ECLI:NL:TAHVD:2024:184 Hof van Discipline 's Gravenhage 230286

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2024:184
Datum uitspraak: 08-07-2024
Datum publicatie: 11-07-2024
Zaaknummer(s): 230286
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Wat nooit geoorloofd is
Beslissingen: Regulier
Inhoudsindicatie: Klacht van de ene advocaat tegen de andere, in verband met het overnemen van een cliënt. Het hof bekrachtigt het oordeel van de raad dat verweerster weliswaar niet overeenkomstig gedragsregel 28 heeft gehandeld, maar niettemin toch niet onbetamelijk.

Beslissing van 8 juli 2024 in de zaak 230286 naar aanleiding van het hoger beroep van:

klager

tegen:

Verweerster

Gemachtigde: mr. G.J.W. Pulles (TACT Advocaten) 

1    INLEIDING

1.1    Het gaat hier om een klacht van de ene advocaat tegen de andere, in verband met het vermeend ronselen / afpakken van een cliënt. 

1.2    Het hof zet eerst het verloop van de procedure bij de raad en het hof uiteen. Vervolgens zet het hof het volgende op een rij: de feiten, de klacht en de beoordeling van de raad. Daarna volgen de redenen waarom klager in beroep is gekomen en hoe het hof daarover oordeelt.  

2    DE PROCEDURE 

Bij de raad van discipline

2.1    De Raad van Discipline in het ressort Amsterdam (hierna: de raad) heeft in de zaak tussen klager en verweerder (zaaknummer: 23-152/A/NH) een beslissing gewezen op 11 september 2023. In deze beslissing is de klacht van klager ongegrond verklaard. 

2.2    Deze beslissing is onder ECLI:NL:TADRAMS:2023:165 op tuchtrecht.nl gepubliceerd.

Bij het hof van discipline

2.3    Het beroepschrift van klager tegen de beslissing is op 11 oktober 2023 ontvangen door de griffie van het hof. 

2.4    Verder bevat het dossier van het hof:
-    de stukken van de raad; 
-    het verweerschrift dat namens verweerster is ingediend, is op 27 november 2023 ontvangen; 
-    de e-mail van 3 mei 2024 van de gemachtigde van verweerster, met als bijlage het verrekeningsvoorstel in de onderliggende strafzaak; 
-    de e-mail van 3 mei 2024 van de griffie van het hof aan de gemachtigde van verweerster, inhoudende de mededeling dat het hof op zitting zal beslissen of het nagezonden stuk aan het dossier zal worden toegevoegd. Klager heeft dit bericht in de cc ontvangen. 
  
2.5    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld tijdens de openbare zitting van 13 mei 2024. Daar zijn klager, verweerster en de gemachtigde van verweerster verschenen. Partijen hebben hun standpunten toegelicht. Van hetgeen dat is besproken heeft de griffier aantekeningen gemaakt. 

3    FEITEN

3.1    Het hof stelt de volgende feiten vast.

3.2    Klager en verweerster stonden in verschillende strafzaken dezelfde cliënt O (hierna: O) bij. 
3.3    Bij e-mailbericht van 8 september 2022 heeft het Arrondissementsparket Noord-Holland (hierna: AP Noord-Holland) aan verweerster het volgende bericht:

“De zaak van uw cliënt [O] met parketnummer 13-16(…) is gepland voor de pro forma zitting van 26 september 2022. Op deze zitting staat nog een andere zaak van [O] gepland met parketnummer 13-17(…), hier staat alleen een andere raadsheer bij vermeld. Kunt u bevestigen of dit klopt?”

Hierop heeft verweerster dezelfde dag per e-mailbericht gereageerd:

“Zodra ik antwoord van cliënt heb kom ik bij u terug. Kunt u mij laten weten wie er gesteld staat?” Het AP heeft hier op 9 september 2022 op gereageerd met: “Bij ons in het systeem staat [klager] gesteld voor de andere zaak.”
3.4    Op 12 september 2022 heeft verweerster klager gebeld voor overleg over de op 26 september 2022 geplande pro forma zitting met daarop gepland de strafzaken van O. Klager was op dat moment onderweg in de auto en heeft verweerster daarom gevraagd hem te e-mailen.
3.5    Bij e-mailbericht van 13 september 2022 heeft verweerster aan klager bericht:
“Nadat ik u gisteren telefonisch sprak belde cliënt [O] mij n.a.v. een terugbelverzoek. Hij begreep in eerste instantie niet waarom ik niet in de piket 'was komen opdagen' omdat hij naar zijn zeggen dacht dat ik automatisch zou worden gebeld. Zoals ik u gisteren vertelde ben ik vandaag op bezoek gegaan bij [O] ter bespreking van de zaak waarin ik gesteld sta, die gelijktijdig met de rol mk in de zaak waarin u [O] bijstaat wordt behandeld. Cliënt heeft mij vandaag aangegeven dat hij mijn bijstand wenst in alle lopende strafzaken, waaronder ook de strafzaak in welke u gesteld staat, te weten 15-17(…). Volledigheidshalve heb ik een briefje van cliënt bijgevoegd. Nu [O] uitdrukkelijk heeft verzocht om mijn bijstand, ga ik ervan uit dat u akkoord bent met overname van de zaak door mij. In dat kader verzoek ik u vriendelijk om toezending van het dossier, de toevoeging en een verrekeningsvoorstel. T.z.t. zal ik met u verrekenen. Graag verneem ik zo spoedig mogelijk van u.” 
Bijgevoegd is een door O op 13 september 2022 ondertekend machtigingsformulier, waarin hij het advocatenkantoor van verweerster machtigt om hem te vertegenwoordigen. Tevens heeft verweerster op 13 september 2022 een briefje aan klager gestuurd, waarop handgeschreven staat vermeld: 
“Ik ben [O] en wil [verweerster] met alles zaken voor me regelt. Ik wil dat zei me avocaat is in alle lopende strafzaken. 13-09-22.”
3.6    Bij e-mailbericht van 14 september 2022 heeft verweerster klager het volgende gestuurd, voor zover relevant: 
“Vanmiddag sprak ik [O]. [O] verzocht wederom om mijn bijstand in de zaak met het parketnummer 15-17(…). Hierdoor zend ik u wederom officieel een overnameverzoek. Graag verneem ik z.s.m. maar zeker voor 22 september a.s.”
3.7    Bij e-mailbericht van 14 september 2022 heeft klager aan verweerster gestuurd: 
“N.a.v. uw overnameverzoek van gisteren zend ik u bijgaand (in meerdere e-mails) het gehele dossier, alsmede de (last tot) toevoeging. Zoals u weet zal ik binnenkort een klacht indienen bij de deken wegens onbehoorlijk optreden en zal ik volledige schadevergoeding van u gaan vorderen, waaronder begrepen de volledige opbrengst van deze zaken, de kosten en de rente. Tot nu toe heb ik het volledige voorarrest tot de zitting en de opvolging/overdracht behandeld, maar dat zal worden vermeerderd met de behandeling van de klacht en de schadevordering.”
3.8    Op 16 september 2022 heeft klager een klacht over verweerster ingediend bij de deken.

4    KLACHT

4.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerster dat zij onbetamelijk heeft gehandeld bij de overname van een strafzaak.

5    BEOORDELING RAAD

5.1    De raad overweegt als volgt. Verweerster heeft de bijstand van O overgenomen van klager. Alhoewel de wijze waarop deze overname van de zaak is verlopen niet de schoonheidsprijs verdient omdat het gelet op gedragsregel 28 heeft ontbroken aan het voldoende “uitwisselen van informatie en standpunten”, is de raad van oordeel dat in de onderhavige situatie geen sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen door verweerster. De raad weegt hierin de volgende omstandigheden mee. 
-    Verweerster heeft genoegzaam aangevoerd dat, toen haar bekend werd dat haar cliënt O in een andere zaak bijstand kreeg van een andere advocaat, zij hierover meteen navraag is gaan doen; 
-    Verweerster heeft klager ook meteen gebeld om overleg te voeren. Zij heeft klager daarbij verteld dat zij de volgende dag bij O in de PI op bezoek zou gaan en dat zij er daarna bij klager op terug zou komen; 
-    Verweerster is, gelet op de afwezigheid van haar patroon, bij een kantoorgenoot te rade gegaan en heeft gevraagd hoe zij met een situatie als deze moet omgaan; 
-    Op basis van de verkregen informatie is zij de volgende dag met een machtigingsformulier bij O op bezoek gegaan; 
-    O heeft het machtigingsformulier ondertekend. Verweerster heeft  klager hiervan op de hoogte gebracht en een overnameverzoek bij klager ingediend. 

5.2    De raad stelt naar aanleiding van het voorgaande vast, dat geenszins is gebleken van een kwade opzet bij verweerster, dat zij doelbewust een cliënt heeft willen ronselen en O van klager heeft willen “afpakken”. Verweerster heeft naar het oordeel van de raad juist zorgvuldig willen handelen. 

5.3    Verder is de raad van oordeel dat klager geen onevenredige schade heeft geleden als gevolg van het handelen van verweerster. 

6    BEROEPSGRONDEN EN VERWEER

Beroepsgronden klager 

6.1    Klager meent dat de raad ten onrechte tot een ongegrondverklaring van de klacht is gekomen. Klager brengt hiertegen – kort weergegeven –naar voren dat verweerster wegens het ontbreken van ervaring en gelet op de afwezigheid van haar patroon, niet had mogen handelen. 
In tegenstelling tot de raad is klager van oordeel dat hij als gevolg van het handelen van verweerster schade heeft geleden. Hij is een omvangrijke strafzaak verloren, waarin hoogstwaarschijnlijk nog hoger beroep en cassatie zou worden ingesteld. 
Volgens klager is er aan de zijde van verweerster sprake geweest van kwade opzet.  

Verweer verweerster  

6.2    Namens verweerster is verweer gevoerd. De strekking van het verweer is dat de beslissing van de raad dient te worden bekrachtigd. 

7    BEOORDELING HOF

Maatstaf

7.1    De tuchtrechter dient bij de beoordeling van een tegen een advocaat ingediende klacht het aan de advocaat verweten handelen of nalaten te toetsen aan de in artikel 46 Advocatenwet omschreven normen, waaronder de kernwaarden zoals omschreven in artikel 10a Advocatenwet. De tuchtrechter is niet gebonden aan de gedragsregels, maar die regels kunnen wel van belang zijn, gezien ook het open karakter van de behoorlijkheidsnorm in artikel 46 Advocatenwet. Of sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen hangt af van de feitelijke omstandigheden en wordt door de tuchtrechter per geval beoordeeld.

7.2    Uit regel 28 van de Gedragsregels volgt dat advocaat zich in beginsel onthoudt van initiatieven om in een lopende zaak een cliënt van een andere advocaat over te nemen. Krijgt een advocaat het verzoek om de behandeling van een lopende zaak over te nemen, dan voeren de advocaten overleg met als doel de opvolgend advocaat behoorlijk te informeren over de stand van de zaak en het uitwisselen van informatie en standpunten. Het is daarbij de verantwoordelijkheid van de overnemende advocaat om het initiatief te nemen tot overleg met de andere advocaat. Uit regel 24 volgt verder dat, in het belang van de rechtzoekenden en van de advocatuur in het algemeen, advocaten streven naar een onderlinge verhouding die berust op welwillendheid en vertrouwen.

Overwegingen hof

7.3    Het hof ziet op basis van het onderzoek in hoger beroep geen aanleiding om tot een andere beoordeling van de klacht te komen dan de raad. Het hof sluit zich aan bij de beoordeling van de raad en neemt die over.
In aanvulling hierop merkt het hof nog het volgende op. Verweerster heeft – zoals zij zelf heeft toegegeven en ook door de raad is geoordeeld - niet naar de letter van regel 28 van de Gedragsregels gehandeld. Echter, nu verweerster genoegzaam heeft aangevoerd dat zij juist zorgvuldig heeft willen handelen, en het hof dit ook kan afleiden uit de specifieke omstandigheden van het geval, acht het hof het handelen van verweerster in deze niet tuchtrechtelijk laakbaar. Hetgeen in hoger beroep nog (aanvullend) naar voren is gebracht, leidt niet tot een ander oordeel.

Slotsom
7.4  Het hof verwerpt de beroepsgronden van klager en zal de beslissing van de raad bekrachtigen.

8    BESLISSING

Het Hof van Discipline:

bekrachtigt de beslissing van 11 september 2023 van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, gewezen onder nummer 23-152/A/NH. 


Deze beslissing is gewezen door mr. J.D. Streefkerk, voorzitter, mrs. K.H.A. Heenk en Chr. van Dijk, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Bor, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 8 juli 2024.
 

griffier    voorzitter      

De beslissing is verzonden op 8 juli 2024.