ECLI:NL:TAHVD:2024:197 Hof van Discipline 's Gravenhage 240069
ECLI: | ECLI:NL:TAHVD:2024:197 |
---|---|
Datum uitspraak: | 01-07-2024 |
Datum publicatie: | 12-07-2024 |
Zaaknummer(s): | 240069 |
Onderwerp: | Aanwijzing, subonderwerp: Artikel 13 Advocatenwet: aanwijzing van een advocaat |
Beslissingen: | Beklag |
Inhoudsindicatie: | Dekenbezwaar.De deken heeft in zijn brief van 26 februari 2024 klager meegedeeld dat het herhaalde verzoek van 22 februari 2024 tot aanwijzing van een advocaat – onder verwijzing naar de eerdere beslissing van 9 januari 2024 – niet in behandeling wordt genomen. Het hof overweegt dat deze mededeling geen beslissing is die op rechtsgevolg is gericht, zodat daartegen geen beklag openstaat.Beroep niet-ontvankelijk |
Beslissing van 1 juli 2024 in de zaak 240069
naar aanleiding van het beklag op grond van artikel 13 Advocatenwet van:
klager
tegen:
de deken
1 DE PROCEDURE
Bij de deken
1.1 Klager heeft op 4 december 2023 bij de deken een verzoek ingediend tot aanwijzing
van een advocaat als bedoeld in artikel 13 lid Advocatenwet.
1.2 De deken heeft bij brief van 26 februari 2024 meegedeeld dat dit verzoek niet in behandeling wordt genomen. De deken heeft aan deze beslissing ten grondslag gelegd dat klager al eerder op 4 december 2023 een verzoek om aanwijzing heeft ingediend voor dezelfde procedure en dat dit verzoek op 9 januari 2024 door de deken is afgewezen. Klager heeft bij zijn tweede verzoek geen nieuwe feiten of omstandigheden gesteld op grond waarvan de deken tot een andere beslissing zou kunnen komen.
Bij het hof
1.3 Klager heeft op 27 februari 2024 een beklag tegen de beslissing van de deken
ingediend bij het Hof van Discipline (hierna: het hof).
1.4 Verder bevat het dossier:
- de beslissing van de deken van 9 januari 2024;
- het verweer van de deken.
1.5 Het hof heeft het verzoek in raadkamer behandeld op basis van de stukken uit het dossier.
2 FEITEN
Het hof stelt de volgende feiten vast.
2.1 Op 4 december 2023 heeft klager met gebruikmaking van een webformulier de deken verzocht een advocaat aan te wijzen. Aan het verzoek ligt ten grondslag dat klager bijstand wenst van een advocaat tijdens een hoger beroepsprocedure bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Het hoger beroep is ingesteld door mr. (…) B(…) (hierna: mr. B(…)), maar mr. B(…) heeft aangegeven dat hij de belangen van klager niet langer zal behartigen.
2.2 De deken heeft bij brieven van 6, 12 en 22 december 2023 klager verzocht nadere informatie aan te leveren. Bij beslissing van 9 januari 2024 heeft de deken het verzoek van klager afgewezen. Daarbij is klager erop gewezen dat hij binnen zes weken beklag kan doen bij het hof als hij het niet eens is met deze beslissing.
3 BEKLAG EN VERWEER
Gronden van het beklag
3.1 Klager voert - kort gezegd - het volgende aan.
• Het verzoek om aanwijzing is niet op goede gronden afgewezen.
• De deken heeft klager niet voldoende geïnformeerd over de aanwijzingsprocedure
en over wat hij moest doen.
• De deken heeft informatie ingewonnen bij mr. B(…).
Verweer
3.2 De deken stelt zich allereerst op het standpunt dat de brief van 26 februari
2024 niet kan worden gezien als een beschikking waartegen beklag openstaat en dat
klager daarom niet-ontvankelijk verklaard moet worden. Bovendien heeft klager niet
aangetoond dat hij zich voldoende heeft ingespannen om zelf een advocaat te vinden
en daarnaast heeft de voormalige advocaat van klager aangegeven dat hij van mening
is dat het hoger beroep geen kans van slagen heeft.
4 BEOORDELING
Toetsingskader
4.1 Op grond van artikel 13 Advocatenwet kan een rechtzoekende die niet (tijdig) een advocaat bereid vindt hem bij te staan in een zaak waarin vertegenwoordiging door een advocaat is voorgeschreven of bijstand uitsluitend door een advocaat kan geschieden, zich wenden tot de deken met het verzoek een advocaat aan te wijzen. De deken kan een verzoek op grond van dit artikel alleen wegens gegronde redenen afwijzen. Een dergelijke reden kan onder meer bestaan indien de door klager gewenste procedure geen verplichte procesvertegenwoordiging kent, of indien de procedure geen redelijke kans van slagen heeft.
4.2 Bij beslissing van 9 januari 2024 heeft de deken het verzoek van 4 december 2023 om aanwijzing van een advocaat geweigerd. Artikel 13 lid 3 Advocatenwet bepaalt dat binnen zes weken na bekendmaking van de beslissing houdende afwijzing van het verzoek, klager beklag kan doen bij het hof. Klager heeft deze termijn ongebruikt laten verlopen.
4.3 De deken heeft in zijn brief van 26 februari 2024 klager meegedeeld dat het herhaalde verzoek van 22 februari 2024 tot aanwijzing van een advocaat – onder verwijzing naar de eerdere beslissing – niet in behandeling wordt genomen. Het hof overweegt dat deze mededeling geen beslissing is die op rechtsgevolg is gericht, zodat daartegen geen beklag openstaat.
4.4 Dit zou anders zijn wanneer het om een nieuw verzoek in een andere kwestie zou gaan dan waarop al is beslist, maar dit is niet gesteld of gebleken.
4.5 Het beklag tegen de door de deken gedane mededeling zal daarom niet ontvankelijk worden verklaard. Het hof komt dan ook niet toe aan de inhoudelijke beoordeling van de gronden van het beklag zoals deze door klager zijn ingediend.
5 BESLISSING
Het Hof van Discipline:
verklaart het beklag van klager niet ontvankelijk.
Deze beslissing is gewezen door mr. J.C.A.T. Frima, voorzitter, mrs. V. Wolting en H.H. Tan, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Land-Smorenburg, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 1 juli 2024.
griffier voorzitter
De beslissing is verzonden op 1 juli 2024.