ECLI:NL:TAHVD:2024:38 Hof van Discipline 's Gravenhage 230380

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2024:38
Datum uitspraak: 08-02-2024
Datum publicatie: 09-02-2024
Zaaknummer(s): 230380
Onderwerp: Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Verwijzing
Beslissingen: Voorzittersbeslissing
Inhoudsindicatie: Verzoek tot verwijzing van een klacht tegen de deken en een medewerker van het ordebureau afgewezen. De medewerker is geen advocaat, zodat de deken geen bevoegdheid heeft om onderzoek te doen naar de klacht. De klacht tegen de deken is in feite gericht tegen een beslissing in een andere klachtzaak die bovendien ter beoordeling voorligt aan de appelinstantie. Het recht om een klacht tegen de deken in te stellen is daarvoor niet bedoeld. 

Beslissing van de voorzitter van

het Hof van Discipline

van 8 februari 2024

in de zaak 230380

naar aanleiding van de klacht van:

klager 

tegen:

verweersters

1    HET VERZOEK

1.1    De voorzitter van het hof verwijst naar het e-mailbericht van 18 december 2023 van klager. Hierin verzoekt klager aan de voorzitter van het hof een klacht over verweersters te verwijzen naar een andere deken voor onderzoek en behandeling. Verweerster 1 is de Deken van de Orde van Advocaten is in het arrondissement Noord-Nederland waar zij zelf advocaat is. Verweerster 2 is werkzaam als stafjurist bij de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Nederland. 

1.2    In zijn bericht van 18 december 2023 heeft klager geschreven dat hij graag informatie over het verloop van de procedure ontvangt en over de wijze waarop hij daarvoor stukken in kan dienen. Klager heeft verder laten weten dat hij openstaat voor een minnelijke schikking. Op 9 en 10 januari 2024 heeft klager zijn verzoeken nog eens onder de aandacht van het hof gebracht. 

1.3    Op 11 januari 2024 heeft de griffier het volgende aan klager geschreven:

Uw eerdere verzoek om stukken te mogen indienen is abusievelijk over het hoofd gezien. U krijgt deze gelegenheid alsnog. Ik verzoek u de stukken die u wenst in te dienen uiterlijk 25 januari aanstaande aan te leveren.

Ik wijs er wel op dat het hof slechts oordeelt over de vraag of de klacht tegen mrs. Van de Wiel en Van Dorp voor onderzoek moet worden verwezen naar andere deken. Het hof oordeelt (in dit stadium) niet over de klacht zelf. De procedure verloopt schriftelijk.

1.4    Klager heeft dezelfde dag als volgt gereageerd:

Ik heb ook gemeld dat ik openstond voor een minnelijke schikking met de deken. Naar welke deken is de zaak doorverwezen door de voorzitter van het hof van discipline en over welke stukken beschikt deze deken? Deze informatie is van mij van belang om te weten welke stukken in nog aan zou kunnen leveren.

1.5    De griffier heeft daarop geantwoord dat de beslissing op het verwijzingsverzoek zal worden genomen nadat de aanvullende stukken door klager zijn ingediend en dat het hof niet zal oordelen over de klacht en dat dat betekent dat het hof ook niet zal bemiddelen. 

1.6    Bij e-mail van 24 januari 2024, met bijlagen, heeft klager aanvullende stukken ingediend. Deze zijn, evenals de e-mail van klager van 25 januari 2024, aan het dossier toegevoegd. Klager heeft de voorzitter gevraagd in het bijzonder acht te slaan op bijlagen 1AP en 1F. 

2    DE FEITEN EN DE KLACHT

2.1    Klager heeft bij verweerster 1 een klacht ingediend tegen mr. (…). Deze klacht is onderzocht door en namens verweerster 2. Na afronding van het onderzoek is de klacht doorgestuurd naar de raad van discipline in het arrondissement Arnhem-Leeuwarden (de raad). De raad heeft de klacht bij beslissing van 25 september 2023 ongegrond verklaard. Klager heeft tegen de beslissing hoger beroep ingesteld. Dat beroep is bij het hof geregistreerd onder zaaknummer 230295. De stand van zaken in zaak 230295 is dat een mondelinge behandeling is gepland op 17 mei 2024. Bij brief van 18 december 2023 zijn partijen voor deze zitting opgeroepen. 

2.2    Op 18 december 2023 heeft klager een klacht tegen verweersters ingediend, “inzake een aanbiedingsbrief van 16 januari 2023 waarin aantoonbaar, feiten zijn verdraaid, afgezwakt, verzonnen of gewoon weggelaten”. Volgens klager hebben verweersters bijzonder onzorgvuldig gehandeld, ten nadele van klager en ten gunste van mr. (…). De raad heeft, zonder kennis te hebben genomen van het volledige dossier, feitelijke onjuistheden blind overgenomen in hun oordeel over de klacht van klager tegen mr. (…). Klager heeft beroep ingesteld tegen de uitspraak van de raad en heeft daarbij aan het hof gevraagd “om ook de OvA middels een verweer te laten reageren”. Volgens klager speelt de orde van advocaten immers een belangrijke rol in deze procedure. 

2.3    Klager heeft de klacht tegen verweersters ingediend omdat het hof heeft gemeld dat er in hoger beroep slechts naar de zaak tussen hem en mr. (…) zal worden gekeken.


DE BEOORDELING

Verweerster 2


2.4    Het verzoek tot verwijzing van de klacht tegen verweerster 2 zal worden afgewezen. Het tuchtrecht zoals beschreven in de Advocatenwet is slechts van toepassing op advocaten. Verweerster 2 is niet ingeschreven op het tableau als advocaat. Er is dus geen grondslag voor onderzoek door een deken naar een tegen verweerster 2 ingediende klacht. 

Verweerster 1


2.5    Op grond van het bepaalde in artikel 46c lid 5 Advocatenwet dient een klacht tegen een deken in beginsel te worden verwezen naar een deken van een andere orde. De voorzitter zal hiertoe echter niet beslissen en licht dit als volgt toe.

2.6    Aan de klacht ligt ten grondslag dat de raad, volgens klager, zijn oordeel heeft gebaseerd op een onvolledig dossier. Klager stelt in de kern dat dat is te wijten aan de gebrekkige aanbiedingsbrief. Deze stelling, wat daar ook van zij, gaat eraan voorbij dat klager in eerste aanleg bij de raad, maar ook nog in hoger beroep de gronden van zijn klacht kan aanvullen en ook nadere bewijsstukken kan overleggen. In hoger beroep kan ook onder de aandacht worden gebracht dat klachten wel door klager zijn geuit, maar door de deken en/of de raad niet of onvoldoende zijn onderzocht. Naar het oordeel van de voorzitter gebruikt klager de klacht tegen verweerster 1 als een tweede rechtsmiddel – naast hoger beroep - tegen een hem onwelgevallige raadsbeslissing. Het recht om een tuchtklacht in te dienen is echter niet bedoeld om de beslissing in een andere klachtzaak die bovendien ter beoordeling voorligt aan de appelinstantie aan de kaak te stellen. Omdat de klacht is ingediend voor een ander doel dan waarvoor het klachtrecht is bedoeld wordt het klachtrecht misbruikt en zal de voorzitter de klacht niet door verwijzen naar een andere deken. 


3    BESLISSING

De voorzitter van het Hof van Discipline:

3.1    wijst het verzoek tot verwijzing af.


Deze beslissing is gewezen op 8 februari 2024 door mr. J. Blokland, voorzitter.


voorzitter

De beslissing is verzonden op 8 februari 2024.