ECLI:NL:TAHVD:2024:116 Hof van Discipline 's Gravenhage 240035

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2024:116
Datum uitspraak: 27-02-2024
Datum publicatie: 19-04-2024
Zaaknummer(s): 240035
Onderwerp: Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Verwijzing
Beslissingen: Voorzittersbeslissing
Inhoudsindicatie: Gedeeltelijke verwijzing van een klacht tegen de deken, ondanks een eerder opgelegde misbruikbepaling. Klager verwijt de deken onder meer dat hij een civiel niet nakomt. De voorzitter verwijst de zaak om naar dat verwijt onderzoek te doen. Met het indienen van de overige klachten maakt klager naar het oordeel van de voorzitter opnieuw misbruik van klachtrecht.


Beslissing van de voorzitter van het Hof van Discipline van 27 februari 2024


in de zaak 240035
    
naar aanleiding van de klacht van:
    
klager 
    
tegen:
        
verweerder 


1    DE VERWIJZINGSVERZOEKEN

1.1    Bij brief van 23 november 2023 heeft klager een klacht ingediend tegen verweerder (hierna: verwijzingsverzoek 1). Verweerder heeft de klacht op 22 december 2023 doorgestuurd naar het hof. 

1.2    Bij brief van 15 januari 2024 heeft klager opnieuw een klacht ingediend tegen verweerder (hierna: verwijzingsverzoek 2). Verweerder heeft de klacht op 17 januari 2024 doorgestuurd naar het hof. 

1.3    Op 24 januari 2024 heeft het hof aan partijen laten weten dat verwijzingsverzoek 1 niet in behandeling zal worden genomen, op de grond dat eerder aan klager is meegedeeld dat hij misbruik maakt van klachtrecht en dat volgende nieuwe klachten tegen verweerder niet in behandeling genomen zullen worden. Het hof heeft daarbij gewezen op een op 8 december 2020 door het hof aan hem verzonden brief. 

1.4    Klager heeft op 24 januari 2024 gereageerd op de mededeling dat verwijzingsverzoek 1 niet in behandeling genomen zou worden. Het bericht behelst in de kern een verzoek om de beslissing over verwijzingsverzoek 1 te heroverwegen. 

1.5    De voorzitter van het hof zal beoordelen of de klacht die is vervat in verwijzingsverzoeken 1 en 2 en in het bericht van klager van 24 januari 2024 verwezen moet worden, omdat verweerder de Deken van de Orde van Advocaten is in het arrondissement Limburg waar hij zelf advocaat is.

1.6    Na een daartoe strekkend verzoek van de voorzitter hebben partijen beiden de beslissing van 20 november 2023 van verweerder op een bezwaarschrift van klager overgelegd. Verweerder heeft daarnaast een ‘afsluitbrief’ van 8 december 2023 naar aanleiding van een klacht van klager tegen mr. R overgelegd. 

1.7    Op 17 februari 2024 heeft klager verweerder gevraagd om uitleg over het ook en ongevraagd verstrekken van de brief van 8 december 2023. 

1.8    Op 18 februari 2024 heeft klager nogmaals over verweerder geklaagd over het verstrekken van de brief van 8 december 2023, met het verzoek om de klacht voor onderzoek te verwijzen (verwijzingsverzoek 3). 

2    DE KLACHTEN


 
2.1    In verwijzingsverzoeken 1 en 2 stelt klager dat verweerder lak heeft aan rechterlijke uitspraken van 31 mei 2023 en 10 oktober 2017 en miskent dat de rechter het optreden van verweerder als evident onrechtmatig heeft beoordeeld. In zijn bericht van 24 januari 2024 heeft klager nader toegelicht dat de onderhavige klacht ziet op het niet nakomen van een rechterlijke uitspraak. 

2.2    Klager stelt in beide verwijzingsverzoeken verder dat verweerder zijn belangen stelselmatig frustreert door zonder enige grondslag afgifte van zijn eigendommen te weigeren die van belang zijn voor een civiele zaak. Hij wijst daarbij op een schadevordering die hij in 2019 al onder de aandacht van verweerder heeft gebracht.

2.3    Klager stelt in beide verwijzingsverzoeken, zo begrijpt de voorzitter, dat verweerder een verzoek van klager op grond van de Wet Openbaarheid van Bestuur/ Wet open overheid heeft afgewezen onder verwijzing naar bepalingen uit de Advocatenwet. 

2.4    Klager verwijt verweerder in verwijzingsverzoek 1 lasterlijke uitlatingen die “eerder tot maart 2017 zijn gepleegd” door verweerders voorganger. 

2.5    Klager stelt in verwijzingsverzoeken 1 en 2 dat verweerder heeft geweigerd onderzoek te doen naar onrechtmatig handelen door acht advocaten. In verwijzingsverzoek 2 schrijft klager in dit verband dat verweerder in zijn “afsluitbrief” stelt dat over het onderwerp al zeven eerdere klachten zouden zijn ingediend. 

2.6    In zijn bericht van 24 januari 2024 heeft klager verder gesteld dat de zaken waarin het hof in de brief van 8 december 2020 refereert geen raakvlakken hebben met de onderhavige klacht tegen verweerder en dat de onderhavige klacht met name ziet op het negeren van de beslissing van 31 mei 2023. 

2.7    In verwijzingsverzoek 3 stelt klager dat de deken door ongevraagd de brief van 8 december 2023 aan het hof toe te zenden, zijn geheimhoudingsplicht heeft geschonden. 

3    DE BEOORDELING

Eerdere klachten en misbruik van klachtrecht
3.1    Bij het hof zijn zes eerdere verwijzingsverzoeken voor klachten van klager tegen verweerder bekend: 170266, 180086, 1801223, 200079, 200193 en 220271. In de beslissing van 23 september 2020 in zaak 200193 is een misbruikbepaling opgenomen die inhoudt dat volgende klachten over de wijze waarop de deken de tuchtprocedure uitvoert niet meer zullen worden verwezen. Totdat onherroepelijk zal zijn beslist “op de thans lopende klachtzaken tegen de deken”. 

3.2    Op 8 december 2020 heeft het hof aan klager een brief gestuurd waarin hij erop is gewezen dat hij misbruik maakt van zijn recht om te klagen. Aan het slot van de brief heeft het hof het volgende geschreven:

“(…) Het bovenstaande brengt mij tot de beslissing om de nieuwe klachten zoals deze recent door u zijn ingediend over de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg niet in behandeling te nemen, wegens misbruik van klachtrecht. Op vervolgcorrespondentie ter zake van vergelijkbare en aanverwante kwesties, of in verband met dit bericht, zal niet meer worden gereageerd; deze zal zonder beantwoording terzijde worden gelegd. (…)” 

3.3    Op 15 december 2020 is de klacht van klager tegen de voorganger van verweerder met zaaknummer 200271 voor onderzoek verwezen. 

3.4    Een volgende klacht van 30 maart 2023 van klager tegen verweerder is door het hof niet in behandeling genomen (aan deze klacht is om die reden geen dossiernummer gegeven).

De voorzitter zal de klacht gedeeltelijk verwijzen
3.5    Anders dan bij enkele eerdere klachten zal de voorzitter deze klacht , zij het gedeeltelijk, voor onderzoek verwijzen naar een andere deken. 

3.6    De voorzitter is namelijk van oordeel dat onderzoek gedaan moet worden naar het verwijt van klager dat verweerder de rechterlijke uitspraak van 31 mei 2023, waarin optreden van verweerder volgens klager “als evident onrechtmatig” is beoordeeld heeft genegeerd. 

De overige klachtonderdelen worden niet verwezen
3.7    Voor de andere klachtonderdelen geldt naar het oordeel van de voorzitter dat niet van de deken waarnaar de zaak verwezen wordt kan worden gevergd dat hij daarnaar onderzoek doet. De voorzitter licht dit toe. 

3.8    Wat betreft de klacht van klager over het frustreren van zijn belangen en de schadevordering die in 2019 al onder de aandacht van verweerder is gebracht, geldt dat klager daarover eerder had kunnen klagen, in dossiers 200079, 200193 en 200271. Deze zijn alle voor onderzoek verwezen. Hetzelfde geldt voor de lasterlijke uitspraken, waarvoor verweerder volgens klager verantwoordelijk is. Klager had dit verwijt in eerdere klachtzaken onder de aandacht kunnen brengen. Dat klager dat nu weer doet kan naar het oordeel van de voorzitter worden aangemerkt als misbruik van klachtrecht. 

3.9     Wat betreft de kwestie over de toepassing van de Wet open overheid geldt naar het oordeel van de voorzitter dat deze is voorbehouden aan de bestuursrechter. Tegen de beslissing van 20 november 2023 van verweerder op het bezwaar van klager stond ook beroep bij de bestuursrechter open.  

3.10    Ten aanzien van de klacht naar aanleiding van de afsluitbrief van 8 december 2023 geldt dat voor de situatie waarin een klager zich niet kan vinden in de visie van de deken de mogelijkheid bestaat om de klacht aan de raad van discipline voor te leggen. De klacht tegen verweerder kan niet worden gebruikt als rechtsmiddel tegen de klager onwelgevallige visie van verweerder op de klacht tegen mr. R. Het recht om een tuchtklacht tegen een deken in te dienen is immers niet bedoeld om de visie van die deken in een andere zaak aan de kaak te stellen. 

3.11    Wat betreft verwijzingsverzoek 3 geldt ook dat het klachtrecht niet is bedoeld om de beslissing van verweerder om het hof te informeren tuchtrechtelijk te laten toetsen. 

3.12    Met het indienen van deze klachten maakt klager opnieuw misbruik van zijn recht om een klacht in te dienen. Hij gebruikt het klachtrecht op een manier waarop het niet is bedoeld. Met deze beslissing wordt ook niet teruggekomen van de eerdere dat klager er rekening mee moet houden dat volgende klachten niet in behandeling worden genomen. 


4    BESLISSING

De voorzitter van het Hof van Discipline:

4.1    wijst de klacht van klager tegen verweerder naar de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam om onderzoek te doen naar het verwijt dat verweerder de rechterlijke uitspraak van 31 mei 2023 heeft genegeerd;

4.2    wijst het verzoek tot verwijzing voor onderzoek naar de andere onderdelen van de klacht af.


Deze beslissing is gewezen op 27 februari 2024 door mr. J. Blokland, voorzitter.

voorzitter


De beslissing is verzonden op 27 februari 2024.