klacht en de tegen de beslissing van de raad gerichte beroepsgronden aan de hand van de hiervoor geformuleerde maatstaven.

Overwegingen hof 

5.6     Het hof ziet op basis van het onderzoek in hoger beroep geen aanleiding om tot een andere beoordeling te komen dan die van de raad nu partijen hun standpunten in hoger beroep slechts hebben herhaald en er geen nieuwe argumenten zijn aangedragen die hiertoe zouden nopen, dan wel bij het hof tot nieuwe inzichten hebben geleid. 


5.7    In aanvulling hierop is het hof van oordeel dat de door klager verzonden e-mail aan zijn ex-partner van 4 januari 2022 voor verweerster en haar cliënte een gegronde reden opleverde om een verzoekschrift in te dienen. Verweerster heeft in haar verzoekschrift ook gemotiveerd uiteengezet wat de aanleiding was voor het verzoek (zie hierboven onder 3.8). Daarnaast volgt het hof klager niet in zijn stelling dat er sprake was van een gebrekkige communicatie en dat de enige inhoudelijke communicatie tussen partijen heeft plaatsgevonden op 25 februari 2022. Uit het dossier maakt het hof op dat verweerster op 22 december 2021 namens haar cliënte een voorstel voor een zorg- en vakantieregeling voor de minderjarige dochter naar klager heeft gemaild. Daarbij heeft verweerster klager verzocht om zo spoedig mogelijk, uiterlijk 6 januari 2022, op het voorstel te reageren. Op 4 januari 2022 heeft klager zijn ex-partner rechtstreeks bericht met de mededeling dat hij de inschrijving in het bevolkingsregister van zijn dochter (eenzijdig) zal wijzigen naar zijn adres. Op 5 januari 2022 heeft klager verweerster bericht naar aanleiding van haar e-mail van 22 december 2021. Daarin heeft hij onder meer aangegeven dat hij zich aan de lopende regeling uit het ouderschapsplan wil houden, dat inmiddels al jaren loopt, en dat zijn advocaat met een reactie zal komen. Uit dit e-mailbericht heeft verweerster afgeleid dat klager niet akkoord is met het voorstel van 22 december 2021. Van de advocaat van klager heeft zij geen bericht ontvangen, althans niet eerder dan 12 januari 2022 (om 15.00 uur). Uit de e-mail van 13 januari 2021 leidt het hof af dat verweerster, ondanks dat zij het verzoekschrift namens haar cliënte heeft ingediend, de deur naar een minnelijke regeling met de advocaat van klager open heeft willen houden, teneinde partijen alsnog in de gelegenheid te stellen om tot onderlinge overeenstemming te komen. Vervolgens zijn er nog diverse e-mails gewisseld en telefoongespreken gevoerd tussen verweerster en de advocaat van klager over onder meer een zorgregeling en het hoofdverblijf van de minderjarige dochter. 


5.8    Het hof is van oordeel dat het aanhangig maken van de verzoekschriftprocedure kennelijk  functioneel is geweest voor het nader tot elkaar brengen van partijen en het bewerkstelligen van een minnelijke regeling. Bovendien constateert het hof dat een minnelijke regeling over het hoofdverblijf van de minderjarige niet tot stand is gekomen en dat de rechtbank hierover een beslissing heeft moeten nemen. Onder deze omstandigheden is er geen sprake van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen van verweerster. Verweerster heeft door haar handelwijze de belangen van klager niet onevenredig geschaad zonder redelijk doel. 


5.12     Het hof verwerpt de beroepsgronden van klager en zal de beslissing van de raad bekrachtigen.


6    BESLISSING

Het Hof van Discipline:

bekrachtigt de beslissing van 27 februari 2023 van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, gewezen onder nummer 22-830/A/A, zoals overwogen onder 5.4. 


Deze beslissing is gewezen door mr. J. Blokland, voorzitter, mrs. R. van der Hoeven en P.J.G. van den Boom, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Bor, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 8 maart 2024.
 

griffier                                                                                                      voorzitter             

De beslissing is verzonden op 8 maart 2024.