ECLI:NL:TAHVD:2024:285 Hof van Discipline 's Gravenhage 240215

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2024:285
Datum uitspraak: 29-11-2024
Datum publicatie: 07-01-2025
Zaaknummer(s): 240215
Onderwerp: Aanwijzing, subonderwerp: Artikel 13 Advocatenwet: aanwijzing van een advocaat
Beslissingen: Beklag
Inhoudsindicatie: Beklag op grond van artikel 13 ongegrond. Klager wenst bijstand in een procedure bij de kantonrechter. De verplichting voor de deken om op grond van artikel 13 Advocatenwet een advocaat aan te wijzen geldt alleen voor personen die een advocaat zoeken voor een procedure waarbij een advocaat verplicht is of voor een procedure waarin zij uitsluitend door een advocaat kunnen worden bijgestaan. Dat is hier niet het geval want voor een procedure bij de kantonrechter is geen sprake van verplichte procesvertegenwoordiging door een advocaat.

Beslissing van 29 november 2024
in de zaak 240215


naar aanleiding van het beklag op grond van artikel 13 Advocatenwet van:

klager

tegen:

de deken

1 DE PROCEDURE

Bij de deken
1.1 Klager heeft bij de deken een verzoek ingediend tot aanwijzing van een advocaat als bedoeld in artikel 13 lid 1 Advocatenwet.

1.2 De deken heeft dit verzoek afgewezen met de beslissing van 8 juli 2024. De deken heeft aan de afwijzende beslissing ten grondslag gelegd dat artikel 13 Advocatenwet alleen van toepassing is op zaken waarin bijstand door een advocaat is voorgeschreven of waarin bijstand alleen door een advocaat kan geschieden, terwijl het verzoek van klager om aanwijzing van een advocaat betrekking heeft op bijstand in een procedure bij de kantonrechter, waarbij rechtsbijstand van een advocaat niet verplicht is.

Bij het hof
1.3 Klager heeft op 31 juli 2024 een beklag tegen de beslissing van de deken ingediend bij het Hof van Discipline (hierna: het hof). Het beklag is op 5 augustus 2024 ontvangen door de griffie van het hof.

1.4 Verder bevat het dossier:
- het verweer van de deken

1.5 Het hof heeft het verzoek in raadkamer behandeld op basis van de stukken uit het dossier.

2 FEITEN

2.1 Het hof stelt de volgende feiten vast.

2.2 Klager is als gedaagde verwikkeld in een civielrechtelijke procedure bij de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, geregistreerd onder zaaknummer 11107883 \ CV EXPL 24-2174. De Politie Eenheid Rotterdam is de eisende partij in deze procedure. De kantonrechter heeft op 25 juni 2024 een tussenvonnis gewezen en daarin – kort gezegd – een mondelinge behandeling bevolen en bepaald dat de zaak weer op de rol zal komen van 9 juli 2024 voor het opgeven van de verhinderdagen van de partijen en hun gemachtigden.

2.3 Klager heeft op 8 juli 2024 een formulier aanwijzing advocaat bij de deken ingediend. Op de vraag of er al een procedure loopt heeft klager ‘ja’ ingevuld. Op de vraag om welke procedure het gaat en wat het belang van klager bij de procedure is, heeft klager ingevuld:

Afhandeling scheiding vonnis 29 dec 2010. Civiele procedure rekening opvang honden, vonnis 25 juni 2024/ zaak 11107883/CV EXPL 24-2174.

Op de vraag of er sprake is van spoed heeft klager ‘ja’ ingevuld en als zittingsdatum vermeld “civiel 9 juli”.

2.4 Klager heeft een toelichting van 1 juli 2024 als bijlage bij het formulier aanwijzing advocaat meegezonden waarin hij (onder andere) toelicht welke advocaten vanaf 2015 betrokken zijn geweest bij zijn dossier. Verder heeft klager het tussenvonnis van 25 juni 2024 als bijlage toegevoegd.

2.5 De deken heeft daarop op 8 juli 2024 het verzoek van klager afgewezen. De deken heeft ter onderbouwing van deze beslissing geschreven dat artikel 13 Advocatenwet alleen van toepassing is op zaken waarin bijstand door een advocaat is voorgeschreven of waarin bijstand alleen door een advocaat kan geschieden. De deken stelt vast dat het verzoek van klager om aanwijzing van een advocaat betrekking heeft op bijstand in een procedure bij de kantonrechter, terwijl rechtsbijstand van een advocaat daarbij niet verplicht is.

3 BEKLAG EN VERWEER

Gronden van het beklag
3.1 Klager stelt dat de deken het verzoek ten onrechte heeft afgewezen omdat het recht op bijstand van een deskundige advocaat bij wet is geregeld. Bovendien heeft het hof het advies van PBC [hof: Pieter Baan Centrum] overgenomen. Verder schrijft klager onder ‘N.B.’ dat hij graag bijstand van een ter zake kundig advocaat wil voor de zitting van 16 september 2024 tegen mr. P(…). Volgens klager hebben “ze (…) er met elkaar een zooitje van gemaakt” en is klager ontoerekeningsvatbaar verklaard terwijl dat niet aan de orde is waardoor hij toch gedetineerd zit.

Verweer
3.2 Het verweer van de deken zal hierna, voor zover van belang, worden besproken.

4 BEOORDELING

Toetsingskader

4.1 Op grond van artikel 13 Advocatenwet kan een rechtzoekende die niet (tijdig) een advocaat bereid vindt hem bij te staan in een zaak waarin vertegenwoordiging door een advocaat is voorgeschreven of bijstand uitsluitend door een advocaat kan geschieden, zich wenden tot de deken met het verzoek een advocaat aan te wijzen. De deken kan een verzoek op grond van dit artikel alleen wegens gegronde redenen afwijzen. Een dergelijke reden kan onder meer bestaan indien de door klager gewenste procedure geen verplichte procesvertegenwoordiging kent, of indien de procedure geen redelijke kans van slagen heeft.

Overwegingen van het hof

4.2 Uit het formulier aanwijzing advocaat maakt het hof op dat klager bijstand wenst in de procedure tegen de Politie Eenheid Rotterdam, waarin de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, op 25 juni 2024 een tussenvonnis heeft gewezen. De deken heeft in dat verband terecht aangevoerd dat voor een procedure bij de kantonrechter geen sprake is van verplichte procesvertegenwoordiging door een advocaat. De verplichting voor de deken om op grond van artikel 13 Advocatenwet een advocaat aan te wijzen geldt alleen voor personen die een advocaat zoeken voor een procedure waarbij een advocaat verplicht is of voor een procedure waarin zij uitsluitend door een advocaat kunnen worden bijgestaan. De deken mocht het verzoek van klager dan ook afwijzen.

4.3 Voor zover klager in zijn beklag heeft verzocht om bijstand in de procedure tegen mr. P(…) waarin een zitting gepland stond op 16 september 2024, overweegt het hof dat het in deze procedure niet over dat verzoek kan beslissen. Eerst dient klager daartoe een verzoek bij de deken in te dienen en dient de deken zich over het verzoek uit te laten.

4.4 Het beklag van klager wordt ongegrond verklaard.

5 BESLISSING

Het Hof van Discipline:

- verklaart het beklag van klager tegen de beslissing van 8 juli 2024 van de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Nederland ongegrond.

Deze beslissing is gewezen door mr. J.C.A.T. Frima, voorzitter, mrs. K. Teuben en G.C. Endedijk, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.R. Sijses, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 29 november 2024.

griffier voorzitter

De beslissing is verzonden op 29 november 2024.