ECLI:NL:TADRSHE:2024:180 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 24-772/DB/OB

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2024:180
Datum uitspraak: 23-12-2024
Datum publicatie: 27-12-2024
Zaaknummer(s): 24-772/DB/OB
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen: Voorzittersbeslissing
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht over de eigen advocaat over de kwaliteit van de dienstverlening. Niet gebleken dat verweerster zonder klaagsters toestemming de deurwaarder opdracht heeft gegeven tot een verhaalsonderzoek naar de man en een toevoeging heeft aangevraagd voor een faillissementsaanvraag betreffende de man. Evenmin is gebleken dat verweerster klaagster hiermee in gevaar gebracht. De feitelijke grondslag voor de verwijten dat verweerster klaagster heeft geadviseerd om de schuldsanering (WSNP) in te gaan en dat het dossier incompleet was, ontbreekt. Klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch
van 23 december 2024

in de zaak 24-772/DB/OB


naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

over:

verweerster


De voorzitter van de raad van discipline heeft kennisgenomen van de brief van 25 oktober 2024 met kenmerk 48|23|148K van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant (hierna: de deken) en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 8.

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.

1.1 Klaagster heeft zich in 2022 gewend tot het kantoor B Advocaten met het verzoek haar bij te staan in een uit de echtscheiding voortvloeiend geschil met haar ex-echtgenoot, hierna: “de man”. Klaagster meende diverse vorderingen op de man te hebben. De vorderingen hadden betrekking op een door de man te betalen vergoeding van schade ten gevolge van door hem gepleegde vernielingen, op achterstallige alimentatie en op betaling van een bedrag uit hoofde van het echtscheidingsconvenant.

1.2 Mevrouw mr. S, kantoorgenoot van verweerster, is klaagster gaan bijstaan. Op enig moment heeft mr. S de behandeling van de zaak wegens een vertrouwensbreuk neergelegd.

1.3 Vanaf 20 september 2023 is verweerster klaagster gaan bijstaan. In dat verband heeft op 20 september 2023 een bespreking plaatsgevonden waarbij is gesproken over de aanpak van klaagsters zaak en de mogelijkheden om de man tot betaling te bewegen.

1.4 Op 21 september 2023 hebben klaagster en verweerster elkaar telefonisch gesproken. Verweerster heeft de inhoud van dat gesprek bevestigd bij e-mail van 21 september 2023, onder meer luidend als volgt:
“(…) Ik heb u nogmaals op het hart gedrukt dat uw veiligheid voorop dient te staan, alsook dat u zich moet realiseren dat u nog zoveel te vorderen kunt hebben van uw ex-partner hij wel ook daadwerkelijk verhaal moet bieden. Dat dat voor u wrang kan voelen, kan ik me voorstellen maar helaas kan ik dat niet anders maken. Alle juridische mogelijkheden zijn met u besproken. Ik heb een faillissementsrecht achtergrond en ook die mogelijkheid, het aanvragen van het faillissement, met u besproken. Daarbij komt wederom het aspect van uw veiligheid kijken. (…)
Zoals besproken gaan we bij de deurwaarder informeren wat meneer aan vermogen heeft. Afhankelijk van de uitkomst daarvan zal er al dan niet beslag worden gelegd of het faillissement van meneer worden aangevraagd, Bij het leggen van beslag geldt ook dat dit gepaard gaat met kosten. Zeker als u wilt dat eventuele voertuigen, mits op naam van meneer, in bewaring worden gesteld en hij er dus niet meer mee kan rijden. De vraag is telkens of de kosten opwegen tegen de baten.
Resteert nog uw vraag om naar de rechter te gaan voor de schade. Daarvoor is eerst vereist dat meneer aansprakelijk wordt gesteld Die brief ga ik zoals besproken voor u opstellen. (…) Ook daarbij benadruk ik nogmaals dat meneer wel verhaal moet bieden (of u moet het faillissement van meneer aanvragen). Anders kan er zoveel geprocedeerd worden als mogelijk, maar dat brengt alleen maar kosten met zich mee. Ook bij het aanvragen van het faillissement is van belang te realiseren dat het ook kan zijn dat hieruit niets volgt omdat de boedel daartoe niet toereikend genoeg is. Het curatorensalaris gaat er immers eerst van af en ook de vorderingen van schuldeisers met voorrang (zoals de Belastingdienst en het UWV). (…)”

1.5 Verweerster heeft een brief aan de man opgesteld, waarin hij aansprakelijk wordt gesteld voor de door klaagster geleden schade als gevolg van de door hem gepleegde vernielingen. Verweerster heeft deze brief bij e-mail van 21 september 2023 in concept aan klaagster gestuurd.

1.6 Bij e-mail van 25 september 2023 heeft verweerster de van de deurwaarder ontvangen opdrachtbevestiging voor het verrichten van een verhaalsonderzoek doorgestuurd aan klaagster.

1.7 Bij e-mail van 26 september 2023 heeft verweerster de besproken strategie en aanpak van de aansprakelijkheidskwestie en het door verweerster gegeven advies ten aanzien van het indienen van een faillissementsaanvraag aan klaagster bevestigd. In deze e-mail heeft verweerster aan klaagster medegedeeld dat het verhaalsonderzoek nog liep.

1.8 Bij brief van 4 oktober 2023 heeft verweerster klaagster bericht dat de behandeling van de zaak als gevolg van een vertrouwensbreuk werd neergelegd.

1.9 Bij brief van 6 oktober 2023 heeft verweerster de van de deurwaarder ontvangen resultaten van het verhaalsonderzoek aan klaagster doorgestuurd.

1.10 Op 6 november 2023 heeft klaagster het dossier op verweersters kantoor opgehaald.

1.11 Verweersters kantoor heeft de eigen bijdrage ter zake de voor het advies over de faillissementsaanvraag verleende toevoeging niet bij klaagster in rekening gebracht.

1.12 Op 7 november 2023 heeft klaagster tegen verweerster een klacht ingediend bij de deken.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klaagster verwijt verweerster het volgende:
1. Verweerster heeft zonder klaagsters toestemming de deurwaarder opdracht gegeven tot een verhaalsonderzoek naar de man en klaagster daarmee in gevaar gebracht;
2. Verweerster heeft zonder klaagsters toestemming een toevoeging aangevraagd voor een faillissementsaanvraag betreffende de man en klaagster daarmee in gevaar gebracht;
3. Verweerster heeft klaagster geadviseerd om de schuldsanering (WSNP) in te gaan;
4. Het door klaagster bij verweerster opgehaalde dossier is niet compleet omdat klaagster veel stukken mist zoals bonnen en facturen betreffende haar schade.

3 VERWEER

3.1 Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4 BEOORDELING

4.1 De klacht gaat over de dienstverlening door de (eigen) advocaat van klaagster. Gezien het bepaalde in artikel 46 Advocatenwet heeft de tuchtrechter mede tot taak de kwaliteit van de dienstverlening te beoordelen indien daarover wordt geklaagd. Bij de beoordeling van de kwaliteit van de dienstverlening moet rekening worden gehouden met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes - zoals over procesrisico en kostenrisico - waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. Deze vrijheid is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Die professionele standaard veronderstelt een handelen met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht (vergelijk Hof van Discipline 5 februari 2018, ECLI:NL:TAHVD:2018:32). De voorzitter zal de genoemde klachtonderdelen hierna aan de hand van deze maatstaf beoordelen. Daarbij wordt opgemerkt dat binnen de beroepsgroep voor wat betreft de vaktechnische kwaliteit geen sprake is van breed gedragen, schriftelijk vastgelegde professionele standaarden. De voorzitter toetst daarom of verweerster heeft gehandeld met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht.

4.2 Klachtonderdeel 1 - verhaalsonderzoek
Klaagster verwijt verweerster dat zij zonder klaagsters toestemming de deurwaarder opdracht heeft gegeven tot een verhaalsonderzoek naar de man en klaagster daarmee in gevaar heeft gebracht. Verweerster heeft dit klachtonderdeel gemotiveerd weersproken. Naar het oordeel van de voorzitter heeft verweerster op goede gronden aan klaagster geadviseerd om een verhaalsonderzoek te laten verrichten. Uit de overgelegde stukken blijkt dat verweerster haar advies gemotiveerd aan klaagster heeft toegelicht en schriftelijk heeft vastgelegd. Vast staat dat klaagster van verweerster informatie heeft ontvangen over het verhaalsonderzoek en de daarmee samenhangende kosten. Klaagster heeft gesteld dat zij die informatie niet heeft gelezen omdat zij het teveel papier vond. Dat klaagster de door verweerster verstrekte informatie niet heeft willen lezen komt voor rekening en risico van klaagster. Lopende het verhaalsonderzoek heeft klaagster ook niet geprotesteerd tegen het verrichten van het onderzoek. Naar het oordeel van de voorzitter is kortom niet gebleken dat het verhaalsonderzoek zonder klaagsters toestemming is uitgevoerd. Dat verweerster klaagster met het verstrekken van de opdracht aan de deurwaarder tot het verrichten van een verhaalsonderzoek in gevaar heeft gebracht blijkt niet uit de overgelegde stukken. Dit onderdeel van de klacht mist feitelijke grondslag. Klachtonderdeel 1 is op grond van het voorgaande kennelijk ongegrond.

4.3 Klachtonderdeel 2 – advies faillissementsaanvraag
Klaagster verwijt verweerster dat zij zonder klaagsters toestemming een toevoeging heeft aangevraagd voor een faillissementsaanvraag betreffende de man en klaagster daarmee in gevaar heeft gebracht. Ook dit klachtonderdeel heeft verweerster gemotiveerd weersproken. Uit de overgelegde stukken blijkt dat verweerster klaagster heeft geadviseerd over klaagsters mogelijkheden tot incasso van haar vorderingen op de man. Een van de mogelijkheden zag op het aanvragen van het faillissement van de man. Als niet dan wel onvoldoende weersproken staat vast dat verweerster voorafgaand aan de indiening van de toevoegingsaanvraag aan klaagster heeft medegedeeld een toevoeging aan te vragen. Dat verweerster voor haar advisering een toevoeging heeft aangevraagd is niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Voor het verwijt van klaagster dat verweerster haar in gevaar heeft gebracht heeft de voorzitter in de overgelegde stukken geen enkel aanknopingspunt gevonden. Uit de stukken blijkt dat het is gebleven bij advisering en dat het tot indiening van een faillissementsverzoek niet is gekomen. Ook dit klachtonderdeel mist feitelijke grondslag. Klachtonderdeel 2 is op grond van het voorgaande eveneens kennelijk ongegrond.

4.4 Klachtonderdeel 3 – Advies WSNP
Klaagster verwijt verweerster dat zij haar heeft geadviseerd om de schuldsanering (WSNP) in te gaan. Verweerster heeft dit klachtonderdeel uitdrukkelijk weersproken en van een advies om de schuldsanering in te gaan blijkt ook niet uit de overgelegde stukken. In dergelijke gevallen, waarin de lezingen van partijen omtrent de inhoud van de klacht uiteen lopen en niet goed kan worden vastgesteld welke van beide lezingen het meest aannemelijk is, kan die klacht c.q. dat klachtonderdeel in beginsel niet gegrond worden verklaard. Dit berust niet hierop dat het woord van klaagster minder geloof verdient dan het woord van verweerster maar op de omstandigheid dat voor het oordeel dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld eerst voldoende aannemelijk moet zijn dat het verweten handelen feitelijk heeft plaatsgevonden. Dat nu is voor wat betreft dit klachtonderdeel niet het geval. Ook klachtonderdeel 3 is derhalve kennelijk ongegrond.

4.5 Klachtonderdeel 4 - Dossier niet compleet
Klaagster verwijt verweerster dat het door klaagster bij verweerster opgehaalde dossier niet compleet was omdat klaagster veel stukken mist zoals bonnen en facturen betreffende haar schade. Verweerster heeft ook dit klachtonderdeel uitdrukkelijk weersproken en heeft naar voren gebracht dat alle stukken die klaagster op verweersters kantoor had achtergelaten ook weer aan haar zijn teruggegeven. Naar het oordeel van de voorzitter heeft klaagster, in het licht van de gemotiveerde betwisting van verweerster, onvoldoende geconcretiseerd welke stukken ontbraken. Om die reden zal de voorzitter dit klachtonderdeel eveneens kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:
de klacht, met toepassing van artikel 46j lid 1 aanhef en sub c Advocatenwet, in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. E. Loesberg, voorzitter, bijgestaan door mr. T.H.G. Huber- van de Langenberg, als griffier en uitgesproken in het openbaar op 23 december 2024.

Griffier Voorzitter

Verzonden op: 23 december 2024