ECLI:NL:TAHVD:2024:204 Hof van Discipline 's Gravenhage 240211

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2024:204
Datum uitspraak: 02-08-2024
Datum publicatie: 21-08-2024
Zaaknummer(s): 240211
Onderwerp:
  • Aanwijzing, subonderwerp: Artikel 13 Advocatenwet: aanwijzing van een advocaat
  • Aanwijzing, subonderwerp: Beklag tegen beslissing raad van toezicht houdende verzet tegen de inschrijving
Beslissingen: Beklag
Inhoudsindicatie: Artikel 13 beklag ongegrond. De procedure heeft geen redelijke kans van slagen. Beroep tegen kortgedingvonnis over de medewerkingsplicht van klager aan de verkoop van de woning van hem en de vrouw, terwijl een executieverkoop door de bank al op handen is. 

Beslissing van 2 augustus 2024
in de zaak 240211

    
naar aanleiding van het beklag op grond van artikel 13 Advocatenwet van:
    
klager
    
tegen:
    
de deken

1    DE PROCEDURE

Bij de deken

1.1    Klager heeft bij de deken een verzoek ingediend tot aanwijzing van een advocaat als bedoeld in artikel 13 lid 1 Advocatenwet. 

1.2    De deken heeft dit verzoek afgewezen met de beslissing van 23 juli 2024. De deken heeft aan de afwijzende beslissing ten grondslag gelegd dat het door klager gewenste hoger beroep geen redelijke kans van slagen heeft. 

Bij het hof

1.3    Klager heeft op 30 juli 2024 een beklag tegen de beslissing van de deken ingediend bij het Hof van Discipline (hierna: het hof). 

1.4    Het hof heeft het verzoek in raadkamer behandeld op basis van het beklag van klager (twee e-mails van 30 juli 2024 met bijlagen) en de stukken uit het dossier van de deken (twee e-mails van 1 augustus 2024 met bijlagen).
  

2    FEITEN

Het hof stelt de volgende feiten vast.

2.1    Klager is verwikkeld in een echtscheiding en daarmee samenhangende onderwerpen van geschil, waaronder de verkoop van de voormalige echtelijke woning. Op 8 juli 2024 heeft de voorzieningenrechter een vonnis gewezen waarin, onder andere, aan de vrouw van klager machtiging is verleend om de echtelijke woning te gelde te maken en klager is veroordeeld tot medewerking aan de verkoop en de verdeling van de opbrengst. Verder is aan de vrouw vervangende toestemming verleend ter zake van de verkrijging van een paspoort voor hun minderjarige dochter. Ten slotte is voor zover van belang het door de vrouw verzochte straat- en contactverbod afgewezen door de voorzieningenrechter. 

2.2    Klager wil in hoger beroep tegen het kortgedingvonnis. De advocaat die klager bij de voorzieningenrechter heeft bijgestaan, mr. D., heeft zijn rechtsbijstand beëindigd. Vervolgens heeft klager een aantal advocaten benaderd voor rechtsbijstand, maar geen van hen was bereid hem bij te staan. 

2.3    Op 19 juli 2024 heeft klager de deken benaderd met het verzoek een advocaat aan te wijzen. In het webformulier schrijft klager dat hij zijn huis niet wil verkopen en dat hij het oneens is met de medewerkingsplicht aan de paspoortaanvraag. 

2.4    Op verzoek van de deken heeft mr. D toegelicht waarom hij zijn rechtsbijstand heeft beëindigd, namelijk omdat hij het beroep niet haalbaar acht en omdat klager niet naar zijn adviezen luistert. De deken heeft een second opinion gevraagd aan mr L. Mr. L. schat het beroep tegen het kortgedingvonnis niet kansrijk in, omdat de bank al een executieverkoop heeft aangekondigd, terwijl klager heeft aangegeven de hypotheeklast van de woning niet te kunnen overnemen. Mr. L. is verder van mening dat niet alleen de vrouw, maar ook klager meer gebaat is bij verkoop van de woning op de reguliere huizenmarkt in plaats van op een executieveiling. Verder zijn partijen het eens over de noodzaak van een nieuw paspoort voor hun dochter.


3    BEKLAG EN VERWEER

Gronden van het beklag

3.1    Klager stelt dat de deken het verzoek ten onrechte heeft afgewezen. Volgens klager heeft de deken miskend dat klager belang heeft bij het instellen van hoger beroep. Klager wil zijn huis niet verkopen en heeft een advocaat nodig voor ‘de kwesties met betrekking tot juridische bijstand, transparantie in het beheer van middelen en bescherming van mijn rechten en die van mijn kinderen.’

Verweer

3.2    In verband met de spoedeisendheid van de zaak heeft de deken geen gelegenheid gekregen om te reageren op het beklag. 


4    BEOORDELING

4.1    Het hof stelt voorop dat de beslissing van de deken ziet op het aanwijzen van een advocaat voor het instellen van hoger beroep tegen het kortgedingvonnis van 8 juli 2024. Het beklag tegen die beslissing kan daarom alleen daarover gaan. Voor zover klager een advocaat voor andere juridische kwesties zoekt kan het hof daarover in deze zaak niet  oordelen.


Toetsingskader

4.2    Op grond van artikel 13 Advocatenwet kan een rechtzoekende die niet (tijdig) een advocaat bereid vindt hem bij te staan in een zaak waarin vertegenwoordiging door een advocaat is voorgeschreven of bijstand uitsluitend door een advocaat kan geschieden, zich wenden tot de deken met het verzoek een advocaat aan te wijzen. De deken kan een verzoek op grond van dit artikel alleen wegens gegronde redenen afwijzen. Een dergelijke reden kan onder andere bestaan indien de door klager gewenste procedure geen verplichte procesvertegenwoordiging kent, of indien de procedure geen redelijke kans van slagen heeft.

4.3    Het hof is van oordeel dat deken het verzoek van klager terecht heeft afgewezen op de grond dat het hoger beroep dat klager wenst in te stellen geen redelijke kans van slagen heeft. 

4.4    Het hof begrijpt dat het voor klager onwenselijk is dat de voormalige echtelijke woning verkocht wordt en dat hij zich daartegen wil verzetten. De noodzaak om tot verkoop van de woning over te gaan, is echter evident nu een achterstand in de hypotheekbetalingen is ontstaan en de bank de executoriale verkoop heeft aangekondigd. Klager en de vrouw zijn geen van beiden in staat de hypotheeklasten alleen te dragen. Nu daarmee verkoop van de woning onvermijdelijk is, heeft de vrouw (evenals klager trouwens) een rechtens te respecteren belang bij onderhandse verkoop. De woning zal dan (hoogstwaarschijnlijk) meer opbrengen dan bij een executieverkoop via een veiling. Onder die omstandigheden heeft hoger beroep tegen het kortgedingvonnis geen redelijke kans van slagen.  Klager heeft geen feiten of omstandigheden gesteld die een andere conclusie rechtvaardigen. 

4.5    Wat betreft de vervangende toestemming ter zake van de paspoortaanvraag geldt dat klager zelf heeft erkend dat zijn dochter een nieuw paspoort nodig heeft. Ook om die reden heeft het instellen van beroep tegen het kortgedingvonnis geen redelijke kans van slagen.


5    BESLISSING

Het Hof van Discipline:

verklaart het beklag van klager tegen de beslissing van 23 juli 2024 van de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam ongegrond. 


Deze beslissing is genomen door mr. E.W. de Groot, voorzitter, mrs. A.R. Sturhoofd en J.M. Louwrier, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.E. Verwey, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 2 augustus 2024.                                                            
                                                
griffier     voorzitter

De beslissing is verzonden op 2 augustus 2024.