ECLI:NL:TAHVD:2024:171 Hof van Discipline 's Gravenhage 240113

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2024:171
Datum uitspraak: 17-06-2024
Datum publicatie: 09-07-2024
Zaaknummer(s): 240113
Onderwerp: Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Hoger beroep niet mogelijk
Beslissingen: Regulier
Inhoudsindicatie: Beroep tegen een ongegrond verzet niet-ontvankelijk

    
Beslissing van 17 juni 2024 in de zaak 240113 naar aanleiding van het hoger beroep van:

klager

tegen:

verweerder

1    DE PROCEDURE

Bij de raad
1.1     Het hof verwijst naar de beslissing van 30 augustus 2023 van de voorzitter van de Raad van Discipline (hierna: de raad) in het ressort Den Haag. De voorzitter heeft met die beslissing (zaaknummer: 23-458/DH/RO) de klacht van klager gedeeltelijk niet-ontvankelijk verklaard (op grond van artikel 46g Advocatenwet) en gedeeltelijk kennelijk ongegrond. Deze beslissing is onder nummer ECLI:NL:TADRSGR:2023:180 op tuchtrecht.nl gepubliceerd. 

1.2    Klager heeft tegen deze beslissing verzet ingesteld. De raad heeft in een beslissing van 11 maart 2024 het verzet van klager ongegrond verklaard (hierna: de beslissing op verzet). De beslissing op verzet is onder nummer ECLI:NL:TADRSGR:2024:50 op tuchtrecht.nl gepubliceerd.

Bij het hof
1.3    Het beroepschrift van klager tegen de beslissing op verzet is op 31 maart 2024 ontvangen door de griffie van het hof. Verder bevat het dossier van het hof de stukken van de raad.

1.4    De zaak is in raadkamer behandeld.


2    BEROEPSGRONDEN

2.1    Het beroep van klager is gericht tegen de beslissing op verzet. 

2.2    Klager heeft gesteld dat sprake is van schending van fundamentele rechtsbeginselen bij de behandeling van de zaak door de raad. Volgens klager heeft bij de raad geen hoor en wederhoor plaatsgevonden over de schending van de geheimhoudingsplicht door verweerder. Er heeft ook geen hoor en wederhoor plaatsgevonden over “het samenwerkingsplan van de belastingdienst en [verweerder], om appellant zowel zakelijk als privé failliet te laten verklaren”. 

2.3    Klager heeft verder gesteld dat verweerder, zakelijk weergegeven, zijn plicht tot geheimhouding heeft geschonden, dat hij daarmee de belangen van klager heeft geschonden en dat dit zo ernstig is dat de raad klager ontvankelijk had moeten verklaren. De raad is met zijn beslissing voorbij gegaan aan de schendingen van een fundamenteel rechtsbeginselen door verweerder. Volgens klager is de beslissing van de raad onjuist. 

3    BEOORDELING

maatstaf

3.1    Artikel 46h lid 7 van de Advocatenwet bepaalt dat geen beroep kan worden ingesteld tegen een beslissing van de raad waarbij het verzet tegen een voorzittersbeslissing niet-ontvankelijk of ongegrond is verklaard. Er kan een uitzondering op deze regel worden gemaakt, als de procedure bij de raad geen eerlijk proces betrof doordat bij de behandeling van het verzet door de raad een fundamenteel rechtsbeginsel is geschonden. Dan kan het appelverbod worden doorbroken. Het hof zal onderzoeken of daarvan sprake is.

beoordeling

3.2    Het hof stelt op grond van de stukken uit het dossier van de raad vast dat het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter van 30 augustus 2023 mondeling is behandeld. Uit het proces-verbaal van die mondelinge behandeling blijkt dat klager is verschenen, dat hij in de gelegenheid is gesteld om zijn verzet toe te lichten en dat hij vragen van de raad heeft beantwoord. Uit het proces-verbaal blijkt ook dat verweerder niet op de zitting is verschenen, met bericht van afwezigheid. 

3.3    Naar het oordeel van het hof kan op grond van het proces-verbaal worden vastgesteld dat klager door de raad is gehoord en dat het beginsel van hoor en wederhoor niet is geschonden. Het hof heeft aldus geen grond om aan te nemen dat sprake is van schending van fundamentele rechtsbeginselen. 

3.4    De door klager aangevoerde gronden als verwoord onder 2.3 zien uitsluitend op de inhoudelijke beoordeling van de zaak en raken niet aan fundamentele rechtsbeginselen, zoals schending van hoor en wederhoor. Dergelijke klachten leveren naar vaste jurisprudentie geen grond op voor doorbreking van het appelverbod (vergelijk: HvD 28 augustus 2017, ECLI:NL:TAHVD:2017:168, ECLI:NL:TAHVD:2017:169 en HR 23 juni 1995, NJ 1995/661).

slotsom

3.5    De slotsom is dat de gronden voor doorbreking van het appelverbod falen. Klager kan dan ook niet in hoger beroep worden ontvangen.


4    BESLISSING

Het Hof van Discipline:

4.1    verklaart het beroep van klager niet-ontvankelijk.


Deze beslissing is gewezen door mr. J.D. Streefkerk, voorzitter, mrs. V. Wolting en J.H. Brouwer, leden, in tegenwoordigheid van mr. A. Tijs, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 17 juni 2024.
 

griffier    voorzitter             

De beslissing is verzonden op 17 juni 2024.