ECLI:NL:TAHVD:2024:122 Hof van Discipline 's Gravenhage 230222

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2024:122
Datum uitspraak: 26-04-2024
Datum publicatie: 29-04-2024
Zaaknummer(s): 230222
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
  • Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Hoger beroep niet mogelijk
Beslissingen: Regulier
Inhoudsindicatie: Klacht ingetrokken. Betrof verwijt aan eigen advocaat over het niet op de hoogte houden van strategie en gewerkte uren. Hof vernietigt beslissing raad.

Beslissing van 26 april 2024 in de zaak 230222

naar aanleiding van het hoger beroep van: 


verweerster


        
tegen:

klaagster

1    DE PROCEDURE BIJ DE RAAD


1.1     Het hof verwijst naar de beslissing van 10 juli 2023 van de Raad van Discipline (hierna: de raad) in het ressort Arnhem-Leeuwarden (zaaknummer: 22-771/AL/GLD). In deze beslissing heeft de raad klachtonderdeel b) gegrond verklaard, de klachtonderdelen a) en c) ongegrond verklaard en aan verweerster de maatregel van waarschuwing opgelegd. Verder is verweerster veroordeeld tot betaling van het griffierecht, reiskosten en proceskosten. 
1.2    Deze beslissing is onder ECLI:NL:TADRARL:2023:193 op tuchtrecht.nl gepubliceerd. 


2    DE PROCEDURE BIJ HET HOF


2.1    Het beroepschrift van verweerster tegen de beslissing is op 9 augustus 2023 ontvangen door de griffie van het hof. 
2.2    Verder bevat het dossier van het hof de stukken van de raad.
   
2.3    Verweerster heeft het hof per e-mail van 4 april 2024 een door partijen op 2 april 2024 gesloten vaststellingsovereenkomst toegezonden. Blijkens deze overeenkomst hebben partijen een regeling getroffen in die zin, dat verweerster een gedeelte van het aan klaagster in rekening gebrachte factuurbedrag crediteert en aan klaagster terugbetaalt, waar tegenover klaagster de tegen verweerster ingediende klacht intrekt.

3    BEOORDELING


Maatstaf


3.1    De eerste volzin van artikel 47a Advocatenwet bepaalt dat, in geval van intrekking van de klacht, de behandeling daarvan wordt gestaakt, tenzij de tuchtrechter beslist dat de behandeling van de klacht om redenen aan het algemeen belang ontleend, moet worden voortgezet. Blijkens artikel 57 lid 2 Advocatenwet is artikel 47a Advocatenwet van overeenkomstige toepassing op de behandeling in hoger beroep. Beslist het hof tot staking van de behandeling, dan leidt dit tot een dictum waarbij de beslissing van de raad wordt vernietigd (ongeacht de inhoud daarvan) en wordt verstaan dat de klacht geen behandeling meer behoeft. Bij de beoordeling of de behandeling moet worden voortgezet om redenen aan het algemeen belang ontleend, hanteert het hof de navolgende uitgangspunten, onder aantekening dat het niet beoogt een limitatieve opsomming te geven:
(i) indien de feitelijke grondslag van de klacht door de verweerder wordt betwist en prima facie verschillend kan worden gedacht over de waardering van het bewijs daarvan, zal voortzetting van de behandeling doorgaans niet in de rede liggen; met delicate bewijsbeslissingen is geen algemeen belang gemoeid;
(ii) indien de feitelijke grondslag van de klacht onbetwist is of prima facie geen twijfel bestaat dat deze bewezen is, dan is voornamelijk de aard van de geschonden norm bepalend voor de beslissing om de behandeling al dan niet voort te zetten;
(iii) is de aard van de gestelde normschending deze dat de advocaat tekortgeschoten is bij de inhoudelijke behandeling van de hem door zijn cliënt toevertrouwde zaak, dan zal voortzetting van de behandeling doorgaans niet geïndiceerd zijn; in zodanig geval prevaleert het belang van de cliënt bij een minnelijke regeling (die doorgaans ten grondslag ligt aan de intrekking van de klacht) boven het algemeen belang dat door de tuchtrechter wordt vastgesteld dat de advocaat de kernwaarde van deskundigheid heeft geschonden; de ernst van de gestelde tekortkoming zal daarbij van ondergeschikte betekenis zijn; deze zal immers zijn verdisconteerd in de met de cliënt getroffen regeling.
(iv) in andere gevallen zal de beslissing om de behandeling al dan niet voort te zetten afhankelijk zijn van de mate waarin de gestelde normschending raakt aan andere kernwaarden dan deskundigheid bij de behartiging van de belangen van de cliënt, en van de mate waarin het wenselijk voorkomt dat de tuchtrechter de desbetreffende norm (opnieuw) onder de aandacht brengt van de beroepsgroep in het algemeen en/of van de verwerende advocaat in het bijzonder.
(v) voortzetting van de behandeling zal in elk geval geïndiceerd zijn indien de verwerende advocaat de ongeoorloofdheid van zijn (vaststaande) handelwijze ten principale betwist en een beslissing op dat verweer precedentwaarde heeft voor de praktijk.
Geen voortzetting klachtbehandeling en vernietiging beslissing raad
3.2    De klacht is gericht tegen de eigen advocaat van klaagster. De gedragingen van verweerster die in hoger beroep ter beoordeling voorliggen, zien op het nalaten en weigeren om klaagster op de hoogte te houden van de strategie en de door verweerster gewerkte uren. Klaagster en verweerster hebben een vaststellingsovereenkomst gesloten, waarin een minnelijke regeling is neergelegd. Verweerster heeft de vaststellingsovereenkomst mede namens klaagster aan het hof gezonden en onder verwijzing naar de inhoud daarvan het hof verzocht de klacht als ingetrokken te beschouwen en de beslissing van de raad van 10 juli 2023 te vernietigen. Naar het oordeel van het hof bestaan geen redenen van algemeen belang die met zich brengen dat de behandeling van de klacht moet worden voortgezet. Het hof zal de beslissing van de raad daarom vernietigen. 

4    BESLISSING


Het Hof van Discipline:


-     vernietigt de beslissing van 10 juli 2023 van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden, gewezen onder nummer 22-771/AL/GLD;
-     verstaat dat de klacht geen behandeling meer behoeft.

Deze beslissing is gewezen door mr. E.W. de Groot, voorzitter, mrs. J.D. Streefkerk, M.S.A. van Dam, J.H. Brouwer en E.M.J. van Nieuwenhuizen, leden, in tegenwoordigheid van mr. N.A.M. Sinjorgo, en in het openbaar uitgesproken op 26 april 2024.


griffier            voorzitter            

               
De beslissing is verzonden op 26 april 2024.