ECLI:NL:TAHVD:2024:138 Hof van Discipline 's Gravenhage 240065

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2024:138
Datum uitspraak: 17-05-2024
Datum publicatie: 17-05-2024
Zaaknummer(s): 240065
Onderwerp: Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Hoger beroep niet mogelijk
Beslissingen: Regulier
Inhoudsindicatie: Beroep tegen een door de raad niet-ontvankelijk verklaard verzet niet-ontvankelijk.

    
Beslissing van 17 mei 2024 in de zaak 240065

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klager

tegen:

verweerder

gemachtigde: mr. F.B.A.M. van Oss

1    DE PROCEDURE

Bij de raad
1.1     Het hof verwijst naar de beslissing van 7 augustus 2023 van de voorzitter van de Raad van Discipline (hierna: de raad) in het ressort Arnhem-Leeuwarden. De voorzitter heeft met die beslissing (zaaknummer: 23-344/AL/GLD) de klacht van klager kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is onder nummer ECLI:NL:TADRARL:2023:210 op tuchtrecht.nl gepubliceerd. 

1.2    Klager heeft tegen deze beslissing verzet ingesteld. De raad heeft in een beslissing van 22 januari 2024 het verzet van klager niet-ontvankelijk verklaard, omdat het verzet te laat was ingediend (hierna: de beslissing op verzet). De beslissing op verzet is onder nummer ECLI:NL:TADRARL:2024:31 op tuchtrecht.nl gepubliceerd.

Bij het hof
1.3    Het beroepschrift van klager tegen de beslissing op verzet is op 22 februari 2024 ontvangen door de griffie van het hof. Verder bevat het dossier van het hof:
-    de stukken van de raad;
-    de e-mails van 26 februari 2024 13.08 uur, 13.17 uur, 18.49 uur, 18.54 uur, 18.58 uur (2 stuks), met bijlagen, van klager;
-    de e-mail van 29 februari 2024, met bijlage, van klager;
-    de e-mail van 11 maart 2024, met bijlagen, van klager;
-    de e-mail van 19 april 2024 van de gemachtigde van verweerder.

1.4    De zaak is in raadkamer behandeld.


2    BEOORDELING

2.1    Klager is in zijn beroep niet-ontvankelijk is. Het hof licht dit als volgt toe. 

Te laat ingesteld beroep
2.2    In artikel 56 lid 1 van de Advocatenwet is bepaald dat de klager gedurende dertig dagen na verzending van de beslissing van de raad hoger beroep kan instellen tegen die beslissing. 

2.3    De beslissing op verzet is door de raad verzonden op 22 januari 2024. Dit betekent dat klager tot en met 21 februari 2024 de tijd had om beroep in te stellen. Het hof heeft het beroep van klaagster echter op 22 februari 2024 ontvangen. 

2.4    In zijn toelichting van 11 maart 2024  heeft klager  aangevoerd dat  de termijnoverschrijding verschoonbaar is. Hij is door de informatie onder de beslissing op verzet van de raad misleid. Hij wist niet dat hij hoger beroep kon instellen tegen die beslissing. Daar komt bij dat hij de raad een vraag heeft gesteld over de voorzitter die de beslissing op verzet heeft ondertekend. De raad beantwoordde die vraag niet en dat werkte niet gunstig om het hof bijtijds te benaderen. 

2.5    Deze omstandigheden kunnen naar het oordeel van het hof niet leiden tot de conclusie dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is. Niet is gebleken dat klager niet eerder in staat was om een rechtsmiddel aan te wenden. 

Geen schending fundamentele rechtsbeginselen
2.6    Artikel 46h lid 7 van de Advocatenwet bepaalt dat geen beroep kan worden ingesteld tegen een beslissing van de raad waarbij het verzet tegen een voorzittersbeslissing niet-ontvankelijk of ongegrond is verklaard. Er kan een uitzondering op deze regel worden gemaakt, als de procedure bij de raad geen eerlijk proces betrof doordat bij de behandeling van het verzet door de raad een fundamenteel rechtsbeginsel is geschonden. Dan kan het appelverbod worden doorbroken. 

2.7    Het hof overweegt dat zelfs als zou worden aangenomen dat de termijnoverschrijding verschoonbaar zou zijn  geldt dat klager niet heeft gesteld en dat ook niet is gebleken dat sprake is van schending van fundamentele rechtsbeginselen van de procedure bij de raad. 

2.8    De door klager in beroep aangevoerde gronden zien immers op de inhoudelijke beoordeling van de zaak door de voorzitter van de raad en raken daarmee niet aan fundamentele rechtsbeginselen, zoals schending van hoor en wederhoor. Dergelijke beroepsgronden leveren naar vaste jurisprudentie geen grond op voor doorbreking van het appelverbod (vergelijk: HvD 28 augustus 2017, ECLI:NL:TAHVD:2017:168, ECLI:NL:TAHVD:2017:169 en HR 23 juni 1995, NJ 1995/661).

3    BESLISSING

Het Hof van Discipline:

3.1    verklaart het beroep van klager niet-ontvankelijk.


Deze beslissing is gewezen door mr. J. Blokland, voorzitter, mrs. M.S.A. van Dam en G.C. Endedijk, leden, in tegenwoordigheid van mr. A. Tijs, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 17 mei 2024.
 

griffier    voorzitter             

De beslissing is verzonden op 17 mei 2024.