ECLI:NL:TAHVD:2024:112 Hof van Discipline 's Gravenhage 240109

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2024:112
Datum uitspraak: 18-04-2024
Datum publicatie: 18-04-2024
Zaaknummer(s): 240109
Onderwerp: Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Verwijzing
Beslissingen: Voorzittersbeslissing
Inhoudsindicatie: Klacht tegen de deken niet verwezen.


Beslissing van de voorzitter van het Hof van Discipline van 18 april 2024


in de zaak 240109
    
naar aanleiding van de klacht van:
    
klaagster
    
tegen:

verweerder


1    HET VERZOEK

1.1    Verweerder heeft in zijn hoedanigheid van deken van de orde van advocaten in het arrondissement Oost-Brabant onderzoek gedaan naar de klacht van verweerster tegen mr. Celik. Verweerder heeft het onderzoek afgesloten met zijn dekenvisie van 3 april 2024.

1.2    Op 4 april 2024 heeft klaagster bij het hof een klacht ingediend tegen verweerder. Klaagster verwijt verweerder, zakelijk weergegeven, dat hij een onzorgvuldige beslissing heeft genomen door de ingediende 6 klachten tegen mr. Celik te verwerpen.  

1.3    De klacht van klaagster zal worden opgevat als een verzoek aan de voorzitter van het hof tot verwijzing van de klacht naar een andere deken voor onderzoek en behandeling.

2    DE BEOORDELING

2.1    Op grond van het bepaalde in artikel 46c lid 5 Advocatenwet dient een klacht tegen een deken in beginsel te worden verwezen naar een deken van een andere orde. De voorzitter zal hiertoe echter niet beslissen en licht dit als volgt toe.

2.2    Uit het bericht van klaagster blijkt dat zij het niet eens is met de door deken verworpen klachtonderdelen tegen mr. Celik. Zij vindt dat de rechtsgang bij de deken onzorgvuldig is geweest.  Het (voor klaagster nadelige) oordeel van de deken zorgt voor redelijke twijfel bij de raad van discipline. 

2.3    Het hof wijst erop dat een klacht tegen verweerder geen middel is om een visie van de deken in een klacht tegen een andere advocaat ter discussie te stellen. Daar is het klachtrecht niet voor bedoeld.


2.4    Een klager kan een klacht tegen de andere advocaat, na afronding van het onderzoek van de deken en na betaling van het griffierecht, immers voorleggen aan de raad van discipline en laten beoordelen door de tuchtrechter. De tuchtrechter is daarbij niet gebonden aan de visie van de deken. Binnen de kaders van die procedure kan een klager naar voren brengen op welke punten de visie van de deken volgens hem niet deugt en dat de tuchtrechter tot een andere conclusie zou moeten komen. Het is vervolgens de tuchtrechter die de klacht beoordeelt en, bij gegrondheid ervan, beslist of een maatregel moet worden opgelegd en zo ja welke.

2.5    De voorzitter wijst erop dat de weg naar de tuchtrechter voor klaagster nog open staat; zij heeft immers tot 1 mei 2024 om het griffierecht te voldoen. 

3    BESLISSING

De voorzitter van het Hof van Discipline:

wijst het verzoek tot verwijzing af.


Deze beslissing is gewezen op 18 april 2024 door mr. J. Blokland, voorzitter.

De beslissing is verzonden op 18 april 2024.