ECLI:NL:TAHVD:2024:199 Hof van Discipline 's Gravenhage 230023

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2024:199
Datum uitspraak: 12-07-2024
Datum publicatie: 15-07-2024
Zaaknummer(s): 230023
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen: Regulier
Inhoudsindicatie: Klager was het niet eens met een door de Raad voor de Kinderbescherming opgemaakt rapport. De rechtbank heeft geen zitting gelast, maar een datum voor beschikking gegeven. De raad oordeelde dat verweerster bij de rechtbank om een zitting had moeten vragen en verklaarde de klacht gegrond met waarschuwing. Het hof vernietigt de uitspraak van de raad en verklaart de klacht ongegrond. Zonder mandaat van haar cliënt kon verweerster bij de rechtbank niet om een zitting vragen.


Beslissing van 12 juli 2024 in de zaak 230023 naar aanleiding van het hoger beroep van:

verweerster

tegen:

klager

1    INLEIDING

1.1    Samengevat betreft deze klachtprocedure het volgende. Klager was het niet eens met het door de Raad voor de Kinderbescherming opgemaakte rapport. De rechtbank heeft geen zitting gelast, maar een datum voor beschikking gegeven. De raad oordeelde dat verweerster bij de rechtbank om een zitting had moeten vragen, zodat klager zijn bezwaren tegen het rapport bij de rechtbank kenbaar had kunnen maken en verklaarde de klacht gegrond met oplegging van een waarschuwing. Het hof vernietigt de uitspraak van de raad en verklaart de klacht ongegrond. 

1.2    Het hof zet eerst het verloop van de procedure bij de raad en het hof uiteen. Vervolgens zet het hof het volgende op een rij: de feiten, de klacht en de beoordeling van de raad. Daarna volgen de redenen waarom verweerster in beroep is gekomen en hoe het hof daarover oordeelt.

2    DE PROCEDURE BIJ DE RAAD

2.1     Het hof verwijst naar de beslissing van 19 december 2022 van de Raad van Discipline (hierna: de raad) in het ressort Amsterdam (zaaknummer: 22-664/A/A). In deze beslissing is de klacht van klager gegrond verklaard. Aan verweerster is de maatregel van waarschuwing opgelegd. Verder is verweerster veroordeeld tot betaling van het griffierecht, de reiskosten en de proceskosten. 

2.2    Deze beslissing is onder ECLI:NL:TADRAMS:2022:266 op tuchtrecht.nl gepubliceerd. 

3    DE PROCEDURE BIJ HET HOF

3.1    Het beroepschrift van verweerster tegen de beslissing is op 16 januari 2023 ontvangen door de griffie van het hof. Verder bevat het dossier van het hof de stukken van de raad.
  
3.2    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld tijdens de openbare zitting van 17 mei 2024. Daar is verweerster verschenen. Klager was zonder bericht afwezig. Verweerster heeft haar standpunt toegelicht. 

4    FEITEN

4.1    Het hof stelt de volgende feiten vast.

4.2    Klager is verwikkeld geweest in een procedure over het gezag over en de omgang met zijn zoon (hierna: de zoon). Verweerster heeft klager in die procedure bijgestaan. 

4.3    Op 15 juni 2021 heeft er een zitting plaatsgevonden. Naar aanleiding van die zitting heeft verweerster klager bij e-mail van dezelfde dag onder meer geschreven:
“Vandaag heeft de rechtbank mondeling uitspraak gedaan. De uitspraak is: Er komt een Raadsonderzoek en de Raad zal onderzoek doen en de rechtbank adviseren ten aanzien van de volgende drie punten:
-    omgang;
-    gezag; en
-    een informatie verplichting van moeder naar jou toe.
(…)
Als de Raad contact opneemt met jou neem jij dan contact op met mij zodat ik je hierin kan adviseren?
Denk ondertussen na over:
- wat heb jij de afgelopen jaren gedaan
- is er een vorm van hulpverlening geweest en zo niet wat is je persoonlijke groei zonder hulpverlening
- zorg dat je een reactie hebt op de aanklacht van: drugsverslaafd/gebruik, agressieproblemen en psychiatrische problemen. Als dat allemaal niet zo is, zorg dan dat je een goed verhaald hebt. ”

4.4    Bij e-mail van 31 augustus 2021 heeft verweerster klager onder meer geschreven:
“Hierbij de stukken van de rechtbank.
Op 1 november zal de raad voor de kinderbescherming haar rapport afronden. Dan is er geen zitting. (…)
Als het raadsrapport er is dan zal jij een exemplaar daarvan krijgen. Ik ontvang alsdan van de raad het definitieve rapport.
De rechtbank zal vervolgend een vervolg zitting plannen en die zullen wij samen voorbereiden.”

4.5    Op 13 oktober 2021 heeft verweerster klager onder meer geschreven:
“De zaak staat op de rol van 1 november dat de Raad voor de Kinderbescherming dan haar onderzoek zal hebben afgerond. Heb je al contact gehad met een medewerker van de Raad voor de Kinderbescherming? 
Mocht je vragen hebben over het verloop van het onderzoek, neem je dan contact op?
(…)
Ik hoor van je als je vragen hebt.”

4.6    Op 14 december 2021 heeft klager per e-mail het conceptrapport van de Raad van de Kinderbescherming (hierna: RvdK) ontvangen. In dat rapport heeft de RvdK de rechtbank geadviseerd alleen een informatieregeling vast te stellen. Klager is in de gelegenheid gesteld om uiterlijk 21 december 2021 op het rapport te reageren. Klager heeft het rapport op dezelfde dag per e-mail aan verweerster gestuurd met de mededeling:
“Ik heb rapport gelezen. Staan veel halve waarheden in. Ik hoor graag van u terug.”

4.7     Bij e-mail van eveneens 14 december 2021 heeft verweerster klager onder meer geschreven:
“Ik heb het concept rapport gelezen. (…)
Ik maak mij grote zorgen om dit rapport.
Je kan twee dingen doen:
-    een klacht indienen bij de Raad en die zal je goed moeten onderbouwen met bewijzen. (…)
-    het advies opvolgen en je aanmelden bij de Waag voor een agressie regulatie training. (…)
(…)
Als dit rapport zo op tafel blijft liggen en je een van de twee dingen niet met succes oppakt dan heb je weinig kans in een procedure.
(…)
De raad zal het rapport naar de rechtbank zenden en dan verwacht ik binnen 4 maanden dat de zaak op zitting komt. Dan moet je hetzij met succes een klacht hebben ingediend dan wel het advies hebben opgevolgd dan wel een goed begin hebben gemaakt. Wij zullen dan in de maand voor de zitting de zitting goed voorbereiden. Het is aan jou om mij bewijsstukken aan te leveren zodat ik je verhaal goed kan onderbouwen.”

4.8     Bij e-mail van 27 december 2021 heeft verweerster klager onder meer geschreven:
“Ik heb het raadsrapport gelezen.
Hoe nu verder:
Ik zag dat jij geen reactie hebt gegeven op het Raadsrapport; en
De rechtbank zal de zaak weer op zitting plannen.
Advies
Mijn advies aan jou is om aan de slag te gaan met het advies van de Raad, (…) Er zijn ook andere vormen van hulpverlening. (…)
Je kan het ook op eigen kracht doen en dan is het van belang dat je dit goed kan uitleggen. 
De rechtbank zal de zaak binnen 2 tot 5 maanden op zitting plannen dus dan weet je hoeveel tijd je hebt. Ik neem contact met je op op het moment dat de rechtbank de zitting wil gaan plannen.”

4.9     Bij e-mail van 31 december 2021 heeft verweerster klager onder meer geschreven:
“Naar aanleiding van mijn emails van deze maand heb ik van jou geen reactie ontvangen. Ik kan namens jou een reactie geven op het raadsrapport maar dan moet ik van jou wel weten wat jouw reactie is. Ik heb je geadviseerd hoe dat te doen: een klacht indienen of het advies opvolgen.
Graag hoor ik van jou wat ik kan berichten richting rechtbank.”

4.10     Klager heeft verweerster hierop bij e-mail van eveneens 31 december 2021 meegedeeld dat het indienen van een klacht de enige optie is.

4.11     Op 12 januari 2022 heeft verweerster een F9-formulier bij de rechtbank ingediend waarin zij heeft vermeld:
“[Klager] is het niet eens met het advies van de RvdK en heeft een klacht ingediend. Zodra de klacht door mij is ontvangen zal deze worden ingediend. Alsdan wordt ook duidelijk welk argument [klager] aanvoert waarom hij het niet eens is met het rapport en het advies.”

4.12     Bij e-mail van 1 februari 2022 heeft verweerster klager onder meer geschreven:
“Ik heb de rechtbank eerder bericht dat jij het niet eens bent met het raadsrapport maar heb van jou nog geen inhoudelijk verhaal gekregen waar je het dan niet mee eens bent. Als ik deze van jou ontvang dan zal ik deze indienen.
Omdat de zaak voor beschikking staat kan het zijn dat de rechtbank besluit om de stukken buiten beschouwing te laten. Jij gaf aan binnen 10 dagen met een verhaal / onderbouwing te komen op welke punten je het oneens bent en waarom. Ik wacht dat af. Fijn dat je er nu wel aan toe komt. Beter laat dan nooit zeg maar.”

4.13     Op 6 februari 2022 hebben klager en verweerster telefonisch contact met elkaar gehad.

4.14     Klager heeft verweerster hierop bij e-mail van 7 februari 2022 geschreven dat hij graag een afspraak wil inplannen om de zaak te bespreken en dat het rapport van de RvdK moreel verwerpelijk en ethisch onverantwoord is en niet gebaseerd is op een proces van waarheidsvinding.

4.15     Bij e-mail van 8 februari 2022 heeft verweerster klager onder meer geschreven:
“Wij hebben afgesproken dat jij naar het Raadsrapport zou kijken en zou aangeven wat niet klopt. Dat betekent dat jij het volgende moet doen:
-    Pagina 1 alinea ** en de zin ** klopt niet want ** en dan bewijs aanleveren waar mogelijk.
(…)
De termijn voor het geven van een reactie is al lang verlopen. De rechtbank heeft inmiddels de zaak voor beschikking staan en dat betekent dat de rechtbank van mening is dat zij voldoende zijn geïnformeerd om een eindbeslissing te kunnen nemen. Daarom gaf ik aan dat je haast hebt omdat ik van jou input nodig heb op welke punten je het niet eens bent met het Raadsonderzoek. Jouw email is daarvoor echt onvoldoende. Ik lees in je email heel goed wat je kritiek is maar maak het alsjeblieft concreet.”

4.16     Klager heeft verweerster hierop bij e-mails van eveneens 8 februari 2022 onder meer geschreven:
“Ik heb u al mijn verhaal gegeven en u heeft mijn verhaal in principe niet eens nodig. En eerlijk gezegd heb ik liever dat u mij niet meer vertegenwoordigd. Blijft u alstublieft de dag van de zitting thuis.”
en
“Als de rechtbank de zaak op beschikking heeft staan, betekent dat u letterlijk niets heeft gedaan. En dat vanzelfsprekend is dat ik in hoger beroep moet. Hoe dan ook wij zien elkaar niet meer terug.”

4.17    Bij e-mail van 11 februari 2022 heeft verweerster klager onder meer geschreven:
“Je geeft aan dat je iemand nodig hebt die jou steunt en dat ervaar je bij mij niet. (…)
Wij spraken af dat zodra ik de beschikking ontvang ik deze naar je door zal zenden en dat de advocaat die voor jou het hoger beroep zal instellen bij mij het proces dossier kan opvragen. (…)
Ik wens je wel veel goeds en een goede afloop.” 

4.18     Op 3 maart 2022 heeft verweerster de beschikking van de rechtbank per e-mail aan klager gestuurd.

5    KLACHT

5.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door niet te reageren op het rapport van de RvdK.

Toelichting bij de raad
5.2    Verweerster heeft niet gereageerd op het rapport van de RvdK terwijl klager dat wel aan haar heeft gevraagd. Verweerster heeft er niet voor gezorgd dat klager zijn bezwaren tegen het rapport aan de rechtbank heeft kunnen toelichten. Zij had de rechtbank in het F9-formulier om een zitting moeten vragen in plaats van te volstaan met de mededeling dat klager het niet eens is met het rapport van de RvdK.


6    BEOORDELING

Overwegingen raad


6.1    De raad heeft overwogen dat verweerster in haar e-mails aan klager van 31 augustus, 14 en 27 december 2021 de indruk heeft gewekt dat de rechtbank de zaak na het definitieve rapport van de RvdK weer op zitting zou plannen waar klager zijn bezwaren tegen het rapport kenbaar zou kunnen maken. Klager ging daar dan ook van uit. De rechtbank heeft echter geen zitting bepaald maar de zaak voor beschikking gezet. Van verweerster had verwacht mogen worden dat zij de rechtbank in het belang van klager alsnog om een zitting had gevraagd waar klager zijn bezwaren tegen het rapport van de RvdK kenbaar had kunnen maken. Dit geldt temeer nu zij wist dat klager het helemaal niet eens was met het rapport en hij die bezwaren nog niet in een schriftelijke reactie aan de rechtbank kenbaar had gemaakt. Dat verweerster geen opdracht van klager had om de rechtbank om een zitting te vragen, doet hieraan niet af. Klager ging ervan uit dat er een zitting zou komen en het was in zijn belang dat zijn bezwaren tegen het rapport aan de rechtbank kenbaar zouden worden gemaakt. Dat verweerster niet bekend was met de exacte bezwaren van klager, doet hier ook niet aan af. Verweerster had bij het verzoek om een zitting kunnen volstaan met de mededeling dat klager bezwaren had tegen het rapport van de RvdK die hij op een zitting wilde toelichten. Het valt verweerster dan ook tuchtrechtelijk te verwijten dat zij de rechtbank niet om een zitting heeft gevraagd, waardoor klager zijn bezwaren tegen het rapport van de RvdK niet kenbaar heeft kunnen maken.

Beroepsgronden
6.2    Verweerster heeft de volgende beroepsgronden aangevoerd tegen de beslissing van de raad:

1.    De raad heeft ten onrechte aangenomen dat verweerster klager heeft voorgehouden dat de rechtbank nog een zitting zou plannen waar klager zijn bezwaren tegen het rapport van de RvdK kenbaar kon maken.
Verweerster heeft aangegeven dat klager naar de RvdK kon reageren en ook dat zij namens klager schriftelijk kon reageren. Klager heeft niet aangegeven dat hij op zitting zijn bezwaren kenbaar wilde maken, hij heeft nooit aangegeven wat zijn bezwaren waren. 

2.    De raad heeft ten onrechte aangenomen dat klager bezwaren had tegen het rapport. 
Hij heeft nooit aangegeven wat zijn bezwaren waren. 

3.    De raad heeft ten onrechte aangenomen dat voor verweerster duidelijk was dat klager op zitting wilde komen.
Klager wilde helemaal niet op een gesprek of een zitting komen. Verweerster heeft de eerdere zitting niet met hem kunnen voorbereiden, hij kwam te laat en heeft niets gezegd. Van zijn bezwaren blijkt ook niet. 

4.    De raad heeft ten onrechte aangenomen dat verweerster de rechtbank om een zitting had moeten vragen, zodat klager zijn bezwaren mondeling kon toelichten. 
In het hele voortraject liet klager niets van zich horen en tijdens de eerste zitting heeft hij niets gezegd. Uit niets blijkt dat het nu anders zou zijn.  

5.    Ook maakt verweerster bezwaar tegen de opgelegde maatregel, waarbij zij erop wijst dat zij – zonder succes – hard aan de zaak en aan klager heeft moeten trekken. 

Verweer in beroep
6.3    Klager heeft in beroep geen verweer gevoerd. 

Maatstaf
6.4     Bij de beantwoording van de vraag of een advocaat zich betamelijk heeft gedragen als bedoeld in artikel 46 van de Advocatenwet hanteert het hof als uitgangspunt dat de tuchtrechter mede tot taak heeft de kwaliteit van de dienstverlening te beoordelen als daarover wordt geklaagd. Bij deze beoordeling geldt dat de tuchtrechter rekening houdt met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met keuzes waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. Die vrijheid is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Het hof toetst of verweerster heeft gehandeld met de zorgvuldigheid die van een redelijke bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht. Deze toets geldt omdat er binnen de beroepsgroep wat betreft de vaktechnische kwaliteit geen sprake is van breed gedragen, schriftelijk vastgelegde professionele standaarden.

Overwegingen hof 
6.5    Het hof is van oordeel dat in de klacht twee fases te onderscheiden zijn en dus eigenlijk ook twee klachtonderdelen: ten eerste het verwijt dat verweerster niet heeft gereageerd op de (concept) rapportage van de RvdK en ten tweede het verwijt dat verweerster de rechtbank om een zitting had moeten vragen, waarin klager zijn bezwaren tegen het rapport kenbaar had kunnen maken. Het hof zal beide fases hierna bespreken. 

6.6    Uit het dossier en de ter zitting door verweerster gegeven toelichting blijkt dat verweerster klager na de zitting van 15 juni 2021 heeft gevraagd contact met haar op te nemen voor overleg en advisering tijdens het raadsonderzoek. Dat heeft klager niet gedaan, ook niet na ontvangst van haar latere e-mails. Het eerste contact van verweerster met klager was zijn e-mail van 14 december 2021, waarin hij de concept-rapportage aan verweerster doorstuurde met (uitsluitend) de mededeling dat het rapport veel halve waarheden bevatte. Verweerster heeft hierop direct geantwoord en hem geadviseerd wat hij zou kunnen doen. Verweerster heeft na ontvangst van het definitieve rapport opnieuw enkele malen contact met klager gezocht en toen op 31 december 2021 alleen van hem vernomen dat hij een klacht wilde indienen. Klager heeft verweerster dus niet betrokken bij het raadsonderzoek en evenmin bij de reactiemogelijkheid op de concept-rapportage. Klager heeft verweerster evenmin de munitie  gegeven om op het rapport (zowel in concept als definitief) te reageren. Hij heeft immers uitsluitend laten weten dat hij het met het rapport niet eens was, maar niet aangegeven waarom hij het er niet mee eens was. Het eerste deel van de klacht is daarmee ongegrond. Verweerster kan geen verwijt worden gemaakt dat zij niet (namens klager) heeft gereageerd op het (concept)rapport van de RvdK.

6.7    Het tweede deel van de klacht betreft de mogelijke toelichting van de bezwaren van klager op een zitting bij de rechtbank. Uit de correspondentie blijkt dat verweerster er oorspronkelijk vanuit ging dat er een zitting zou komen, wat later niet het geval bleek te zijn. Met de raad is het hof van oordeel dat verweerster klager duidelijker had kunnen aangeven dat er alsnog géén zitting zou komen. Het hof acht deze omissie echter niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Zij heeft immers wel op 1 februari 2022 duidelijk medegedeeld aan klager dat de zaak voor beschikking stond. Daarbij houdt het hof rekening met het feit dat verweerster al niet of nauwelijks contact met klager kreeg en zij daarvoor wel de nodige inspanningen heeft gedaan. Voor zover er contact is geweest, heeft klager nooit concreet aangegeven wat zijn bezwaren tegen de rapportage waren. In het F9-formulier van 12 januari 2022 aan de rechtbank (zie 4.11) heeft verweerster de rechtbank alle informatie gegeven die zij had. Het hof kan niet vaststellen dat klager destijds heeft gevraagd om een zitting. Anders dan de raad is het hof van oordeel dat het verweerster zonder mandaat van haar cliënt niet vrij stond om de rechtbank te vragen een zitting in te plannen. Zij had bij gebrek aan inhoudelijke informatie van klager ook geen aanknopingspunten om dat te doen. Ter zitting van het hof heeft verweerster nog benadrukt dat zij met klager had willen overleggen over verschillende mogelijkheden, waaronder het intrekken van het verzoek, het vragen van uitstel, of het vragen van een voorlopige regeling. Daarom heeft verweerster klager ook niet schriftelijk voorgesteld dat zij de rechtbank zou kunnen vragen om toch een zitting in te plannen: het was slechts één van de mogelijkheden die zij met klager had willen bespreken. 

6.8    Het voorgaande betekent dat de beslissing van de raad niet in stand kan blijven. Verweerster heeft niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. De beslissing zal worden vernietigd en de klacht wordt ongegrond verklaard. 


7    BESLISSING

Het Hof van Discipline:

7.1    vernietigt de beslissing van 19 december 2022 van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, gewezen onder nummer 22-664/A/A;

en doet opnieuw recht:

7.2    verklaart de klacht ongegrond.

Deze beslissing is gewezen door mr. J. Blokland, voorzitter, mrs. A.E.M. Röttgering en H.H. Tan, leden, in tegenwoordigheid van mr. N.A.M. Sinjorgo, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 12 juli 2024.
 
    


griffier    voorzitter             

De beslissing is verzonden op 12 juli 2024.