ECLI:NL:TAHVD:2024:148 Hof van Discipline 's Gravenhage 220210S

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2024:148
Datum uitspraak: 31-05-2024
Datum publicatie: 04-06-2024
Zaaknummer(s): 220210S
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Belangenconflict
  • Grenzen van het tuchtrecht, subonderwerp: Advocaat in overige hoedanigheden
  • Maatregelen, subonderwerp: Tuchtrechtelijk verleden
Beslissingen: Regulier
Inhoudsindicatie: Klacht over eigen advocaat. De advocaat heeft met grote vertraging enorme bedragen in rekening gebracht bij klager voor beweerdelijk verrichte werkzaamheden, terwijl specificaties jaren later zijn opgemaakt en verstrekt en twijfels oproepen over de juistheid ervan. Daarnaast heeft de advocaat zonder overleg met de deken getracht klager een pandrecht te laten vestigen tot zekerheid voor de betaling van zijn declaraties. Ook heeft hij een (gestelde) ingrijpende wijziging van de tariefafspraak met klager onvoldoende schriftelijk vastgelegd. Tot slot heeft de advocaat, terwijl hij als advocaat van klager optrad, gefungeerd als bestuurder van twee vennootschappen waarvan klager (indirect) aandeelhouder was. Het daaraan verbonden risico van belangenverstrengeling heeft zich verwezenlijkt. Deze handelingen raken de kernwaarden financiële integriteit, onafhankelijkheid en partijdigheid. De raad heeft de advocaat geschrapt van het tableau. Het hof bekrachtigt deze beslissing en weegt daarbij het tuchtrechtelijk verleden van de advocaat, die al eerder is geschorst en geschrapt, mee.

Beslissing van 31 mei 2024 in de zaak 220210S

naar aanleiding van het hoger beroep van:

verweerder

tegen:

klager

gemachtigde: mr. M. Peters 

1    DE PROCEDURE BIJ DE RAAD

1.1     Het hof verwijst naar de beslissing van 13 juni 2022 van de Raad van Discipline (hierna: de raad) in het ressort Den Haag (zaaknummer: 22-124/DH/RO). In deze beslissing is de klacht van klager ten aanzien van: 
-    klachtonderdeel a) deels gegrond en deels niet-ontvankelijk verklaard; 
-    klachtonderdeel b) deels gegrond en voor het overige ongegrond verklaard;
-    klachtonderdelen c), g) en h) ongegrond verklaard; 
-    klachtenonderdelen d), f), i) en j) gegrond verklaard;
-    klachtonderdeel e) deels gegrond en voor het overige ongegrond verklaard. 
Aan verweerder is de maatregel van schrapping van het tableau opgelegd. 
Verder is verweerder veroordeeld tot betaling van het griffierecht en proceskosten. 

1.2    Deze beslissing is onder ECLI:NL:TADRSGR:2022:87 op tuchtrecht.nl gepubliceerd. 

2    DE PROCEDURE BIJ HET HOF

2.1    Het hoger beroepschrift van 13 juli 2022 tegen de beslissing is op diezelfde datum ontvangen door de griffie van het hof. 

2.2    Verder bevat het dossier van het hof: 
- de stukken van de raad;
- het verweerschrift van klager van 20 september 2022; 
- drie e-mailberichten van klager van 29 juni 2023 met bijlagen;
- het e-mailbericht van verweerder van 29 juni 2023 met screenshots;
- twee e-mailberichten van verweerder van 7 juli 2023 met bijlagen;
- het e-mailbericht van verweerder van 13 december 2023 met bijlagen;
- het e-mailbericht van 20 december 2023 met bijlagen;
- drie e-mailberichten van 21 december 2023 met bijlagen;
- drie e-mailberichten van 2 januari 2024 met bijlagen;
- de reactie van klager van 21 februari 2024 op de nadere stukken van verweerder.
  
2.3    Het hof heeft de zaak aanvankelijk mondeling behandeld tijdens de openbare zitting van 10 juli 2023. De zaak is vervolgens aangehouden, waarna deze mondeling is behandeld tijdens de openbare zitting van 15 april 2024. Daar zijn verweerder en zijn gemachtigde verschenen. Klager en zijn gemachtigde hebben kort voor de mondelinge behandeling laten weten dat zij niet zouden verschijnen. Verweerder heeft zijn standpunt toegelicht aan de hand van spreekaantekeningen met bijlagen, die ook onderdeel uitmaken van het dossier van het hof. 

3    FEITEN

3.1    Het hof stelt de volgende feiten vast.

3.2    Klager houdt op één na alle aandelen in Bo(...) B.V. Bo(...) B.V. is enig aandeelhouder van Ba(...) B.V. en van K(...) B.V. Ba(...) B.V. exploiteert een jachthaven. K(...) B.V. staat aan het hoofd van de P(...)groep, een samenstel van ondernemingen waarmee klager vermogen heeft vergaard.
3.3    Nadat klager, kort gezegd, persoonlijk en zakelijk in zwaar weer geraakte heeft de Ondernemingskamer hem bij beslissing van 4 mei 2017 geschorst als bestuurder van de vennootschappen in de P(...)groep. Bij beslissing van 9 mei 2017 heeft de Ondernemingskamer een onafhankelijke derde persoon als bestuurder met beslissende stem van deze vennootschappen benoemd en de aandelen van Bo(...) B.V. in K(...) B.V. onder beheer gesteld.
3.4    Op 5 mei 2017 heeft verweerder de van klager ontvangen opdracht als volgt bevestigd:
“Met referte aan onze bespreking van 4 mei 2017, bevestig ik u hierbij dat u mij heeft opgedragen onderzoek te doen naar de verschillende strafbare feiten, waarvan u het slachtoffer bent geworden, die zijn gepleegd in de afgelopen jaren, waaronder valsheid in geschrift, oplichting, diefstal en verduistering. Dit om aangifte ervan mogelijk te maken, dan wel er op andere wijze (minnelijk) ervoor te zorgen dat u gecompenseerd wordt, door degene die verantwoordelijk zijn voor de betreffende misdrijven, voor de daarmee verband houdende materiële en immateriële schade. Tevens vroeg u mij het ertoe te geleiden de betreffende misdrijven en de bedreigingen aan uw adres te stoppen.
Vanwege het feit dat mijn persoonlijke veiligheid door deze opdracht mogelijk gevaar loopt, het feit dat mijn onmiddellijke en onverdeelde aandacht noodzakelijk is om uw belangen naar behoren te behartigen, en het feit dat de verwachte tijdsbesteding in uren (zeker in het begin) naar verwachting (meer dan) dagvullend zal zijn, alsmede de spoedeisendheid van de opdracht (met onmiddellijke ingang), kwamen wij overeen dat ik in ieder geval de eerste drie maanden mijn spoedtarief in rekening zal brengen. De behandeling van uw zaak vindt derhalve plaats op basis van een betaling van € 350,-  per uur exclusief 21% BTW en verschotten. Onder verschotten worden verstaan alle bedragen die aan derden verschuldigd zijn.
Omdat u en uw eigendommen worden bedreigd, verzocht u mij tevens de waarborging van uw persoonlijke veiligheid en dat van uw eigendommen te coördineren. Hiertoe heb ik in overleg met u besloten dat ik ten dien aanzien gebruik zal maken van de adviesdiensten van [G] op basis van een betaling van € 350,- per uur exclusief BTW, welke ik als verschot afzonderlijk in rekening zal brengen.
U heeft mij uitdrukkelijk te kennen gegeven dat u geen bezwaar heeft dat ik de informatie die onder mijn geheimhoudingsplicht valt met [G] deel. [G] heeft zich middels de bijgaande geheimhoudingsverklaring (…) akkoord verklaard met de inachtneming van een gelijke geheimhouding als voor mij geldt.
Tevens besloten wij dat u per onmiddellijke ingang persoons- en objectbeveiliging nodig heeft. Deze hebben wij' in overleg met [G] per onmiddellijke ingang laten verzorgen door [N(...) B.V.]. U heeft daarvoor een afzonder[lijke] overeenkom[s]t met [N(...) B.V.] gesloten (…). Deze kosten zal ik u eveneens als verschot afzonderlijk in rekening zal brengen.
Er wordt naar gestreefd zoveel mogelijk maandelijks te declareren.
Om u[w] belangen goed te behartigen heeft u mij eveneens een volmacht gegeven om u in alle opzichten te vertegenwoordigen. De betreffende akte gaat hierbij (…). 
Omdat uw financiële situatie het thans niet toelaat, zie ik af van het gebruikelijke voorschot om de kosten te dekken van uitgaven en te verrichten werkzaamheden. zal mijn werkzaamheden onmiddellijk aanvangen. U zal evenwel, zoals toegezegd, zo spoedig mogelijk voor betaling van een voorschot en/of de dan openstaande facturen zorg dragen zodra dat mogelijk is.” 
De opdrachtbevestiging is ondertekend door verweerder, klager en G. G is een vriend, althans goede bekende, van verweerder. N(...) B.V. is een bedrijf van (onder anderen) G. 
3.5    Bij overeenkomst van 21 mei 2017 tussen klager en N(...) B.V., vertegenwoordigd door G, heeft klager een pandrecht gevestigd ten gunste van N(...) B.V. op een groot aantal aan hem toebehorende roerende zaken, waaronder schilderijen, inboedel, treinen en toebehoren en zilverstukken. Het pandrecht is volgens de akte gevestigd, omdat N(...) B.V. een vordering heeft op klager in verband met aan hem en zijn eigendommen verleende beveiligingsdiensten.
3.6    Op 6 juli 2017 heeft verweerder het volgende aan klager geschreven:
“Hierbij bevestig ik onze recente afspraken met betrekking tot mijn facturatie. 
In de afgelopen periode heb ik wekelijks gemiddeld ruim 60 uur gedeclareerd. Daar het er naar uit zie dat dit op korte termijn niet zal veranderen, zocht u naar een andere modaliteit van vergoeding die voor u de kosten zou drukken en die recht deed aan mijn inzet.
Overwegende dat er een grote overlap is tussen mijn huidige werkzaamheden voor u privé, Bo(...), Ba(...) en, zij het in mindere mate, Bu(…), en het feit dat ik als bestuurder van Bo(...) een sterkere positie zou hebben tegenover [de door de Ondernemingskamer benoemde bestuurder van de P(…)-vennootschappen] en [de door de Ondernemingskamer benoemde beheerder van aandelen in K(...)] dan als uw advocaat, deed u mij het hiernavolgende voorstel.
Per 7 juli 2017 treedt ik in dienst als statutair directeur van Bo(...) en Ba(...). Beide posities zijn voor 12 uur per week. Het salaris bedraagt in beide gevallen EUR 5.000 per maand.
Voorts declareer ik vanaf 7 juli 2017 vast 30 uur per week voor mijn advieswerkzaamheden. Deze uren declareer ik op basis van onze overeenkomst 5 mei jongstleden (…)”
3.7    Op 7 juli 2017 hebben klager, namens Bo(...) B.V., en verweerder een arbeidsovereenkomst gesloten. Hierin is bepaald dat verweerder voor twaalf uur per week bij Bo(...) B.V. in dienst treedt als directeur belast met het bestuur, voor een beloning van € 5.000,- per maand. Op dezelfde dag is een nagenoeg identieke overeenkomst gesloten tussen verweerder en Ba(...) B.V.
3.8    Verweerder is in het weekend van 15 en 16 juli 2017 aangehouden en in verzekering gesteld wegens huiselijk geweld. Op 18 juli 2017 is hij weer in vrijheid gesteld, maar op 22 juli 2017 opnieuw aangehouden.
3.9    De deken heeft hierin aanleiding gezien de raad van discipline op grond van artikel 60ab Advocatenwet te verzoeken verweerder met onmiddellijke ingang in de uitoefening van zijn praktijk voor onbepaalde tijd te schorsen. Op 1 augustus 2017 heeft de raad het verzoek van de deken mondeling behandeld. Verweerder bevond zich op dat moment in bewaring. Ter zitting heeft de raad bij wijze van voorlopige voorziening uitgesproken dat verweerder zich tot aan de beslissing van de raadkamer gevangenhouding niet als advocaat mag gedragen, met uitzondering van de contacten tussen hem en zijn praktijkwaarnemer. Op grond van een beslissing van de raadkamer gevangenhouding van 3 augustus 2017 is verweerder weer in vrijheid gesteld. De raad heeft het verzoek van de deken tot schorsing van verweerder vervolgens bij beslissing van 8 augustus 2017 afgewezen.
3.10    Wel is een dekenbezwaar tegen verweerder bij beslissing van de raad van 4 september 2017 (deels) gegrond verklaard en is aan verweerder een schorsing van 26 weken opgelegd voor het onder invloed van alcohol moedwillig veroorzaken, althans voeden van een brand en het aanrichten van vernielingen. Het Hof van Discipline heeft deze beslissing op 26 maart 2018 bekrachtigd. 
3.11    Op 5 oktober 2017 heeft een hypotheekhouder een executieveiling van de jachthaven van Ba(...) B.V. aangekondigd.
3.12     Op 18 november 2017 hebben verweerder en G in hun hoedanigheid van bestuurders van Ba(...) B.V. een voorstel tot verkoop van de jachthaven gedaan aan de huurder en feitelijk exploitant van de jachthaven.
3.13     Bij besluit van 13 december 2017 van de algemene vergadering van Ba(...) B.V. (lees: klager) is verweerder ontslagen als statutair bestuurder van Ba(...) B.V.
3.14     Bij brief van 14 december 2017 heeft de huurder van de jachthaven Ba(...) B.V. aansprakelijk gesteld voor het niet nakomen van de overeenkomst die volgens haar naar aanleiding van het hiervoor in 3.12 bedoelde voorstel tot stand is gekomen.
3.15    Klager heeft de opdracht aan verweerder eind januari 2018 beëindigd.
3.16     Verweerder heeft daarna met de volgende declaraties, die alle gedagtekend zijn op 1 februari 2018 en waarop staat dat ze aan klager ter hand zijn gesteld, bij klager gedeclareerd:
Bedrag    Periode     Aantal uren bij een uurtarief van € 350,- (of 423,5 inclusief 21% btw)     Gemiddeld aantal uren per dag (bij 7 werkdagen per week) 
            
€ 18.422,25    4 – 7 mei 2017    43.5    10.9
€ 41.291,25    8 – 14 mei 2017    97.5 uur    13.9
€ 43.408,75    15 – 21 mei 2017    102.5    14.6
€ 35.100,50    22 – 28 mei 2017    83    11.9
€ 8.893,50    29 – 31 mei 2017    21    7
€ 17.892,88     1 – 4 juni 2017     42.25    10.5
€ 32.609,50    5 – 11 juni 2017    77    11
€ 32.609,50    12 – 18 juni 2017    77    11
€ 42.773,50    19 – 25 juni 2017    101    14.4
€ 32.821,25    26 juni – 2 juli 2017    77.5    11.1
€ 25.621,75    3 – 7 juli 2017    60.5    12.1

Bedrag    Periode     30 uur per week tegen een uurtarief van € 350,- (of € 423,50 inclusief 21% btw) 
€ 38.115,-     7 – 30 juli 2017    
€ 63.025,-     31 juli – 3 september 2017     
€ 50.820,-     4 september – 1 oktober 2017    
€ 63.025,-    2 oktober – 5 november 2017    
€ 50.820,-     6 november – 3 december 2017    
€ 50.820,-    4 – 31 december 2017    
€ 48.279,-     1 – 31 januari 2018    

3.17     Op 5 februari 2018 heeft klager schriftelijk aan verweerder verklaard dat de aan N(...) B.V. verstrekte zekerheden mede strekken tot zekerheid van zijn vorderingen jegens hem. 
3.18    Bij besluit van 8 augustus 2018 van de algemene vergadering van Bo(...) B.V. is verweerder ontslagen als statutair bestuurder van Bo(...) B.V.
3.19    Verweerder is bij uitspraak van 25 februari 2019 van dit hof geschrapt van het tableau naar aanleiding van een dekenbezwaar. 
3.20     Bij vonnis van 26 februari 2020 is een vordering van N(...) B.V. op klager toegewezen. 
3.21    Op 15 april 2020 heeft verweerder klager, Ba(...) B.V. en Bo(...) B.V. gedagvaard. Verweerder heeft van klager (onder meer) betaling gevorderd van € 331.494,63 en van Ba(...)  B.V. ruim € 250.000,- in verband met zijn dienstverband met die onderneming. Van Bo(...) B.V. heeft verweerder ruim € 140.000,00 gevorderd, ook in verband met zijn dienstverband. 
3.22    De vordering van verweerder jegens Bo(...) B.V. tot betaling van loon is uiteindelijk in hoger beroep bij arrest van 12 juli 2022 afgewezen op de grond dat niet is komen vast te staan dat verweerder werkzaamheden voor Bo(...) B.V. had verricht die recht gaven op ontvangst van loon. 
3.23 De vordering van verweerder jegens Ba(...) B.V. tot betaling van loon is uiteindelijk in hoger beroep bij arrest van 30 augustus 2022 ook afgewezen. Verder heeft het gerechtshof geoordeeld (zoals ook de rechtbank al had gedaan) dat verweerder zijn taak als bestuurder van Ba(...) B.V. onbehoorlijk heeft vervuld en verweerder veroordeeld tot schadevergoeding. 

4    KLACHT

4.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven en voor zover in hoger beroep nog van belang, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder het volgende. 

a)    Strijd met gedragsregel 2 lid 1: belangentegenstelling niet vermeden. 

Verweerder had nooit een dienstbetrekking mogen aangaan met de vennootschappen Ba(...) B.V. en Bo(...)  B.V.  Bij zijn indiensttreding (in de functie van directeur) heeft hij zijn onafhankelijkheid in gevaar gebracht. 

b)    Strijd met gedragsregel 5: belangen client niet gediend.  


c)    (…)

d)    Strijd met gedragsregel 27 lid 5: geen specificatie werkzaamheden.

Uit de declaraties (of anderszins) blijkt niet van een “behoorlijke (deugdelijke) urenverantwoording”.

e)    Strijd met gedragsregel 25 lid 1: géén redelijk salaris. 

Verweerder heeft “excessief gedeclareerd” omdat de door hem gefactureerde uren “ongeloofwaardig zijn" en niet te relateren aan de opdracht. “[Verweerder] komt niet verder dan nog geen 10 a4'tjes toelichting voor wat betreft de periode 3 mei 2017 tot en met 7 juli 2017, maar brengt over deze periode wel ruim EUR 330.000,00 in rekening". Ook voor de “vaste” uren (leidend tot een totale vordering van 364.904,00) ontbreekt iedere onderbouwing. “Dat deze werkzaamheden zijn verricht is überhaupt ongeloofwaardig, maar zeker in het licht van de arrestatie van [verweerder] op 15 juli 2017 en zijn schorsing op 4 september 2017”. Klager voegt daaraan toe dat een groot deel van de door verweerder beschreven werkzaamheden betrekking lijken te hebben op de vennootschappen van klager. “Dit betreffen geen werkzaamheden voor [klager] in privé”. Klager sluit af met de stelling dat “nagenoeg geen van de werkzaamheden uit de “opdracht” zijn verricht of tot enig resultaat hebben geleid” en dat het in rekening gebracht uurtarief “onredelijk hoog” is.

f)    Strijd met gedragsregel 26 lid 1: inzicht in wijze van declareren. 

In strijd met de afspraak heeft verweerder niet maandelijks gefactureerd. Verweerder heeft geen inzicht gegeven in de wijze van declareren. Voor het tijdsverloop tussen het verrichten van de werkzaamheden en het opmaken van de declaraties heeft hij geen deugdelijke motivering gegeven.

g)    (…)

h)    (…) 

i)    Strijd met gedragsregel 23 lid 2: niet zorgvuldig gehandeld in financiële aangelegenheden. 

Klager is volledig in het ongewisse gelaten over de financiële neerslag van datgene waartoe hij zich verbonden had. Hij is niet geïnformeerd en niet gewaarschuwd. “[Verweerder] heeft misbruik gemaakt van die vertrouwensrelatie, zijn machtspositie en de geestestoestand waarin [klager] verkeerde". 

j)    Strijd met gedragsregel 8: belangrijke informatie en afspraken niet schriftelijk bevestigd. 

De aard en noodzaak van de urenbesteding is klager geheel onduidelijk. Zo zijn nimmer verslagen/kansen/inschattingen/procesrisico’s of andere tastbare adviezen ontvangen en ontbreken een deugdelijke specificatie en urenverantwoording. 


5    BEOORDELING

Ontvankelijkheid
    
5.1    Verweerder verzoekt het hof klager niet-ontvankelijk in zijn klachten te verklaren, omdat de klachten niet als klachten van klager zouden zijn aan te merken, maar door zijn gemachtigde op eigen houtje zouden zijn verzonnen. Volgens verweerder heeft klager nooit contact gehad met zijn gemachtigde.

5.2    Het hof volgt verweerder niet in dit verweer. Het hof heeft geen reden om te twijfelen aan de inschakeling van de gemachtigde door klager. Deze gemachtigde, die klager reeds bij het indienen van de klacht bijstond, wordt geacht haar cliënt te vertegenwoordigen. De urenspecificaties die verweerder heeft overgelegd en waaruit volgens verweerder volgt dat klager en zijn gemachtigde elkaar nooit hebben gesproken, zien slechts op een beperkte periode, namelijk van na begin 2023 en daarmee van na het indienen van het verweerschrift door (de gemachtigde van) klager in de onderhavige procedure. Deze urenspecificaties kunnen derhalve niet de stelling van verweerder ondersteunen. Het hof ziet dan ook geen aanleiding om G op dit punt als getuige te horen.

5.3    De stelling van verweerder dat het onderzoek ter zitting bij de raad nietig zou zijn slaagt reeds daarom niet.

5.4    In het hoger beroepschrift heeft verweerder geen gronden gericht tegen de beoordeling door de raad van klachtonderdeel b). Pas bij de mondelinge behandeling heeft verweerder gronden tegen de beoordeling van klachtonderdeel b) gericht. Dat is te laat, namelijk buiten de termijn van artikel 56 Advocatenwet. Het hof laat klachtonderdeel b) dan ook verder buiten behandeling. 
Overwegingen raad

5.5    Ten aanzien van klachtonderdeel a) overweegt de raad dat verweerder onbetamelijk en onzorgvuldig heeft gehandeld jegens klager door naast zijn rol als diens advocaat ook de functies bij Bo(...) B.V. en Ba(...) B.V. te aanvaarden. In zoverre verklaart de raad dit klachtonderdeel gegrond.

5.6    Ten aanzien van klachtonderdelen d), f) en i), die zien op de wijze waarop verweerder zijn werkzaamheden heeft gedeclareerd en gespecificeerd, is de raad van oordeel dat verweerder ernstig tekort is geschoten waar het gaat om zijn declaratiegedrag. Zo heeft verweerder niet periodiek gedeclareerd en zijn werkzaamheden niet of onvoldoende deugdelijk en niet tijdig gespecificeerd. Verweerder heeft na 5 augustus 2017 ook niet gecommuniceerd met klager over het te hanteren uurtarief. Ook als een fixed fee was overeengekomen, doet dat niet af aan de plicht om inzicht te verschaffen in de verrichte werkzaamheden. Daar komt nog bij dat de na 25 november 2020 opgestelde specificatie zodanige vragen oproept dat getwijfeld moet worden aan de juistheid ervan. Onduidelijk is verder of de specificatie ziet op de bijstand van verweerder als advocaat van klager of ook op zijn werkzaamheden als bestuurder van Ba(...) B.V. en Bo(...)  B.V.  De raad verklaart deze klachtonderdelen dan ook gegrond.

5.7    Ten aanzien van klachtonderdeel e) is de raad van oordeel dat verweerder niet had mogen volstaan met een eenzijdige vastlegging van een volgens hem gemaakte afspraak waarbij voor 30 uren per week aan honorarium in rekening zou worden gebracht, naast een arbeidsloon van twee maal € 5.000,- voor twee maal twaalf uur per week. De eenzijdige en daarmee onvoldoende schriftelijke vastlegging van deze voor klager belangwekkende financiële afspraak is jegens klager onzorgvuldig en onbetamelijk. De raad acht klachtonderdeel e) in zoverre gegrond. Voor zover wordt geklaagd over het uurtarief overweegt de raad dat dit – mede gelet op het belang van de zaak –
weliswaar aan de hoge kant is, maar niet exceptioneel hoog. Voor zover dit klachtonderdeel op de hoogte van het uurtarief ziet, wordt het ongegrond verklaard.

5.8    Klachtonderdeel j) acht de raad gegrond. Er zijn slechts twee opdrachtbevestigingen, die gelet op de omvang en complexiteit van de zaak en het grote aantal volgens verweerder bestede uren als uiterst summier moeten worden aangemerkt. Ook adviezen, strategieën en contacten met derden zijn niet schriftelijk vastgelegd, aldus de raad. 

5.9    De raad is van oordeel dat de maatregel van schrapping recht doet aan de ernst van de gedragingen en nalatigheden waaraan verweerder zich schuldig heeft gemaakt. Verweerder stelt honderden uren voor klager te hebben gewerkt, waarvoor hij tonnen in rekening heeft gebracht. Verweerder heeft echter nagelaten om klager inzicht te geven in de door hem beweerdelijk verrichte werkzaamheden. Verweerder heeft klager, die volgens verweerder zelf in zwaar weer verkeerde, gedurende circa acht maanden in het ongewisse gelaten over zijn werkzaamheden en de kosten daarvan en heeft een andere vorm van zekerheid willen aanvaarden dan een voorschot. Verweerder heeft klager ernstig benadeeld met deze handelingen die raken aan de kernwaarde (financiële) integriteit. Verweerder heeft daarnaast zijn eigen onafhankelijkheid en partijdigheid, twee kernwaarden, in de waagschaal gelegd door enerzijds op te treden als advocaat van klager en anderzijds als bestuurder van twee ondernemingen waarvan klager aandeelhouder was. Het daaraan inherente risico van tegenstrijdige belangen heeft zich vervolgens ook verwezenlijkt ten koste van de belangen van klager. 

Beroepsgronden

5.10    Verweerder heeft de volgende gronden in zijn beroepschrift aangevoerd.  

Ten aanzien van klachtonderdeel a) stelt verweerder dat: 
-    de raad ten onrechte heeft aangenomen dat het ging om een verkoop van een jachthaven;
-    hij naast zijn rol als advocaat ook andere functies mocht aanvaarden. Hij stond als advocaat klager en zijn bedrijven bij, voor klager zou er geen nadeel ontstaan. Er is ook geen belangenconflict ontstaan, omdat er een reddingsplan was. 

Ten aanzien van klachtonderdelen d), f) en i) stelt verweerder dat:
-    wel sprake is geweest van periodieke declaraties; 
-    klager uitdrukkelijk geen nadere specificaties wenste en daar nimmer om heeft verzocht. Bovendien bespraken verweerder en klager de werkzaamheden en gewerkte uren wekelijks in het bijzijn van G, wat deze als getuige kan bevestigen; 
-    klager alles mondeling wilde bespreken;
-    klager bekend was met het uurtarief; 
-    hij dagvaardingen heeft opgesteld die 35 ordners besloegen;
-    sprake was van nauw contact tussen klager en verweerder waarbij ze elkaar gemiddeld 15 uur per week in persoon zagen;
-    de overgelegde specificaties zien op werkzaamheden die verweerder voor klager heeft verricht. 

Ten aanzien van klachtonderdeel e) stelt verweerder dat: 
-    een opdrachtbevestiging een eenzijdige schriftelijke vastlegging is. 

Ten aanzien van klachtonderdeel f) stelt verweerder verder dat: 
-    de raad onvoldoende oog heeft voor de bijzondere werksituatie en werkverhoudingen (verweerder heeft een team van specialisten samengesteld dat hij aanstuurde en van informatie voorzag).

Verweerder acht de maatregel niet gemotiveerd. Verweerder is al geruime tijd geen advocaat meer, zodat hij niet geschrapt kan worden van het tableau. Tot slot verzoekt verweerder om G als getuige te horen.

Verweer in beroep

5.11     Klager meent dat de stellingen van verweerder onjuist zijn en verzoekt bevestiging van de beslissing van de raad. 
Volgens klager zegt het grote aantal stukken uit de civiele procedure dat verweerder in hoger beroep in het geding heeft gebracht om de aard en omvang van zijn werkzaamheden toe te lichten, nog niets. Meer in het bijzonder zeggen die stukken niets over de noodzaak tot die werkzaamheden.
Daarnaast kan voor een groot deel van de gestelde werkzaamheden niet worden vastgesteld dat deze zonder meer vallen onder de opdracht en dat deze voor klager zijn verricht. Er wordt ook geen duidelijk onderscheid gemaakt tussen de gewerkte uren als bestuurder voor de vennootschappen en de verrichte werkzaamheden voor klager privé. Het merendeel van de overgelegde e-mails en telefoonlijsten (uit de periode vanaf juli 2017) lijkt inhoudelijk betrekking te hebben op de vennootschappen Ba(...) B.V. en Bo(...)  B.V.  Dat verweerder daar in de specificatie (opgesteld zes jaar na dato voor zijn eigen civiele zaak in hoger beroep tegen klager) nu opeens 'privé [klager]' bij heeft vermeld, maakt de inhoud van de werkzaamheden niet opeens 'privé'. Bovendien is er geen enkel dossier opgemaakt of bijgehouden door verweerder. Er zijn geen gespreksverslagen, notities, memo's, telefoonnotities, plan van aanpak, advies, inschatting van proceskansen etc. van de hand van verweerder. Uit de stukken blijkt verder dat verweerder onnodige kosten niet heeft vermeden en excessief heeft gedeclareerd. 

Maatstaf

5.12    De tuchtrechter dient bij de beoordeling van een tegen een advocaat ingediende klacht het aan de advocaat verweten handelen of nalaten te toetsen aan de in artikel 46 Advocatenwet omschreven normen, waaronder de kernwaarden zoals omschreven in artikel 10a Advocatenwet. De tuchtrechter is niet gebonden aan de gedragsregels, maar die regels kunnen wel van belang zijn, gezien ook het open karakter van de behoorlijkheidsnorm in artikel 46 Advocatenwet. Of sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen hangt af van de feitelijke omstandigheden en wordt door de tuchtrechter per geval beoordeeld.

Overwegingen hof 

Ad klachtonderdeel a) : niet vermijden belangenverstrengeling.

5.13     Verweerder was aanvankelijk enkel de advocaat van klager, maar is op verzoek van klager bestuurder geworden van twee vennootschappen waarvan klager (indirect) aandeelhouder was. De achtergrond daarvan was dat daarmee de aan de inschakeling van verweerder verbonden kosten zouden worden gedrukt: verweerder ontving in zijn hoedanigheid van bestuurder van de vennootschappen loon en daarmee indirect een deel van de vergoeding voor de werkzaamheden die hij als advocaat voor klager verrichtte. De benoeming van verweerder als bestuurder van vennootschappen waarvan klager (indirect) aandeelhouder was enerzijds en het optreden van verweerder als advocaat van klager anderzijds bracht verweerder in een positie waarin hij met naar hun aard onverenigbare belangen werd geconfronteerd, althans kon worden geconfronteerd. Als bestuurder van vennootschappen diende verweerder zich namelijk uitsluitend te richten naar het belang van die vennootschappen; als advocaat van klager diende hij uitsluitend de belangen van klager te dienen. Die belangen lopen niet per definitie parallel. Uiteindelijk heeft zich ook daadwerkelijk een geschil voorgedaan tussen verweerder als bestuurder van Ba(...) B.V. en (onder meer) klager, waarbij verweerder de kernwaarde van partijdigheid die voor hem gold als advocaat van klager uit het oog is verloren. Verweerder heeft op enig moment in zijn hoedanigheid van bestuurder van Ba(...) B.V. besloten om de jachthaven die Ba(...) B.V. exploiteerde (en daarmee al haar activa) te verkopen, omdat hij dat kennelijk in het belang van de vennootschap achtte. De civiele rechter heeft in eerste en tweede aanleg – en daarmee bij onherroepelijke uitspraak – vastgesteld dat verweerder ook daadwerkelijk tot verkoop van de jachthaven is overgegaan, echter zonder klager daarbij te betrekken, wat (volgens vaste jurisprudentie) wel geboden was omdat met die verkoop een einde werd gemaakt aan de onderneming van Ba(...) B.V. Uit de uitspraken blijkt dat verweerder klager bewust niet bij de verkoop heeft betrokken omdat hij wist of vermoedde dat klager het niet eens zou zijn met de beoogde verkoop. Verweerder heeft zich dus begeven in een situatie waarin zijn optreden als bestuurder van een vennootschap van klager uitliep op handelen in strijd met de belangen van klager. Om te voorkomen dat verweerder mogelijk tegenstrijdige belangen zou dienen te behartigen, had verweerder als advocaat van klager geen bestuurder moeten worden van de vennootschappen waarvan zijn cliënt aandeelhouder was. Van een betamelijk handelend advocaat mag worden verwacht dat hij onafhankelijk (kernwaarde onafhankelijkheid, gedragsregel 2, versie 1992 en versie 2018) is en het belang van zijn cliënt centraal stelt. Een belangenverstrengeling kan de vereiste onafhankelijkheid in gevaar brengen. In het onderhavige geval heeft verweerder zich begeven in een situatie waarin hij twee niet verenigbare rollen diende te vervullen. Het beroep tegen klachtonderdeel a) faalt derhalve.

Ad Klachtonderdelen d), f) en i) : de wijze van declareren

5.14 Deze klachtonderdelen hebben betrekking op de wijze waarop verweerder zijn werkzaamheden heeft gedeclareerd en gespecificeerd. Daarbij wordt vooropgesteld dat een advocaat zijn cliënt op de hoogte dient te brengen van belangrijke informatie, feiten en afspraken en waar nodig ter voorkoming van misverstand, onzekerheid of geschil, belangrijke informatie en afspraken schriftelijk aan zijn cliënt dient te bevestigen (gedragsregel 11, versie 1992). Daarnaast is de advocaat gehouden tot nauwgezetheid en zorgvuldigheid in financiële aangelegenheden (gedragsregel 23, versie 1992).

5.15     Vastgesteld kan worden dat verweerder in strijd met de oorspronkelijke afspraak om maandelijks te declareren de declaraties voor de verrichte werkzaamheden tussen 4 mei 2017 en 31 januari 2018 niet eerder dan na beëindiging van zijn werkzaamheden, op 1 februari 2018, heeft opgemaakt. Verweerder heeft weliswaar tijdens de mondelinge behandeling bij het hof verklaard dat hij al eerder pro forma declaraties had opgemaakt en deze vervolgens op 1 februari 2018 heeft aangepast en definitief heeft gemaakt, maar dit wordt betwist door klager en enig bewijs hiervan ontbreekt. Bovendien heeft verweerder eerder verklaard (r.o. 5.16 van de beslissing van de raad) dat klager geen liquide middelen had en geld leende van derden, waardoor het opmaken van de declaraties geen prioriteit had. Dit lijkt tegenstrijdig. Dat verweerder periodiek (pro forma) heeft gedeclareerd is dus niet komen vast te staan. Dit klemt te meer gelet op de enorme tijdsbesteding en bijbehorende honoraria die in de declaraties zijn opgenomen. 
Daarnaast heeft verweerder de schriftelijke specificaties van de declaraties pas in het kader van de procedure bij de rechtbank en de door de rechtbank aan hem verstrekte bewijsopdracht opgemaakt en daarmee dus te laat. De door verweerder overgelegde ongedateerde verklaring waarin hij uitleg geeft over zijn werkzaamheden tussen 4 mei 2017 en 7 juli 2017 is geen nauwkeurige specificatie en voldoet niet, zoals de raad ook reeds heeft overwogen. Verweerder heeft nog aangevoerd dat hij dagvaardingen heeft opgesteld die 35 ordners besloegen. Ter ondersteuning van deze stelling heeft verweerder stukken (en foto’s) aan het hof overgelegd. Deze stukken vormen evenwel niet een toereikende onderbouwing van de verzonden declaraties. Immers voor klager is/was hiermee niet, althans onvoldoende duidelijk op welke werkzaamheden de declaraties zagen. Dat klager geen specificaties wenste of zou hebben verzocht – als dat al zo zou zijn, wat het hof niet is gebleken – leidt niet tot een ander oordeel. Tussen klager en verweerder is immers niet in geschil dat klager destijds in een noodtoestand verkeerde en daarom op vele vlakken bijstand behoefde. 
Niet uitgesloten kan worden dat verweerder klager niet volledig in het ongewisse heeft gelaten – er was immers veelvuldig contact tussen verweerder en klager en verweerder heeft verklaard dat hij en klager (in het bijzijn van G) de werkzaamheden en gewerkte uren wekelijks mondeling bespraken en dat klager volgens getuigen wist wat de werkzaamheden van klager zouden gaan kosten –, maar dat laat onverlet dat verweerder klager (meer) inzicht had moeten geven in de verrichte werkzaamheden en de daarvoor te betalen bedragen. Voornoemde contacten ontslaan verweerder niet van zijn plicht om de declaraties te specificeren.
Verweerder heeft bij het hof nog verzocht om G als getuige te doen horen, maar daarvoor bestaat volgens het hof geen aanleiding. G is al bij de rechtbank gehoord en bovendien zien deze klachtonderdelen niet op de tweede opdrachtbevestiging waarin is vermeld dat verweerder wekelijks 30 uren in rekening zou brengen bij klager. Dat klager bekend was met het uurtarief van verweerder betekent niet dat verweerder niet gehouden zou zijn om zijn declaraties te specificeren. Bovendien geldt dat klager alleen op de hoogte was van het spoedtarief dat verweerder hanteerde tot en met 5 augustus 2017. Een schriftelijke bevestiging van het tarief wat nadien gold, ontbreekt. Dit alles leidt tot de conclusie dat verweerder niet voldoende duidelijk en regelmatig inzicht heeft gegeven in zijn wijze van declareren en dat hij evenmin specificaties van zijn werkzaamheden heeft opgesteld, hetgeen maakt dat verweerder ten aanzien van klager niet zorgvuldig heeft gehandeld in financiële aangelegenheden. Het beroep ten aan deze klachtonderdelen slaagt dan ook niet.

Ad klachtonderdeel e): onvoldoende schriftelijke vastlegging gemaakte honorariumafspraken

5.16     Het hof overweegt dat een advocaat in beginsel kan volstaan met de eenzijdige vastlegging van de gemaakte financiële afspraken door deze aan de cliënt schriftelijk te bevestigen. Een schriftelijke akkoordverklaring van de cliënt is in beginsel niet vereist. In deze zaak stelt verweerder dat hij – enkele maanden na aanvang van zijn werkzaamheden – op 6 juli 2017 nieuwe financiële afspraken met klager heeft gemaakt, inhoudende dat hij naast zijn honorering als bestuurder ook nog 30 uur per week tegen een tarief van € 350,- per uur bij klager mocht declareren. Verweerder stelt dat hij deze afspraak op schrift heeft gesteld en aan klager ter hand heeft gesteld (zie hiervoor, in 3.6). Klager betwist deze aanvullende afspraak. Wat er ook zij van de vraag of de aanvullende afspraak is gemaakt, onder de bijzondere omstandigheden van deze zaak had verweerder hier niet met een eenzijdige vastlegging ervan mogen volstaan. Van belang daarbij is in de eerste plaats dat verweerder zelf heeft gesteld dat klager veel in bed lag en zijn post niet meer las – verweerder heeft het over vier shoppers achterstallige post – en dat hij, verweerder, altijd met klager zijn post doornam. Het ter hand stellen van een brief bood in dit geval – voor zover al gebeurd – dus onvoldoende zekerheid dat klager zich van de inhoud daarvan voldoende rekenschap zou geven. Daar komt nog dat de (gestelde) afspraak verstrekkende financiële gevolgen had voor klager, zeker nu in de opdrachtbevestiging niet is vermeld welke werkzaamheden verweerder voor klager zou verrichten als tegenprestatie voor de vaste beloningen. Onder deze omstandigheden had verweerder de tweede opdrachtbevestiging ook door klager moeten laten ondertekenen en kon hij niet volstaan met een eenzijdige schriftelijke bevestiging. Het beroep inzake klachtonderdeel e) zal het hof dan ook ongegrond verklaren.

Ad klachtonderdeel j) : het ontbreken van een schriftelijke bevestiging van belangrijke informatie en afspraken.

5.17 Het hof sluit zich ten aanzien van dit klachtonderdeel aan bij de overwegingen en beslissing van de raad, neemt die over en voegt daaraan toe dat de omstandigheid dat klager mondeling geïnformeerd wenste te worden verweerder niet ontheft van de verplichting om ervoor te zorgen dat er geen onduidelijkheden of misverstanden bij klager ontstaan. Het lag dus op de weg van verweerder om afspraken vast te leggen en informatie schriftelijk met klager te delen. Dat verweerder over 35 ordners zou beschikken waaruit zijn werkzaamheden blijken, kan zo zijn, maar dat wil nog niet zeggen dat hij deze informatie op zorgvuldige wijze met klager heeft gedeeld. Klachtonderdeel j) is dus eveneens gegrond.

5.18    Het beroep van verweerder is dus vruchteloos. Hierna zal beoordeeld worden welke maatregel aan verweerder dient te worden opgelegd.

Maatregel

5.19 Verweerder heeft met grote vertraging enorme bedragen in rekening gebracht bij klager voor beweerdelijk verrichte werkzaamheden, terwijl specificaties eerst jaren later zijn opgemaakt en verstrekt en twijfels oproepen over de juistheid ervan. Onduidelijk is gebleven welke werkzaamheden aan die declaraties ten grondslag liggen. Verweerder heeft verder zonder overleg met de deken getracht klager een pandrecht te laten vestigen tot zekerheid voor de betaling van zijn declaraties. Ook heeft hij een (gestelde) ingrijpende wijziging van de tariefafspraak met klager onvoldoende schriftelijk vastgelegd. Tot slot heeft verweerder, terwijl hij als advocaat van klager optrad, gefungeerd als bestuurder van twee vennootschappen waarvan klager (indirect) aandeelhouder was. Het daaraan verbonden risico van belangenverstrengeling – dat zich ook heeft verwezenlijkt, ten nadele van klager – had verweerder moeten voorkomen. Deze handelingen raken de kernwaarden financiële integriteit, onafhankelijkheid en partijdigheid. 
Het hof weegt het tuchtrechtelijke verleden van verweerder mee. Op het moment dat verweerder klager bijstond, was aan hem al tweemaal een (voorwaardelijke) schorsing opgelegd. Daarna zijn in 2018 aan hem nog twee schorsingen opgelegd van ieder 26 weken. In 2019 is verweerder geschrapt van het tableau door dit hof. Kennelijk hebben de eerdere maatregelen (en klachten) er niet toe geleid dat verweerder zijn handelen aanpaste. Verweerder heeft er blijk van gegeven niet als advocaat te kunnen worden gehandhaafd. Dit maakt dat het opleggen van de maatregel van schrapping passend en geboden is. Daaraan doet niet af dat verweerder al eerder is geschrapt. 

Proceskosten

5.20 Omdat het hof een beslissing bekrachtigt waarin een maatregel is opgelegd, zal het hof verweerder op grond van artikel 48ac, eerste lid, Advocatenwet veroordelen in de kosten voor de procedure bij het hof conform de Richtlijn kostenveroordeling Hof van Discipline 2021:                                                                                                             
a)    € 1.000,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten;
b)    € 1.000,- kosten van de Staat.

5.21 Verweerder moet op grond van artikel 48ac lid 4 Advocatenwet het bedrag van € 2.000,- binnen vier weken na deze uitspraak overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling hof van discipline" en het zaaknummer.


6    BESLISSING

Het Hof van Discipline:

6.1    bekrachtigt de beslissing van 13 juni 2022 van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag, gewezen onder nummer 22-124/DH/RO;

6.2    veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten in de procedure bij het hof van € 2.000,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn zoals hiervóór bepaald.


Deze beslissing is gewezen door mr. J. Blokland, voorzitter, mrs. R. van der Hoeven, A.P. Wessels, J.A. Huijgen en R.N.E. Visser, in tegenwoordigheid van mr. B.J.M. Vermulst, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 31 mei 2024.

griffier    voorzitter             

De beslissing is verzonden op 31 mei 2024.