ECLI:NL:TAHVD:2024:283 Hof van Discipline 's Gravenhage 240214

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2024:283
Datum uitspraak: 18-11-2024
Datum publicatie: 07-01-2025
Zaaknummer(s): 240214
Onderwerp: Aanwijzing, subonderwerp: Artikel 13 Advocatenwet: aanwijzing van een advocaat
Beslissingen: Beklag
Inhoudsindicatie: Beklag ex artikel 13 (beklag tegen beslissing deken geen advocaat aan te wijzen). Klager heeft niet meegewerkt aan het verzoek van de deken om inzage in de processtukken van de zaak waarin hij een advocaat aangewezen wenst te zien. Reeds op die grond is beklag ongegrond. Bovendien heeft klager onvoldoende onderbouwd dat de gewenste procedure redelijke kans van slagen heeft. Beklag ongegrond.

Beslissing van 18 november 2024
in de zaak 240214


naar aanleiding van het beklag op grond van artikel 13 Advocatenwet van:

klager

tegen:

de deken

1 DE PROCEDURE

Bij de deken

1.1 Klager heeft bij de deken een verzoek ingediend tot aanwijzing van een advocaat als bedoeld in artikel 13 lid 1 Advocatenwet.

1.2 De deken heeft dit verzoek afgewezen met de beslissing van 21 juni 2024. De deken heeft aan de afwijzende beslissing ten grondslag gelegd dat zij niet kan vaststellen dat de gewenste procedure een redelijke kans van slagen heeft en het aan klager is te wijten dat hij niet langer een advocaat heeft.

Bij het hof

1.3 Klager heeft op 2 augustus 2024 een beklag tegen de beslissing van de deken ingediend bij het Hof van Discipline (hierna: het hof).

1.4 Verder bevat het dossier:
- het verweer van de deken;
- de repliek;
- de dupliek.

1.5 Het hof heeft het verzoek in raadkamer behandeld op basis van de stukken uit het dossier.


2 FEITEN

Het hof stelt de volgende feiten vast.

2.1 Klager is eigenaar van een appartementsrecht dat deel uitmaakt van een Vereniging van Eigenaren (hierna: de VvE) met twee appartementsrechten. Het tweede appartementsrecht is eigendom van de heer B (hierna: B). Klager is voorzitter van de VvE en B is bestuurslid. Tussen klager en B zijn geschillen ontstaan, waarover is geprocedeerd. Ook heeft de VvE geschillen met de VvE van de buren.

2.2 De kantonrechter van de rechtbank Den Haag heeft een vonnis gewezen op 12 oktober 2023. Daarin zijn de vorderingen van klager tegen B, de VvE, de buurman en de VvE van de buren afgewezen en klager veroordeeld in de proceskosten, waaronder de werkelijke proceskosten van B.

2.3 Klager heeft de deken in 2023 in verschillende zaken verzocht om op grond van artikel 13 Advocatenwet een advocaat aan te wijzen.

2.4 Mr. V heeft een procesadvies aan klager uitgebracht over de VvE-kwestie en daarin geconcludeerd dat een hoger beroep tegen het vonnis van de kantonrechter geen kans van slagen heeft. Wel zag mr. V kansen voor een grief tegen de veroordeling in de werkelijke proceskosten op basis van het vastgestelde misbruik van recht.

2.5 Mr. K, kantoorgenoot van mr. V, heeft hoger beroep ingesteld voor klager.

2.6 Op 13 december 2023 heeft klager de deken verzocht een advocaat aan te wijzen voor rechtsbijstand bij zijn hoger beroep tegen het vonnis van de kantonrechter van 12 oktober 2023. Dit verzoek is afgewezen door de deken. Het beklag tegen deze afwijzende beschikking (240060) is door het hof ongegrond verklaard. Het hof heeft daartoe overwogen:

“Het ging klager om de aanwijzing van een advocaat die voor hem hoger beroep zou instellen tegen een voor klager onwelgevallige beslissing van de kantonrechter. Klager heeft een advocaat gevonden, die dat voor hem wilde doen en ook heeft gedaan en ook zodanig dat klager vervolgens nog ruim de tijd heeft gekregen om de door hem gewenste second opinion elders te vragen. Ook dit beklag is derhalve ongegrond, omdat klager bij dit beklag geen belang meer heeft. Voor een beoordeling van wat klager verder nog heeft aangevoerd over mr. V en zijn (voorschot)nota is in deze procedure geen ruimte.”

2.7 De dagvaarding is vervolgens ingeschreven door mr. B (verder: mr. B). Vervolgens heeft mr. B advies uitgebracht aan klager en heeft mr. B aangegeven de rechtsbijstand aan klager te beëindigen.

2.8 Klager heeft de deken op 7 mei 2024 opnieuw verzocht een advocaat aan te wijzen voor het hoger beroep tegen voormeld vonnis van de kantonrechter. Daarbij heeft klager zowel de deken als mr. B gevraagd de geheimhouding van mr. B inzake klagers zaak te respecteren. Daarop heeft de deken klager laten weten dat zij mogelijk contact opneemt met mr. B en dat als klager mr. B niet toestaat informatie te verstrekken dit reden zal zijn om het verzoek af te wijzen. De deken moet namelijk kunnen vaststellen waarom het klager zelf niet lukt om een advocaat te vinden en mr. B klager niet langer wenst bij te staan. Klager heeft die toestemming geweigerd.

2.9 De deken heeft in de brief van 21 juni 2024 het verzoek tot aanwijzing van een advocaat afgewezen. De deken concludeert dat er geen aanknopingspunten zijn dat klagers beroep enige kans van slagen heeft. Verder kan de deken “niet vaststellen dat het niet aan klagers eigen schuld te wijten is dat hij niet langer een advocaat heeft”. Wat betreft de rechtsbijstand in een beroep tegen de opgelegde werkelijke proceskostenveroordeling wegens misbruik van recht, heeft de deken een advocaat aangewezen, mr. B (verder: de aangewezen advocaat). Mr. B hoeft geen advies te geven over de mogelijkheden in hoger beroep tegen de afgewezen vorderingen.

2.10 Op 26 juni 2024 heeft klager de deken bericht dat hij het oneens is met de beslissing van de deken. Een beroep tegen de veroordeling in proceskosten is alleen zinvol als ook tegen de inhoudelijke afwijzing van de vorderingen beroep kan worden ingesteld en het oordeel dat sprake is van misbruik van recht wordt bestreden. Daarop heeft de stafjurist van de deken klager bericht dat zij met de aangewezen advocaat contact heeft gehad en hij het oordeel over misbruik van recht zal betrekken in zijn advies.

2.11 Op 9 augustus 2024 heeft klager de deken laten weten dat de aangewezen advocaat zich heeft onttrokken aan de zaak. De aangewezen advocaat heeft de deken geïnformeerd dat klager niet tijdig het voorschot had voldaan. Nadat de stafjurist van de deken heeft bemiddeld en klager een aanvullende termijn is gegeven voor voldoening van het voorschot, heeft hij die opnieuw niet tijdig betaald omdat hij het oneens was met de hoogte van het voorschot en een meer gedetailleerde offerte wenste.


3 BEKLAG EN VERWEER

Gronden van het beklag

3.1 Kort samengevat stelt klager dat de deken het verzoek ten onrechte heeft afgewezen waar het gaat om het instellen van beroep tegen de afgewezen vorderingen in het vonnis van de kantonrechter. Klager heeft als argument aangevoerd dat de deken selectief is in haar oordeelsvorming door zich te baseren op het procesadvies van mr. V, terwijl in dit procesadvies geen acht is geslagen op cruciale onderdelen. De deken heeft verder ten onrechte de visie van andere advocaten van klager, die hem bijstaan in andere procedures, buiten beschouwing gelaten.

3.2 Verder heeft klager in zijn beklag verzocht:

“a. De Deken te vragen om de aanwijzing te wijzigen naar een nieuwe advocaat.
b. De Deken te vragen om bij het marktconforme tarief ook rekening te houden met de beurs van een gewone burger. Bij de Vereniging Eigen Huis hanteert men voor een jurist EUR 205 en voor [mr V] was het tarief EUR 250 terwijl een advocaat niet alles hoeft te doen maar wel gezien moet hebben.
c. De Deken te vragen om de kosten te compenseren die [de aangewezen advocaat] heeft gehad aan de onbetamelijkheid van [mr. K] vanaf diens terugkomen op een afspraak vanaf 3 juli 2024.
d. De Deken Haag te vragen om de Deken Amsterdam te vragen om serieus te kijken naar een verzoek van de VvE en [klager] om heropening t.a.v. [J] en [mr K] toe te staan, mede in het licht van de ontwikkelingen na eerste indiening in 2022 danwel de uitspraak van de Raad van Discipline uit 2023.”

Verweer

3.3 De deken heeft gemotiveerd verweer gevoerd en kort samengevat het volgende aangevoerd. De deken heeft het verzoek afgewezen, omdat klager de door de deken verzochte informatie niet wilde verstrekken. Van een rechtzoekende die geen advocaat kan vinden en een verzoek ex artikel 13 doet, mag worden verwacht dat hij de deken open en eerlijk informeert over de inspanningen die hij heeft verricht om een advocaat te vinden, wat daar uit is gekomen en over de reden waarom een advocaat hem niet langer bij wil staan. Daar komt bij dat mr. V van oordeel was dat een hoger beroep geen redelijke kans van slagen had en ook mr. B niet bereid was grieven te formuleren tegen het vonnis van de kantonrechter. De deken heeft dus geen aanknopingspunten voor de conclusie dat klagers gewenste beroep een redelijke kans van slagen heeft.

3.4 De deken voert aan dat klager misbruik maakt van het recht in artikel 13 Advocatenwet een advocaat te verzoeken. Klager dient steevast een klacht in als de advocaat niet het advies geeft wat klager wenst. Sommige advocaten heeft klager zelfs in kort geding gedagvaard. Bovendien overspoelt klager het ordebureau en de advocaten in kwestie met omvangrijke stukken.

Repliek en dupliek

3.5 Klager heeft in zijn repliek uitvoerig gereageerd op het verweer van de deken. Daarbij heeft klager aanvullende klachten geformuleerd tegen de deken. De deken heeft hierop gemotiveerd gereageerd.


4 BEOORDELING

Vooraf

4.1 Het hof beoordeelt in deze beklagprocedure enkel of de deken op goede gronden het verzoek om aanwijzing van een advocaat heeft geweigerd. Andere klachten en verwijten vallen buiten het bestek van deze procedure. Ook oordeelt het hof niet over de beslissing van de deken een advocaat aan te wijzen voor rechtsbijstand tegen de proceskostenveroordeling.

Toetsingskader

4.2 Op grond van artikel 13 Advocatenwet kan een rechtzoekende die niet (tijdig) een advocaat bereid vindt hem bij te staan in een zaak waarin vertegenwoordiging door een advocaat is voorgeschreven of bijstand uitsluitend door een advocaat kan geschieden, zich wenden tot de deken met het verzoek een advocaat aan te wijzen. De deken kan een verzoek op grond van dit artikel alleen wegens gegronde redenen afwijzen.

Overwegingen Hof

4.3 Het hof stelt voorop dat het primair aan klager is om een advocaat te vinden om hem de gewenste rechtsbijstand te verlenen. De voorziening in artikel 13 Advocatenwet is bedoeld voor noodsituaties waarin een klager niet zelf een advocaat bereid kan vinden om hem bij te staan. Wanneer klager een beroep op deze voorziening doet, moet klager medewerking verlenen en de gevraagde informatie aanleveren zodat de deken zijn verzoek kan beoordelen. Het ligt op de weg van klager om zijn verzoek zo goed mogelijk te onderbouwen. In dit geval zijn de deken en klager het onderling oneens of de stukken van mr. B noodzakelijk zijn om te beoordelen of de gewenste procedure een redelijke kans van slagen heeft. Bij gebrek aan inzage in de stukken van mr B, omdat klager die inzage weigert, heeft de deken zich logischerwijs gebaseerd op het procesadvies van mr. V die klager eerder in die kwestie had geadviseerd. Dat er weloverwogen procesadviezen van andere advocaten zijn waaruit volgt dat een hoger beroep tegen de afwijzende vorderingen wel kans van slagen heeft, is door klager niet met stukken onderbouwd. Het hof concludeert dat de deken op goede gronden het verzoek heeft afgewezen.

4.4 Over alle andere punten die klager aanvoert - zoals over de hoogte van het tarief van de aangewezen advocaat, (een kostencompensatie voor) de tijd die deze advocaat heeft besteed om de zaak van klager tegen de advocaten van de wederpartij te heropenen - overweegt het hof het volgende. Dit zijn punten die niet relevant zijn voor de vraag of de deken op goede gronden klagers verzoek om aanwijzing van een advocaat heeft afgewezen. Het hof gaat daarom aan deze verzoeken voorbij.

Misbruik van recht

4.5 De deken heeft het hof gevraagd uit te spreken dat klager misbruik maakt van recht door dit beklag aanhangig te maken. Het hof legt dit verzoek terzijde. Klager heeft in het voorliggende geschil met de VvE één keer eerder om aanwijzing van een advocaat gevraagd. Het beklag tegen die afwijzende beslissing is door het hof ongegrond verklaard, omdat gedurende de beklagprocedure een advocaat bereid was gevonden het beroep aanhangig te maken. In dit geval verklaart het hof het beklag ongegrond, omdat de deken door omstandigheden in de invloedssfeer van klager over onvoldoende informatie beschikt om te beslissen op het verzoek. Hoewel het hof inziet dat klager de artikel 13-procedure niet bepaald vergemakkelijkt door de wijze waarop hij procedeert, is dat gegeven in dit stadium nog nét onvoldoende om te bepalen dat klager misbruik maakt van het recht om een advocaat te verzoeken. Klager dient zich evenwel te realiseren dat eenzelfde (proces)houding in een eventuele volgende procedure naar verwachting niet op dezelfde coulance zal kunnen rekenen.


5 BESLISSING

Het Hof van Discipline:

verklaart het beklag van klager tegen de beslissing van 21 juni 2024 van de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag ongegrond.


Deze beslissing is genomen door mr. J.D. Streefkerk, voorzitter, mrs. J.W.M. Tromp en H.H. Tan, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.E. Verwey, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 18 november 2024.

griffier voorzitter

De beslissing is verzonden op 18 november 2024.