ECLI:NL:TAHVD:2024:275 Hof van Discipline 's Gravenhage 230392

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2024:275
Datum uitspraak: 15-11-2024
Datum publicatie: 19-11-2024
Zaaknummer(s): 230392
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen: Regulier
Inhoudsindicatie: Samenvatting Klacht over eigen advocaat. Hangende de hoger beroepsprocedure in de strafzaak van klager heeft verweerder de zaak overgenomen van de vorige raadsman. Klager verwijt verweerder dat hij bij gelegenheid van het overnemen van de zaak of daarna, bij het beëindigen van zijn rechtsbijstand, het strafdossier niet aan klager heeft verstrekt. De klacht is ongegrond.

Beslissing van 15 november 2024
in de zaak 230392

naar aanleiding van het hoger beroep van:


klager

tegen:

verweerder

1 INLEIDING

1.1 Klager is in beroep gekomen van een verzetbeslissing. Het hof zet eerst het verloop van de procedure bij de raad en het hof uiteen. Vervolgens zet het hof het volgende op een rij: de feiten, de klacht en de beoordeling van de raad. Daarna volgen de redenen waarom klager in beroep is gekomen en hoe het hof daarover oordeelt.


2 DE PROCEDURE

Bij de raad van discipline

2.1 Voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden (hierna: de voorzitter van de raad) heeft in de zaak tussen klager en verweerder (zaaknummer: 23-242/AL/MN) een voorzittersbeslissing gewezen op 5 juni 2023. In deze beslissing is de klacht van klager kennelijk ongegrond verklaard.

2.2 Deze beslissing is onder nummer ECLI:NL:TADRARL:2023:147 op tuchtrecht.nl gepubliceerd.

2.3 Klager heeft tegen de beslissing verzet ingesteld. De raad heeft het verzet op 18 december 2023 gedeeltelijk gegrond verklaard. De raad heeft de klacht vervolgens ongegrond verklaard en het verzet voor het overige ongegrond verklaard.

2.4 De beslissing van de raad is onder nummer ECLI:NL:TADRARL:2023:365 op tuchtrecht.nl gepubliceerd.

Bij het hof van discipline

2.5 Het beroepschrift van klager tegen de beslissing is op 20 december 2023 ontvangen door de griffie van het hof.

2.6 Verder bevat het dossier van het hof:
- de stukken van de raad;
- het verweerschrift van verweerder;
- de e-mail van 8 maart 2024, met bijlagen, van klager,
- de e-mail van 5 september 2024, met bijlage, van klager.

2.7 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld tijdens de openbare zitting van 20 september 2024. Daar zijn klager en verweerder verschenen.

3 FEITEN

3.1 Het hof gaat uit van de feiten die door de raad zijn vastgesteld nu daartegen geen beroepsgrond is gericht. Het gaat om de volgende feiten.

3.2 Klager is op 12 maart 2021 veroordeeld door de meervoudige strafkamer in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda.

3.3 Op 15 maart 2021 heeft klager zelf hoger beroep ingesteld tegen het vonnis bij het gerechtshof ’s-Hertogenbosch. Op 6 april 2021 heeft mr. K. zich als raadsman van klager gesteld in de strafzaak in hoger beroep. Begin december 2021 heeft mr. K. aan verweerder verzocht het strafdossier in hoger beroep over te nemen. Op 10 december 2021 heeft verweerder de opdracht aan klager bevestigd. Op 10 december 2021 heeft verweerder zich als raadsman van klager gesteld bij het gerechtshof en het ressortsparket.

3.4 In de hoger beroepsprocedure bij het gerechtshof stond op 21 juni 2022 een getuigenverhoor gepland bij het kabinet van de raadsheer-commissaris. Op 18 juni 2022 heeft klager aan verweerder en aan voornoemd kabinet laten weten dat verweerder niet meer als zijn raadsman mag optreden. Na telefonisch contact met de klager waarin deze aangaf dat hij zijn opdracht tot rechtsbijstand introk, heeft verweerder op 20 juni 2022 per e-mail aan klager bericht dat hij zich heeft onttrokken vanwege een vertrouwensbreuk en klager nader geïnformeerd over het geplande getuigenverhoor. In die e-mail heeft verweerder het volgende aan klager geschreven:

“Uw eventuele nieuwe raadsman/-vrouw kan mij een overnameverzoek toesturen, waarna ik het dossier direct zal overdragen. Desgewenst kan ik ook de door u toegezonden correspondentie naar deze advocaat opsturen.”

3.5 Op 6 maart 2023 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

4 KLACHT

4.1 De klacht zoals deze voorlag bij de raad, houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder het strafdossier (in hoger beroep) van klager niet aan klager heeft verstrekt, ook niet na de beëindiging van de opdracht. In de voorzittersbeslissing van 5 juni 2023 is beslist op het punt dat verweerder ná beëindiging van de opdracht het dossier niet aan klager (of een opvolgend advocaat) heeft gestuurd.

4.2 In de verzetsprocedure is geoordeeld over de klacht voor zover die betrekking heeft op de periode vóór beëindiging van de opdracht. Dat deel ziet erop dat de voormalig advocaat van klager, mr. K, in december 2021 verweerder heeft verzocht de behandeling van de strafzaak in hoger beroep betreffende klager over te nemen. Klager stelt hiervan niet op de hoogte te zijn geweest en zijn strafdossier toen niet te hebben ontvangen.

5 BEOORDELING RAAD

5.1 Voor zover de voorzittersbeslissing betrekking heeft op de periode ná beëindiging van de opdracht heeft klager geen verzetsgronden aangevoerd of anderszins argumenten aangedragen die tot de conclusie zouden kunnen leiden dat de voorzitter ten aanzien van dat deel van de klacht een onjuiste maatstaf heeft gehanteerd of van onjuiste of onvolledige feiten is uitgegaan. Ten aanzien van dat deel van de klacht heeft de raad het verzet ongegrond verklaard.

5.2 Ten aanzien van het verwijt dat verweerder het dossier voorafgaand aan de beëindiging van de opdracht niet heeft verstrekt heeft de raad geoordeeld dat de raad uit het klachtdossier niet heeft kunnen afleiden en dat door klager ook niet is gesteld dat, en zo ja wanneer, hij verweerder om toezending van – of toegang tot – het (digitale) strafdossier heeft verzocht. Verweerder heeft ook aangevoerd dat daarvan nimmer sprake is geweest. Bij overname van een dossier van een collega advocaat is een advocaat niet zonder meer gehouden om de betreffende cliënt op dat moment diens dossier te doen toekomen. Daarom is er geen sprake van klachtwaardig handelen, of in dit geval nalaten. Dat klager niet op de hoogte zou zijn geweest van de overname van zijn zaak door verweerder, strookt volgens de raad niet met het feit dat klager op 15 december 2021 inhoudelijk reageerde op de e-mail van verweerder van 10 december 2021 waarin verweerder melding maakte van die overname. De raad heeft (dit deel van) de klacht dan ook ongegrond verklaard.

6 BEROEPSGRONDEN EN VERWEER

Beroepsgronden klager

6.1 Uit het beroepschrift blijkt dat klager het met het oordeel van de raad niet eens is. Klager stelt ter onderbouwing van zijn beroep onder meer het volgende (voetnoten weggelaten):

“(…) 4) Onderliggend aan het drietal tuchtklachten in hoger beroep in strafzaak op aangiftes voormalig echtgenoot cliënte “[….]Advies”, welke aangiftes gericht op het verlenen van rechtsbijstand aan cliënte, hetgeen tevens aanleiding voor inbreuken door aangever in de persoonlijke levenssfeer.
5) Het drietal tuchtklacht in hoger beroep strafzaak kent een historie aanvangend met een proces-verbaal raadkamer waaruit enerzijds wel inbreng belastend anderzijds daarentegen juist nalaten ontlastend zijdens toenmalige “raadsman” vastgelegd, waarop na uitblijven van iedere uitleg de betrokken advocaat op 11 mei 2017 geschorst in diens bediening als “raadsman” in strafzaak.
6) Hetgeen opmaat tot een thans nog de afdeling bestuursrechtspraak Raad van State voorliggend “Dekenstandpunt” d.d. 17 september 2018 en o.a. een uitspraak 6 december 2023 Raad van State (ECLI:NL:RVS:2023:4515), waarin voor “bevoegdheid” Dekens tot terzijdestelling van hun wettelijke verplichting art. 46d lid 1 Advocatenwet verwezen naar publicaties Tuchtrechtspraak.
7) Het drietal tuchtklachten in hoger beroep strafzaak volgt daarbij op (door-)verwijzing Raad voor Rechtsbijstand na een zonder machtiging/toestemming/overleg/wetenschap vanuit beklaagde gedane opgave tot de wijziging “toevoeging” mr. T. K[…] in hoger beroep strafzaak in hemzelf, welke opgave “opdook” bij verweer Raad voor Rechtsbijstand in beroep Rechtbank Gelderland.
8) De tuchtklacht thans in beroep volgde op het door [verweerder] zonder machtiging, toestemming en/of overleg in hoger beroep strafzaak “MijnStrafdossier” bij Gerechtshof opvragen reeds vóóraf aan voor het eerst (per e-mail) vernemen van deze -tot dan mij onbekende- advocaat en het op uitblijven ieder bericht over verwerving pas in 2023 uit navragen bij Gerechtshof blijken.
=
9) Motivering beroep betreft daarmede het in eerste aanleg afdoen tuchtklacht met de mogelijkheid opvraging bij beklaagde -hetgeen afstuit op ontbreken enige mededeling beschikking beklaagde-, onder zowel (ten faveure beklaagde) nalaten toetsing aan het Wetboek van Strafvordering, waarin strafdossier te verstrekken aan een verdachte zelve met aan eventueel “raadsman” -hooguit zolang “raadsman”- afschriften, als nalaten toetsing aan Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens, met machtiging/toestemming/bevoegdheid voorwaarde voor zowel verwerking als behoud strafdossier.

Conclusie: tot in beroep alsnog toetsen inleidende tuchtklacht aan de “norm” gesteld in WvSv met Wjsg, althans aan de verplichtingen ingevolge NOvA-Gedragsregels tot m.n. al dan niet schriftelijk informeren.”

Verweer verweerder

6.2 Verweerder heeft het hof gevraagd de beslissing van de raad te bekrachtigen. Verweerder heeft het hof verder gevraagd om aan klager een klachtverbod op te leggen.

7 BEOORDELING HOF

Beroep tegen ongegrond verzet niet-ontvankelijk

7.1 Voor zover het beroep zich richt tegen het ongegrond verklaarde deel van het verzet geldt het volgende.

7.2 Artikel 46h lid 7 van de Advocatenwet bepaalt dat geen beroep kan worden ingesteld tegen een beslissing van de raad waarbij het verzet tegen een voorzittersbeslissing niet-ontvankelijk of ongegrond is verklaard. Er kan een uitzondering op deze regel worden gemaakt, als de procedure bij de raad geen eerlijk proces betrof doordat bij de behandeling van het verzet door de raad een fundamenteel rechtsbeginsel is geschonden. Dan kan het appelverbod worden doorbroken. Naar het oordeel van het hof is daarvan geen sprake. Het hof overweegt hierbij als volgt.

7.3 In de door klager aangevoerde beroepsgronden wordt niet, althans niet ondubbelzinnig gesteld dat sprake is van schending van een fundamenteel rechtsbeginsel door de raad. Klager heeft onvoldoende gesteld om te kunnen concluderen dat het appelverbod moet worden doorbroken. Klager kan daarom niet worden ontvangen in zijn beroep voor zover dat is gericht tegen het ongegrond verklaarde verzet.

Beroep tegen de ongegronde klacht

7.4 Voor zover de beroepsgronden zijn gericht tegen het oordeel van de raad dat verweerder niet klachtwaardig heeft gehandeld door in de periode voor de beëindiging van de opdracht het strafdossier niet aan klager te verstrekken, overweegt het hof dat het op grond van de door klager ingenomen standpunten en het onderzoek in hoger beroep geen aanleiding ziet om tot een andere beoordeling van de klacht te komen dan die van de raad. Het hof acht de beslissing van de raad voldoende gemotiveerd en sluit zich aan bij deze beslissing en neemt deze over. Daaraan voegt het hof toe dat, voor zover klager in hoger beroep alsnog de stelling heeft ingenomen dat hij in de periode voor de beëindiging van de opdracht verweerder verzocht heeft om toezending van – of toegang tot – het (digitale) strafdossier, klager deze stelling niet nader heeft onderbouwd.

7.5 Het hof verwerpt het hoger beroep van klager voor zover dit is gericht tegen de ongegrondverklaring van zijn klacht en zal de beslissing van de raad bekrachtigen.

Verzoek tot het opleggen van een klachtverbod

7.6 Verweerder heeft het hof verzocht aan klager een klachtverbod op te leggen.

7.7 Het hof stelt voorop dat misbruik van klachtrecht slechts in hoogst uitzonderlijke gevallen kan worden aangenomen (vgl. artikel 3:13 BW). Dat kan onder meer aangenomen worden als sprake is van het stelselmatig indienen van klachten en/of verzoeken op grond van de Advocatenwet die nergens toe hebben geleid, of in het geval de tuchtrechtelijke procedure wordt gebruikt op een wijze waarvoor deze niet is bedoeld, bijvoorbeeld om bescheiden en/of informatie te verkrijgen waarop de klager geen recht heeft.

7.8 In hetgeen verweerder heeft aangevoerd ziet het hof onvoldoende aanleiding op dit moment te bepalen dat een volgende klacht van klager niet in behandeling zal worden genomen.

8 BESLISSING

Het Hof van Discipline:

8.1 verklaart het beroep van klager niet-ontvankelijk voor zover dat is gericht tegen het ongegrond verklaarde verzet;

8.2 bekrachtigt de beslissing van 18 december 2023 van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden, gewezen onder nummer 23-242/AL/MN.

Deze beslissing is genomen door mr. J.C.A.T. Frima, voorzitter, mrs. R. Verkijk en P.J.G. van den Boom, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.R. Sijses, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 15 november 2024.


griffier voorzitter


De beslissing is verzonden op 15 november 2024.