ECLI:NL:TAHVD:2024:292 Hof van Discipline 's Gravenhage 240159

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2024:292
Datum uitspraak: 16-12-2024
Datum publicatie: 13-01-2025
Zaaknummer(s): 240159
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Grievende uitlatingen
Beslissingen: Regulier
Inhoudsindicatie: Klacht over advocaat wederpartij. Het hof stelt vast dat de raad een beslissing heeft gewezen terwijl zij geen acht hebben geslagen op stukken uit het procesdossier van de deken. Het hof verwijst de zaak terug naar de raad voor een inhoudelijke beoordeling.

Beslissing van 16 december 2024
in de zaak 240159

naar aanleiding van het wederzijds hoger beroep van:

klager

tegen:

verweerder

1 INLEIDING

1.1 Klager heeft ter onderbouwing van de klacht een grote hoeveelheid stukken overgelegd door middel van downloadlinks. Het hof heeft in beroep vastgesteld dat deze stukken niet zijn geraadpleegd door de raad van discipline bij de beoordeling van de klachtzaak. Dit vormt voor het hof aanleiding om de zaak terug te verwijzen naar de raad van discipline.


2 DE PROCEDURE

Bij de raad van discipline

2.1 De Raad van Discipline in het ressort Amsterdam (hierna: de raad) heeft in de zaak tussen klager en verweerder (zaaknummer: 23-870/A/NH) een beslissing gewezen op 22 april 2024. In deze beslissing is de klacht van klager gedeeltelijk gegrond verklaard. Aan verweerder is de maatregel van berisping opgelegd. Verder is verweerder veroordeeld tot betaling van het griffierecht, reiskosten en proceskosten.

2.2 Deze beslissing is onder nummer ECLI:NL:TADRAMS:2024:67 op tuchtrecht.nl gepubliceerd.

Bij het hof van discipline

2.3 De griffie van het hof heeft de beroepschriften van verweerder en klager op 21 mei 2024 ontvangen.

2.4 Verder bevat het dossier van het hof de stukken van de raad en de verweerschriften van klager en verweerder.

2.5 Bij e-mail van 12 november 2024 heeft de griffier namens het hof aan partijen laten weten dat, zakelijk weergegeven, bij het hof onduidelijkheid bestaat over welke stukken onderdeel zijn van het klachtdossier en welke stukken door de deken en de raad geraadpleegd zijn bij het onderzoek naar en de beoordeling van de klacht. Het hof heeft aangekondigd dat dit het onderwerp zal zijn tijdens de mondelinge behandeling. Klager heeft op 12 november 2024 laten weten dat het zijn voorkeur heeft dat de zaak inhoudelijk behandeld zal worden en dat over de inhoud van het dossier geen onduidelijkheid bestaat. Het hof heeft vervolgens op 14 november 2024 aan partijen laten weten dat op de zitting van 18 november 2024 slechts gesproken zal worden over de vraag welke stukken tot het dossier behoren.

2.6 Tijdens de openbare zitting van het hof van 18 november 2024 zijn klager en verweerder verschenen.


3 FEITEN

3.1 Op 23 november 2022 heeft klager de deken een e-mail gestuurd met twee downloadlinks. Als bijlage 1 bij zijn klacht heeft klager een inventaris (van zes pagina’s) overgelegd van de stukken die hij met de downloadlinks beoogde toe te voegen aan het dossier.

3.2 In het dossier zoals dat door de deken is doorgestuurd naar de raad waren de downloadlinks niet meer bruikbaar. De documenten die via de downloadlinks werden overgelegd vormden (aldus) geen onderdeel van het door de raad ontvangen klachtdossier.

3.3 Op 29 december 2023 heeft klager de raad stukken toegestuurd.

3.4 Op 8 januari 2024 (om 22.10 uur) heeft klager de raad een e-mail met een bijlage gestuurd. De bijlage bevat een downloadlink, naar dezelfde documenten als die klager op 23 november 2022 aan de deken heeft voorgelegd.

3.5 Op 9 januari 2024 heeft de griffier van het hof klager laten weten dat de raad geen kennis zal nemen van de in 3.3 en 3.4 bedoelde stukken, omdat de raad eerst een beslissing zal nemen over het aantal stukken dat klager nog mag indienen. Op 11 januari 2024 heeft de griffier van de raad klager laten weten dat de raad het hem toestaat om maximaal 80 pagina’s aan stukken in te dienen.

3.6 Op 27 januari 2024 heeft klager de raad een e-mail met drie bijlagen gestuurd. De bijlagen bevatten links naar bestanden die zijn opgeslagen via Google Drive. Klager stelt in zijn begeleidende e-mail dat hij met deze stukken ruimschoots binnen de 80 pagina’s is gebleven. Het gaat dan echter om de omvang van de bijlagen bij de e-mail van 27 januari 2024. De documenten die via de in de bijlagen opgenomen links te raadplegen zijn vertegenwoordigen meer dan 80 pagina’s.

3.7 Uit het proces-verbaal van de zitting bij de raad blijkt niet dat de vraag of de op 27 januari 2024 door klager toegezonden stukken passen binnen de afspraken (maximaal 80 pagina’s) nog onderwerp van gesprek is geweest. In de beslissing van de raad is slechts vermeld dat de raad kennis heeft genomen van de op 27 januari 2024 door klager toegezonden stukken.

3.8 Op 29 januari 2024 heeft de deken een bericht aan de raad gestuurd. Daarin staat:

“Naar aanleiding van de e-mail van [klager] van 9 januari 2024 heb ik vorige week telefonisch contact met hem opgenomen. Hieruit is gebleken dat niet het volledige klachtdossier van [klager] aan u is overgelegd. De Google Drive-link bij productie 6 in het klachtdossier is namelijk niet meer bruikbaar.
Bijgaand zend ik u de e-mail toe van [klager] van 27 januari 2024 met daarin een werkende Google Drive-link en verzoek u, namens [klager], deze bij uw beoordeling te betrekken.
Een kopie van deze e-mail zend ik aan [klager].”
3.9 Diezelfde dag heeft de griffier van de raad aan de deken met klager en verweerder in kopie een bericht verstuurd dat de link niet geraadpleegd zal worden, omdat al aan klager was gecommuniceerd dat hij maximaal 80 pagina’s mocht overleggen. Daarop heeft klager aan de griffier van de raad bericht dat de stukken uit de downloadlink onderdeel vormen van het dekendossier en niet aangemerkt kunnen worden als nagezonden stukken bij de raad. Zonder de link ontbreken de producties in het klachtdossier. Daarop heeft de griffier van de raad klager bericht dat de raad zal beslissen of de downloadlink onderdeel uitmaakt van het procesdossier.

3.10 Omdat op de zitting bij het hof nog altijd niet duidelijk werd welke stukken de raad bij de beraadslagingen over de zaak heeft geraadpleegd, heeft het hof op 19 november 2024 aan de raad de volgende vragen gesteld:

“1. Op 23 november 2022 heeft klager de deken een e-mail gestuurd met twee downloadlinks. Heeft de raad deze downloadlinks geraadpleegd?

2. Op 8 januari 2024 (om 22.10 uur) heeft klager de raad een e-mail met een bijlage gestuurd. De bijlage bevat een downloadlink. Heeft de raad deze downloadlink geraadpleegd?

3. Op 27 januari 2024 heeft klager de raad een e-mail met drie bijlagen gestuurd. De bijlagen bevatten links naar bestanden die zijn opgeslagen via Google Drive. Heeft de raad deze bestanden geraadpleegd?”

3.11 De raad heeft op 20 november 2024 als volgt gereageerd:

“De raad heeft geen van de in uw vragen (1, 2 en 3) genoemde downloadlinks geraadpleegd bij de beoordeling van de klacht van klager. Met klager zijn afspraken gemaakt waarbij het hem was toegestaan om maximaal 80 pagina’s aan aanvullende stukken bij de raad in te dienen. Deze stukken dienden in plaats van de downloadlinks.”


4 BEOORDELING HOF

Welke stukken behoren tot het dossier

4.1 Het hof stelt voorop dat het in de eerste plaats aan partijen is om te bepalen welke stukken zij ter onderbouwing van hun klacht aan het klachtdossier wensen toe te voegen. Het is immers aan partijen om hun stellingen en weren feitelijk te onderbouwen. Het is vervolgens aan de deken om partijen op dat punt te sturen als de stukken die zij tijdens het dekenonderzoek wensen te overleggen buitensporig, onbegrijpelijk of onoverzichtelijk zijn. Doet de deken dit niet, dan mogen partijen ervan uitgaan dat de door hen overgelegde stukken onderdeel vormen van het klachtdossier.

4.2 Uit het dossier blijkt niet dat de deken klager in deze zaak heeft gevraagd om zijn stukken in aantal of omvang te reduceren of anders aan te leveren. Dit betekent dat klager (en ook verweerder) ervan mochten uitgaan dat de stukken die klager via de downloadlinks had aangeleverd bij de deken deel uitmaken van het klachtdossier. Het betekent ook dat de deken deze stukken had moeten verstrekken aan de raad.

4.3 Dat laatste is niet gebeurd; de raad ontving van de deken slechts de links, maar die waren niet meer bruikbaar. Klager heeft geprobeerd om dit te herstellen door op 8 januari 2024 een hernieuwde link naar dezelfde stukken aan de raad te sturen.

4.4 De raad heeft deze link echter geweigerd, maar dat was niet terecht. De stukken waren immers al onderdeel van het dossier; het ging niet om nagezonden stukken.

4.5 Vanzelfsprekend is de raad wel bevoegd om van een partij te verlangen dat deze de relevantie aangeeft van de zich van een dossier uitmakende stukken alsmede om voorwaarden te stellen aan (aanvullende) stukken die partijen na ontvangst van het dossier van de deken nog willen toevoegen. De raad heeft dat laatste ook gedaan, door de omvang van de stukken te beperken tot 80 pagina’s. De raad heeft daarbij evenwel miskend dat de via de downloadlinks bij de deken en vervolgens op 8 januari 2024 (en herhaald op 27 januari 2024) bij de raad aangeleverde stukken geen aanvullende stukken waren, maar stukken die al onderdeel waren van het dossier. De raad heeft verder in de bestreden uitspraak, anders dan aangegeven op 29 januari 2024, in de uitspraak geen beslissing genomen over de vraag of de downloadlink onderdeel uitmaakt van het dossier.

De raad heeft beslist op grond van een onvolledig dossier

4.6 Uit het voorgaande volgt dat de tuchtrechter bij zijn oordeel over deze klachtzaak ook kennis moet (kunnen) nemen van de stukken die klager op 23 november 2022 aan de deken of op 8 januari 2024 aan de raad heeft overgelegd. Het hof gaat er daarbij van uit dat het telkens ging om links naar dezelfde stukken. De tuchtrechter zal daarbij de in de op 27 januari 2024 door klager ingediende stukken niet (zonder meer) buiten beschouwing mogen laten.

4.7 Gelet op de verklaring van de raad dat hij de downloadlinks in het geheel niet heeft geraadpleegd, komt het hof tot de conclusie dat de raad geen recht heeft gedaan op grond van een volledig klachtdossier.

4.8 Het hof stelt vast dat de procesgang daarmee onjuist is verlopen. Een substantieel aantal ordentelijk aangeleverde stukken, waarvan partijen mochten aannemen dat deze onderdeel vormden van het klachtdossier, is immers in het geheel niet betrokken bij de beoordeling van de klacht door de raad. Verweerder heeft ter zitting van het hof aangegeven dat hij dan wenst dat de raad een oordeel vormt over de klacht op basis van het volledige klachtdossier en niet het hof, omdat dan een instantie wordt gemist in de klachtbehandeling. Het hof ziet hierin grond om de zaak terug te verwijzen naar de raad die de zaak in eerste aanleg heeft behandeld.

4.9 Het hof zal de beslissing van de raad om redenen van zorgvuldige procesvoering vernietigen.

4.10 Het hof draagt klager voorts op om de eerder aan de deken en de raad verstrekte downloadlinks opnieuw naar de raad te zenden.


5 BESLISSING

Het Hof van Discipline:

5.1 vernietigt de beslissing van 22 april 2024 van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam gewezen onder zaaknummer 23-870/A/NH;

5.2 wijst de klachtzaak terug naar de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam voor behandeling en beoordeling;

5.3 bepaalt dat klager aan de raad en aan verweerder de stukken verstrekt zoals hiervoor in 4.10 bedoeld.


Deze beslissing is genomen door mr. J.C.A.T. Frima, voorzitter, mrs. K.H.A. Heenk en J.A. Huijgen, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.E. Verwey, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 16 december 2024.


griffier voorzitter

De beslissing is verzonden op 16 december 2024.