ECLI:NL:TAHVD:2024:101 Hof van Discipline 's Gravenhage 230251

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2024:101
Datum uitspraak: 05-04-2024
Datum publicatie: 08-04-2024
Zaaknummer(s): 230251
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
  • Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Hoger beroep niet mogelijk
Beslissingen: Regulier
Inhoudsindicatie: Intrekking klacht tegen advocaat wederpartij. Hof vernietigt beslissing raad en verstaat dat de klacht geen behandeling meer behoeft.

                                    
Beslissing van 5 april 2024 in de zaak 230251

naar aanleiding van het hoger beroep van:


verweerder

tegen:

klagers
gemachtigde mr. E.A. de Waart

1    DE PROCEDURE BIJ DE RAAD


1.1     Het hof verwijst naar de beslissing van 14 augustus 2023 van de Raad van Discipline (hierna: de raad) in het ressort Amsterdam (zaaknummer: 23-041/A/A). In deze beslissing heeft de raad klachtonderdeel a) gedeeltelijk gegrond en voor het overige ongegrond verklaard, de klachtonderdelen b) en c) niet-ontvankelijk verklaard en aan verweerder de maatregel van waarschuwing opgelegd. Verder is verweerder veroordeeld tot betaling van het griffierecht, reiskosten en proceskosten. 
1.2    Deze beslissing is onder ECLI:NL:TADRAMS:2023:140 op tuchtrecht.nl gepubliceerd. 

2    DE PROCEDURE BIJ HET HOF


2.1    Het beroepschrift van verweerder tegen de beslissing is op 13 september 2023 ontvangen door de griffie van het hof. 
2.2    Verder bevat het dossier van het hof:
-    de stukken van de raad;
-    het verweerschrift van klagers.   
2.3    Klagers hebben per e-mail van 14 maart 2024 de klacht ingetrokken, omdat verweerder zijn houding heeft gewijzigd en klagers daarover een nadere toereikende toelichting heeft gegeven.

3    BEOORDELING


Maatstaf
3.1    De eerste volzin van artikel 47a Advocatenwet bepaalt dat, in geval van intrekking van de klacht, de behandeling daarvan wordt gestaakt, tenzij de tuchtrechter beslist dat de behandeling van de klacht om redenen aan het algemeen belang ontleend, moet worden voortgezet. Blijkens artikel 57 lid 2 Advocatenwet is artikel 47a Advocatenwet van overeenkomstige toepassing op de behandeling in hoger beroep. Beslist het hof tot staking van de behandeling, dan leidt dit tot een dictum waarbij de beslissing van de raad wordt vernietigd (ongeacht de inhoud daarvan) en wordt verstaan dat de klacht geen behandeling meer behoeft. Bij de beoordeling of de behandeling moet worden voortgezet om redenen aan het algemeen belang ontleend, hanteert het hof de navolgende uitgangspunten, onder aantekening dat het niet beoogt een limitatieve opsomming te geven:
(i) indien de feitelijke grondslag van de klacht door de verweerder wordt betwist en prima facie verschillend kan worden gedacht over de waardering van het bewijs daarvan, zal voortzetting van de behandeling doorgaans niet in de rede liggen; met delicate bewijsbeslissingen is geen algemeen belang gemoeid;
(ii) indien de feitelijke grondslag van de klacht onbetwist is of prima facie geen twijfel bestaat dat deze bewezen is, dan is voornamelijk de aard van de geschonden norm bepalend voor de beslissing om de behandeling al dan niet voort te zetten;
(iii) is de aard van de gestelde normschending deze dat de advocaat tekortgeschoten is bij de inhoudelijke behandeling van de hem door zijn cliënt toevertrouwde zaak, dan zal voortzetting van de behandeling doorgaans niet geïndiceerd zijn; in zodanig geval prevaleert het belang van de cliënt bij een minnelijke regeling (die doorgaans ten grondslag ligt aan de intrekking van de klacht) boven het algemeen belang dat door de tuchtrechter wordt vastgesteld dat de advocaat de kernwaarde van deskundigheid heeft geschonden; de ernst van de gestelde tekortkoming zal daarbij van ondergeschikte betekenis zijn; deze zal immers zijn verdisconteerd in de met de cliënt getroffen regeling.
(iv) in andere gevallen zal de beslissing om de behandeling al dan niet voort te zetten afhankelijk zijn van de mate waarin de gestelde normschending raakt aan andere kernwaarden dan deskundigheid bij de behartiging van de belangen van de cliënt, en van de mate waarin het wenselijk voorkomt dat de tuchtrechter de desbetreffende norm (opnieuw) onder de aandacht brengt van de beroepsgroep in het algemeen en/of van de verwerende advocaat in het bijzonder.
(v) voortzetting van de behandeling zal in elk geval geïndiceerd zijn indien de verwerende advocaat de ongeoorloofdheid van zijn (vaststaande) handelwijze ten principale betwist en een beslissing op dat verweer precedentwaarde heeft voor de praktijk.

Geen voortzetting klachtbehandeling en vernietiging beslissing raad
3.2    De klacht is gericht tegen de advocaat van de wederpartij van klagers. De gedragingen van verweerder die in hoger beroep ter beoordeling voorliggen, zien op het eenzijdig indienen van een uitstelverzoek bij de rechtbank. Tussen partijen is overleg geweest. Klagers hebben naar aanleiding daarvan het hof bericht dat zij hebben besloten om de klacht in te trekken en dat dit betekent dat de mondelinge behandeling geen doorgang meer hoeft te vinden en dat de beslissing van de Raad van Discipline van 14 augustus 2023 kan worden vernietigd. Naar het oordeel van het hof bestaan geen redenen van algemeen belang die met zich brengen dat de behandeling van de klacht moet worden voortgezet. Het hof zal de beslissing van de raad daarom vernietigen. 

4    BESLISSING


Het Hof van Discipline:
-     vernietigt de beslissing van 14 augustus 2023 van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, gewezen onder nummer 23-041/A/A;
-     verstaat dat de klacht geen behandeling meer behoeft.

Deze beslissing is gewezen door mr. J.C.A.T. Frima, voorzitter, mrs. A.R. Sturhoofd en G.J.K. Elsen, leden, in tegenwoordigheid van mr. N.A.M. Sinjorgo, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 5 april 2024.

 
griffier            voorzitter        

                   
De beslissing is verzonden op 5 april 2024.