ECLI:NL:TAHVD:2024:198 Hof van Discipline 's Gravenhage 240123
ECLI: | ECLI:NL:TAHVD:2024:198 |
---|---|
Datum uitspraak: | 12-07-2024 |
Datum publicatie: | 12-07-2024 |
Zaaknummer(s): | 240123 |
Onderwerp: | Aanwijzing, subonderwerp: Artikel 13 Advocatenwet: aanwijzing van een advocaat |
Beslissingen: | Beklag |
Inhoudsindicatie: | Beklag op grond van artikel 13 ongegrond. De deken heeft een advocaat aangewezen. Deze heeft een voor klager negatief procesadvies gegeven. Dit betekent volgens de deken niet dat klager recht heeft op aanwijzing van een tweede advocaat. Het hof onderschrijft de beslissing van de deken en voegt toe dat de procedure waarvoor klager bijstand wenst geen redelijke kans van slagen heeft. |
Beslissing van 12 juli 2024 in de zaak 240123
klager
tegen:
de deken
1 DE PROCEDURE
Bij de deken
1.1 Klager heeft bij de deken een verzoek ingediend tot aanwijzing van een advocaat
als bedoeld in artikel 13 lid 1 Advocatenwet.
1.2 De deken heeft dit verzoek afgewezen met de beslissing van 1 mei 2024. De deken heeft aan de afwijzende beslissing ten grondslag gelegd dat hij al een advocaat had toegewezen.
Bij het hof
1.3 Klager heeft op 2 mei 2024 een beklag tegen de beslissing van de deken ingediend
bij het Hof van Discipline (hierna: het hof).
1.4 Verder bevat het dossier:
- het verweer van de deken;
- de repliek;
- de dupliek.
1.5 Het hof heeft het verzoek in raadkamer behandeld op basis van de stukken uit het dossier.
2 FEITEN
Het hof stelt de volgende feiten vast.
2.1 Op 5 december 2023 heeft klager (…) (hierna: SAR) gedagvaard en 25 vorderingen ingesteld. Bij vonnis van 22 april 2024 heeft de kantonrechter de zaak verwezen naar de afdeling burgerlijk recht en bepaald dat zich namens klager voor 8 mei 2024 een advocaat moet stellen.
2.2 Klager heeft de deken vervolgens op 24 april 2024 gevraagd om een advocaat aan te wijzen. Bij beslissing van 30 april 2024 heeft de (voormalig) deken mr. H aangewezen “onder de voorwaarde dat het mr. H(…) vrij staat deze zaak in behandeling te nemen”.
2.3 Dezelfde dag nog heeft mr. H contact gezocht met klager en heeft klager hem stukken toegestuurd.
2.4 Op 1 mei 2024 om 8.51 uur heeft mr. H klager geadviseerd over de goede en kwade kansen van de procedures tegen SAR. Mr. H heeft gemotiveerd uiteengezet de procedure volgens hem geen reële kans van slagen heeft, dat hij kosten zal moeten maken voor het voortzetten van de procedure en dat hij het risico loopt om in de proceskosten van meer dan € 1000,- te worden veroordeeld. Mr. H acht het niet in het belang van klager dat hij zich stelt in de procedure en heeft klager laten weten dat dus niet te zullen doen. Mr. H heeft klager geadviseerd om de procedure in te trekken en een regeling te treffen met SAR.
2.5 Om 9.17 uur heeft klager aan de deken laten weten dat mr. H zich niet zal stellen in de procedure. Hij heeft verder geschreven dat hij recht heeft op een advocaat, dat mr. H de toewijzing heeft geaccepteerd en dat hij daarom moet stellen.
2.6 In een bericht van 9.20 uur aan de deken heeft mr. H dat hij klager niet zal bijstaan omdat hij de vordering van klager niet haalbaar acht en dat hij klager heeft laten weten dat hij zich niet zal stellen in de lopende procedure.
2.7 Om 13.39 uur heeft de (huidige) deken het volgende aan klager geschreven:
“Er wordt op grond van art.13 Aw slechts éénmaal een advocaat aangewezen.
De op grond van art 13 Aw aangewezen advocaat heeft dezelfde verantwoordelijkheden
als een niet aangewezen advocaat, in het bijzonder zijn professionele autonomie die
inhoudt dat de advocaat niet gehouden is over te gaan tot procederen wanneer hij een
dergelijke procedure onhaalbaar acht.
Derhalve wijs ik uw verzoek om aanwijzing van een andere advocaat af.”
2.8 In een bericht van 2 mei 2024 aan klager heeft mr. H nog eens (nader) gemotiveerd uiteengezet dat hij de vorderingen van klager niet haalbaar acht.
3 BEKLAG EN VERWEER
Gronden van het beklag
3.1 Klager stelt dat de deken het verzoek ten onrechte heeft afgewezen. Volgens
klager is de beslissing van de deken niet juist, zorgvuldig, evenredig, deugdelijk,
rechtmatig, redelijk en billijk. De deken heeft met de beslissing miskend dat klager
een recht heeft op een spoedeisend belang bij bijstand van een advocaat die zich zal
stellen.
Verweer
3.2 De deken heeft aangevoerd dat het vast beleid is dat slechts een maal een advocaat
wordt aangewezen op grond van artikel 13. Dit beleid wordt ook gesteund door het hof.
De deken heeft verder aangevoerd dat de procedure waarin klager bijstand wenst geen
redelijke kans van slagen heeft. Volgens de deken moet het beklag ongegrond worden
verklaard.
4 BEOORDELING
Toetsingskader
4.1 Op grond van artikel 13 Advocatenwet kan een rechtzoekende die niet (tijdig) een advocaat bereid vindt hem bij te staan in een zaak waarin vertegenwoordiging door een advocaat is voorgeschreven of bijstand uitsluitend door een advocaat kan geschieden, zich wenden tot de deken met het verzoek een advocaat aan te wijzen. De deken kan een verzoek op grond van dit artikel alleen wegens gegronde redenen afwijzen. Een dergelijke reden kan onder meer bestaan indien de door klager gewenste procedure geen verplichte procesvertegenwoordiging kent, of indien de procedure geen redelijke kans van slagen heeft.
4.2 Het hof is van oordeel dat de deken zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat er in dit geval gegronde redenen zijn om geen advocaat toe te wijzen. Het hof licht dit toe.
4.3 De deken heeft op 30 april 2024 mr. H aangewezen. Mr. H is op basis van de stukken tot het advies gekomen dat de door klager ingestelde procedure geen kans van slagen heeft en klager op kosten zal jagen. Mr. H heeft op grond van zijn negatieve procesadvies besloten om zich niet te stellen in de procedure.
4.4 Dat de door de deken aangewezen advocaat een voor klager ongunstig procesadvies heeft afgegeven, betekent niet dat klager recht heeft op de aanwijzing van een andere advocaat (zie bijvoorbeeld HvD 17 september 2012, ECLI:NL:TAHVD:2012:YA3483). Het hof merkt daarbij op dat voor de situatie als bedoeld in artikel 13 Advocatenwet niet beslissend is of de rechtzoekende een advocaat kan vinden die bereid is te doen wat de rechtzoekende van zijn advocaat verlangt. De deken heeft het tweede verzoek tot aanwijzing van een advocaat dan ook op goede gronden afgewezen.
4.5 Het hof voegt hieraan toe dat de deken terecht heeft meegewogen dat uit de adviezen van mr. H voldoende blijkt dat de procedure waarvoor klager bijstand wenst geen redelijke kans van slagen heeft en dat klager onvoldoende heeft gesteld om aannemelijk te maken dat de procedure wel een redelijke kans van slagen heeft.
4.6 De slotsom is dat het beklag van klager ongegrond is.
5 BESLISSING
Het Hof van Discipline:
- verklaart het beklag van klager tegen de beslissing van 1 mei 2024 van de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg ongegrond.
Deze beslissing is gewezen door mr. J. Blokland, voorzitter, mrs. A.J.J. van Rijen en G.C. Endedijk, leden, in tegenwoordigheid van mr. A. Tijs, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 12 juli 2024.
griffier voorzitter
De beslissing is verzonden op 12 juli 2024.