ECLI:NL:TADRSHE:2024:179 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 24-695/DB/OB
ECLI: | ECLI:NL:TADRSHE:2024:179 |
---|---|
Datum uitspraak: | 23-12-2024 |
Datum publicatie: | 27-12-2024 |
Zaaknummer(s): | 24-695/DB/OB |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | Voorzittersbeslissing |
Inhoudsindicatie: | Voorzittersbeslissing. Klacht over de eigen advocaat in een nalatenschapskwestie. Klachten over de kwaliteit van de dienstverlening, de communicatie en klachtbehandeling kennelijk ongegrond. |
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch
van 23 december 2024
in de zaak 24-695/DB/OB
naar aanleiding van de klacht van:
klager
over:
verweerster
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter)
heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement
Oost-Brabant (hierna: de deken) van 19 september 2024 met kenmerk 48|23|114K, door
de raad ontvangen op diezelfde datum, en van de op de inventaris genoemde bijlagen
1 tot en met 08. Ook heeft de voorzitter kennisgenomen van de nagekomen stukken van
3 oktober 2024.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.
1.1 Op 11 november 2020 is klager door mr. K namens zijn broer aangeschreven met het verzoek om zijn medewerking tot het vrijwillige verdelen of verkoop van percelen uit de ouderlijke nalatenschap. De percelen bevinden zich onder meer in Suriname.
1.2 Op 30 november 2020 heeft klager op het voorstel gereageerd. Kort samengevat heeft klager aangegeven de door verweerster voorgestelde volmacht niet te tekenen maar dat hij wel betrokken wil zijn bij de verkoop van de percelen.
1.3 Klager is op 21 juni 2022, zijn verjaardag, door mr. K. gedagvaard in een procedure tot verkoop van de percelen uit de ouderlijke nalatenschap, op grond van artikel 3:174 van het Burgerlijk Wetboek. Klager werd daarin bijstaan door verweerster. De overige negen erfgenamen, waaronder de executeur, werden bijgestaan door mr. Van de B.
1.4 Op 4 augustus 2022 heeft klager verweerster benaderd voor een deskundigenoordeel over de dagvaarding.
1.5 Op 30 augustus 2022 heeft verweerster haar advies aan klager verzonden. Daarin heeft zij ook een onderdeel gewijd aan het starten van een procedure tegen de executeur bij de rechtbank Limburg.
1.6 Op 6 september 2022 is het advies op verweersters kantoor besproken. Daarin heeft klager zijn bezwaren over mr. K geuit, namelijk dat hij rauwelijks is gedagvaard en dat dit op zijn verjaardag is gedaan. Klager wilde daarover een tuchtklacht indienen. Vervolgens is diezelfde dag aan verweerster de opdracht verleend om klager bij te staan in de procedure bij de rechtbank.
1.7 Op 9 maart 2023 hebben klager en verweerster elkaar telefonisch gesproken over de door mr. K en mr. Van den B. ingediende conclusies van antwoord in reconventie. Verweerster heeft klager daarin verzocht om informatie van het GILS (het Surinaamse Kadaster), uitleg over Surinaams recht en om na te gaan of de opstallen een opknapbeurt hebben gekregen tijdens klagers komende reis naar Suriname.
1.8 Op 18 maart 2023 is klager naar Suriname afgereisd om de percelen te bekijken en te laten taxeren.
1.9 Op 21 maart 2023 heeft verweerster aan klager geschreven:
“Vandaag vernam ik uit het electronisch roljournaal dat de datum voor de comparitie
is bepaald op 18 april a.s. om 13.00 uur. […] Het lijkt mij van belang dat wij voorafgaand
aan die mondelinge behandeling nog een bespreking inplannen om een en ander voor te
bereiden. Gezien de 10-dagentermijn (nadere stukken moeten uiterlijk 10 dagen voor
de zitting in het geding worden gebracht) en het feit dat ik van 31 maart tot 7 april
in verband met een korte vakantie niet op kantoor ben, stel ik voor om die bespreking
begin volgende week te plannen […]”
1.10 Bij vonnis van 22 maart 2023 heeft de rechtbank een mondelinge behandeling bevolen voor de zitting van 18 april 2023.
1.11 Op 23 maart 2023 heeft verweerster aan klager verzocht wanneer het hem schikt
om de zitting voor te bereiden.
Daarop heeft klager gereageerd:
“U kunt een datum prikken tussen 3 en 7 april 2023. Het tijdstip laat ik aan u over.
Ons gesprek zal ik of telefonisch doen of een afspraak maken, dat ik naar uw kantoor
kom. Is het mogelijk dat ik uw mobielnr. krijg, zodat ik u via de app het een en ander
kan doorgeven. Ik ben nu bezig met de aannemers offerte en aansluitend de taxatie.
Heb ook al contact gehad met een advocaat in Suriname. Daarover zal ik u nog berichten.”
Daarop heeft verweerster gereageerd:
“Tot mijn spijt ben ik tussen 31 maart en 7 april verhinderd. Graag hoor ik welke
mogelijkheden u hebt in de loop van volgende week.”
1.12 Op 24 maart 2023 is verweerster door de echtgenote van klager gebeld dat klager zich op dat moment in Suriname bevond. Verweerster heeft daarin kenbaar gemaakt dat klager per e-mail een verzoek om te bellen kon sturen tijdens haar vakantie, maar dat zij niet bereid was haar privé-nummer te geven.
1.13 Diezelfde dag heeft een door klager ingeschakelde Surinaamse advocaat, mr. T, verweerster benaderd voor een toelichting. Op 27 maart 2023 heeft klager per e-mail akkoord gegeven op verweersters conceptreactie aan mr. T, waarbij hij heeft aangegeven dat de lijnen het beste via hem kunnen lopen.
1.14 Op 30 maart 2023 heeft een Surinaamse advocaat, mr. T, een advies gegeven over de procedure rondom het perceel, waarin zij stelt: “Deze verkoopwaarde ad € 70.000,= ademt de geest van diefstal, bedrog, benadeling van cliënt.”. Verweerster was op dat moment op vakantie. Klager ondervond op dat moment naar eigen zeggen in Suriname een e-mailstoring, onder verwijzing naar een brief van de telecomleverancier uit Suriname van 25 januari 2023 waaruit volgt dat de e-mailadressen van ‘.sr.net’ worden gemigreerd naar ‘.sr’ en dat klanten zelf voor de migratie zorg moeten dragen, wat klager op 29 maart 2023 heeft aangevraagd.
1.15 Op 1 april 2023 heeft verweerster diverse stukken die zij van mr. T heeft
ontvangen, waaronder documenten van de taxatie en het rapport van 30 maart 2023, doorgezonden
aan klager. Daarbij heeft verweerster geschreven:
“Ik ben voornemens om de eerste drie stukken aan de rechtbank toe te zenden ter
onderbouwing van uw stelling dat de waarde van het perceel [plaats] (alleen de grond)
aanzienlijk hoger is dan uit het recent overgelegde taxatierapport blijkt. [….] In
haar twee documenten gaat [mr. T] in op de wijze waarop wordt omgegaan met de waarde
van opstallen bij erfpachtgrond. Daarnaast legt zij uit wat de taak van het GLIS is
bij het inschrijven van onroerend-goed transacties. Deze twee stukken zal ik niet
aan de rechtbank sturen, omdat te veel wordt ingegaan op de processtrategie (en het
niet wenselijk is dat dit ook bij de wederpartij terecht komt). De informatie uit
de twee documenten zal ik wel bij mijn toelichting aan de rechtbank kunnen gebruiken.
[…] Ik verneem graag van u of u met het bovenstaande kunt instemmen en of u akkoord
bent met de tekst van mijn brief aan de Rechtbank.”
1.16 Op 2 april 2023 heeft verweerster de stukken nogmaals doorgezonden aan klager. Diezelfde dag is klager teruggekeerd naar Nederland. Klager is naar het kantoor van verweerster afgereisd. Het kantoor was op dat moment nog gesloten, omdat verweerster op vakantie was.
1.17 Op 3 april heeft verweerster aan klager geschreven:
“Vandaag ontving ik van [mr. Van de B] bijgaande brief met bijlagen die hij heden
aan de Rechtbank Zutphen zond. […] De facturen van advocaat en notaris zal ik na mijn
vakantie nog zorgvuldig doornemen. […] Graag hoor ik nog van u of u kunt instemmen
met de concept-brief aan de rechtbank. Ik zond u die zaterdag toe, maar kreeg bericht
dat de mail niet kon worden afgeleverd. Ik heb u zondag (zonder succes) de mail nog
eens doorgezet en vandaag de mail (ditmaal zonder grote bijlagen) aan u toegezonden.
Laat u mij verder weten op welke dag en tijd u volgende week beschikbaar bent om de
zitting op mijn kantoor voor te bereiden?”
1.18 Op 6 april 2023 heeft klager bij de deken Gelderland aangekondigd een klacht in te zullen dienen over mr. K.
1.19 Op 7 april 2023 om 16:02 uur heeft klager verweerster gewezen op het Surinaams decreet inzake conversie domeingrond in eigendom. Klager is vervolgens naar de kerk gegaan vanwege Goede Vrijdag. Verweerster heeft hem geprobeerd telefonisch te bereiken, maar klager heeft zijn telefoon niet kunnen opnemen.
1.20 Op 7 april 2023 om 16:22 uur heeft verweerster aan klager geschreven:
“Dank voor toezending van dit decreet, ik heb het zelf ook al gevonden op de website
van de Nationale Assemblée. […] De levering van het perceel aan de Stichting is daarmee
niet in strijd met de wettelijke bepalingen. Het is niet in uw belang om op dit punt
de nadruk te leggen.
Ik probeerde u hierover nog te bellen, maar kreeg uw voicemail.
In de bijlage treft u de brief aan die ik zojuist aan de Rechtbank Zutphen toezond.
Ik stel voor dat we op woensdag 12 april om 15.00 uur elkaar zien op mijn kantoor
om de zitting voor te bespreken.”
Verweerster heeft daarbij de brief aan de rechtbank doorgestuurd, waarin zij drie
producties heeft ingediend die zien op de taxatie van het perceel in Suriname. Enkele
andere documenten van klager, waaronder het advies van de Surinaamse advocaat mr.
T heeft zij niet ingediend.
1.21 Klager heeft daarop gereageerd dat hij naar de kerk was en heeft aangegeven dat verweerster er niet de nadruk op hoeft te leggen en hij het advies van verweerster over het perceel helemaal volgt.
1.22 Op 12 april 2023 hebben klager en verweerster de zitting voorbesproken.
1.23 Op 15 april 2023 heeft verweerster een conceptpleitnota voorgelegd aan klager. Op 16 en 17 april 2023 heeft klager zijn opmerkingen op het concept kenbaar gemaakt.
1.24 Op 18 april 2023 heeft een comparitie van partijen plaatsgevonden. Verweerster heeft geweigerd om samen in de auto met klager naar de zitting af te reizen, omdat zij de zaak in alle rust wenste voor te bereiden. Verweerster heeft tijdens de zitting een pleitnota voorgedragen. Ter zitting is een schikking getroffen, die is vastgelegd in een proces-verbaal en door onder meer klager is ondertekend. Daaruit volgt onder meer dat partijen toezeggen gedurende drie jaren niet (in)direct zaken te doen ten aanzien van de percelen met derden en dat de executeur uiterlijk 30 april 2023 een opdracht verstrekt aan een makelaar.
1.25 Op 28 april 2023 heeft verweerster de grosse van het proces-verbaal aan klager
doorgezonden. Diezelfde dag heeft klager gereageerd:
“Bedankt voor het toezenden van het proces verbaal. Ik ben zeer teleurgesteld, over
de aanpak, het verloop van zaken, vooraf, in aanloop naar en tijdens de zitting. Ik
kom daar binnenkort bij u op terug. Tot dan ik alles aanhou. Ik vroeg u nog om een
verslag van de zitting? Wanneer kan ik dit verwachten. Als niet advocaat ben ik zoals
u wellicht ook weet niet ontvankelijk bij de Deken. De rechtbank mag u verzoeken het
verslag mij rechtstreeks aangetekend te versturen.
1.26 Op eveneens 28 april 2023 heeft de broer van klager, tevens executeur van de nalatenschap, per e-mail uitvoering gegeven aan de getroffen schikking door een opdracht tot verkoop van een perceel te verlenen. Klager en verweerster zijn beiden in de cc van de e-mail opgenomen.
1.27 Op 1 mei 2023 heeft verweerster gereageerd:
“Het spijt mij te moeten vernemen dat u teleurgesteld bent in de gang van zaken
rondom de zitting. Ik bespreek dit nog graag met u zodra u weer in Nederland bent.
U vraagt mij om een verslag van de zitting. Dit verzoek heeft mij nog niet eerder
bereikt. Normaliter maakt de griffier aantekeningen van hetgeen tijdens een zitting
naar voren wordt gebracht, maar indien een procedure eindigt met een minnelijke regeling
(zoals thans het geval) worden die aantekeningen niet uitgewerkt. Het is verder niet
te doen gebruikelijk dat een advocaat een verslag maakt van een zitting. Ook dit punt
bespreek ik nog graag met u.”
1.28 Op 3 juli 2023 heeft verweerster een betalingsherinnering voor de factuur verzonden aan klager.
1.29 Klager en verweerster hebben een bespreking gepland op 11 juli 2023 van 12.00 uur tot 12.45 uur. Klager heeft in het gesprek zijn bezwaren en klachten aan verweerster kenbaar gemaakt, met het verzoek de facturen te crediteren en het al betaalde geld terug te boeken. Om 12.30 uur heeft verweerster het gesprek beëindigd omdat zij naar een andere zaak toe moest.
1.30 Op 11 juli 2023 heeft verweerster klager verzocht binnen vijf dagen haar facturen van € 9.788,90 te betalen.
1.31 Op 13 juli 2023 hebben klager en verweerster per e-mail aan elkaar bevestigd dat de opdrachtrelatie is beëindigd.
1.32 Op 17 juli 2023 heeft klager aan verweerster laten weten dat hij niet voornemens is de factuur te betalen en heeft hij gesommeerd de door hem betaalde bedragen terug te boeken, omdat verweerster volgens klager toerekenbaar tekort is geschoten. Ook heeft klager zijn bezwaren en klachten schriftelijk kenbaar gemaakt.
1.33 Op 7 augustus 2023 heeft verweerster gereageerd geen aanleiding te zien om klager te ontslaan van zijn verplichting om de factuur te voldoen. Omdat zij uit klagers brief van 17 juli 2023 opmaakt dat klager niet voornemens is om over te gaan tot betaling en er geen voorstel voor een betalingsregeling is gedaan, heeft verweerster kenbaar gemaakt zich genoodzaakt te zien om de vordering ter incasso uit handen te geven.
1.34 Nadien heeft verweerster aan klaagster kenbaar gemaakt dat zij een incassobureau zou inschakelen als haar facturen onbetaald zouden blijven.
1.35 Op 8 augustus 2023 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerster
het volgende.
1) Verweerster is klagers belangen uit het oog verloren door niet onmiddellijk
aan te sturen op een minnelijke regeling waarbij zonder rechterlijke tussenkomst klagers
recht tot koop van de percelen uit de ouderlijke nalatenschap zou hebben kunnen zijn
gerealiseerd. Klager wijst hierbij nog naar een opmerking van de rechter op de zitting
van 18 april 2023 dat deze zaak had moeten worden geschikt. Volgens klager gaat schikken
voor procederen;
2) Verweerster heeft klager ten onrechte afgehouden van het indienen van een
klacht over mr. K. Verweerster heeft klagers belangen daarmee ondergeschikt gemaakt
aan de belangen van mr. K. Zij heeft daarmee klager onthouden van het krijgen van
een uitspraak van de deken over het handelen van mr. K;
3) Verweerster heeft niet de waarheid gesproken door achteraf te zeggen dat zij
nooit heeft gezegd dat klager geen klacht moest indienen over mr. K, dat verweerster
nooit klachten tegen andere advocaten indient en nooit zou hebben toegezegd met mr.
K. te onderhandelen over een regeling;
4) Verweerster is niet op het idee gekomen om de executeur rechtstreeks te benaderen
en aan te spreken op zijn verantwoordelijkheid/verzuim, nu de executeur met een dubbele
pet heeft gehandeld, door zowel als advocaat van de overige erfgenamen en als executeur
op te treden;
5) Verweerster was niet goed bereikbaar in de periode dat klager in Suriname
was in verband met het doen van onderzoek naar de percelen en heeft klager daarvan
tevoren niet op de hoogte gesteld. Verweerster was niet bereid om haar privételefoonnummer
aan klager te geven toen er in Suriname een e-mailstoring was en klager daardoor moeilijk
bereikbaar was. Verweerster was na klagers terugkomst nog op vakantie toen hij stukken
kwam afgeven op haar kantoor;
6) Verweerster heeft geen rechtstreeks contact opgenomen met de Surinaamse advocaat
mr. T;
7) Verweerster heeft geheel buiten klager om de door klager verzamelde gegevens
slechts gedeeltelijk als productie bij de rechtbank ingediend. Verweerster heeft in
de periode van 30 maart 2023 en 7 april 2023 geen contact met klager opgenomen voor
overleg en heeft al klagers moeite voor het verzamelen van bewijs verkwanseld. Verweerster
heeft gebeld op Goede Vrijdag toen klager in de kerk was en niet kon opnemen;
8) Verweerster heeft het onmogelijk gemaakt om de Surinaamse advocaat mr. T via
videoverbinding te laten deelnemen aan de comparitie van partijen op 18 april 2023;
9) Verweerster heeft tegen klagers zin in persoonlijke zaken over zijn persoon
in de pleitnota opgenomen, terwijl het een zakelijke erfrechtkwestie betreft;
10) Verweerster heeft geweigerd om samen met klager in de auto naar de comparitie
van partijen te reizen en heeft daarmee de mogelijkheid van overleg laten passeren;
11) Verweerster heeft op de zitting niet geanticipeerd en heeft daarmee fouten
gemaakt. Zo heeft verweerster verzuimd om aantekeningen te maken tijdens de zitting
en is zij niet tegen de voorstellen van de rechter ingegaan;
12) Verweerster heeft verzuimd om in het proces-verbaal een boete te laten opnemen
voor het geval een der partijen de afspraken zoals vastgelegd in het proces-verbaal
niet zou nakomen. De executeur is geen enkele verplichting uit het proces-verbaal
nagekomen;
13) Verweerster heeft klager een grosse van het proces-verbaal gestuurd en niet
het origineel, waardoor klager niets kan afdwingen;
14) Verweerster heeft bij het opsturen van het proces-verbaal aan klager niet
gecontroleerd of zij de toegezegde stukken van de executeur heeft ontvangen;
15) Verweerster is haar afspraak van 12.00 uur tot 12.45 uur met klager een bespreking
te hebben niet nagekomen en is al om 12.30 uur vertrokken om naar een andere afspraak
te gaan;
16) Verweerster wil niet inhoudelijk ingaan op klagers klachten.
3 VERWEER
3.1 Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.
4 BEOORDELING
Toetsingskader
4.1 De klacht gaat over de dienstverlening door de (eigen) advocaat van klager.
Gezien het bepaalde bij artikel 46 Advocatenwet heeft de tuchtrechter mede tot taak
de kwaliteit van de dienstverlening te beoordelen indien daarover wordt geklaagd.
Bij de beoordeling van de kwaliteit van de dienstverlening moet rekening worden gehouden
met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak
behandelt en met de keuzes - zoals over procesrisico en kostenrisico - waar de advocaat
bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. Deze vrijheid is niet onbeperkt,
maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering
van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient
te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt.
Die professionele standaard veronderstelt een handelen met de zorgvuldigheid die van
een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden
mag worden verwacht (vergelijk Hof van Discipline 5 februari 2018 ECLI:NL:TAHVD:2018:32).
De voorzitter zal de genoemde klachtonderdelen hierna aan de hand van deze maatstaf
beoordelen. Daarbij wordt opgemerkt dat binnen de beroepsgroep voor wat betreft de
vaktechnische kwaliteit geen sprake is van breed gedragen, schriftelijk vastgelegde
professionele standaarden. De voorzitter toetst daarom of verweerder heeft gehandeld
met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat
in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht.
4.2 Bij de beoordeling van de klachtonderdelen betrekt de voorzitter de in artikel 46 Advocatenwet omschreven normen, waaronder ook de kernwaarden die in artikel 10a Advocatenwet zijn uitgewerkt. De tuchtrechter is niet gebonden aan de gedragsregels, maar die regels kunnen als invulling van de in artikel 46 Advocatenwet genoemde behoorlijkheidsnorm wel van belang zijn. Of sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen hangt af van de feitelijke omstandigheden en wordt door de tuchtrechter per geval beoordeeld.
Klachtonderdeel 1
4.3 Gedragsregel 5 houdt in dat een advocaat voor ogen dient te houden dat een regeling in der minne veelal de voorkeur verdient boven een proces. Dit betreft geen resultaatverplichting. Verweerster heeft afdoende naar voren gebracht dat de standpunten van klager en de andere erfgenamen zodanig uiteenliepen dat een minnelijke oplossing niet in de rede lag. Zo heeft verweerster erop gewezen dat mr. Van de B zijn pleitnota heeft afgesloten met de woorden “de overige erven zijn [klager]s opstelling méér dan beu”. Dat klager ook zelf op uit was op een schikking, heeft hij als zodanig niet laten blijken in de aanloop naar de zitting. Overigens is het op die zitting, na aandringen van de rechter, wel tot een schikking gekomen. Klachtonderdeel 1 is kennelijk ongegrond.
Klachtonderdelen 2 en 3
4.4 Niet gebleken is dat verweerster klager de mogelijkheid heeft ontzegd om een tuchtklacht over mr. K in te dienen. Dat verweerster dit afraadde en er weigerde aan mee te werken, past binnen de onafhankelijkheid die zij dient te betrachten. Klager heeft niet aangetoond dat verweerster heeft gelogen over dit punt. Zijn stelling dat verweerster iets zou hebben gezegd, is onvoldoende om ervan uit te gaan dat zij dit daadwerkelijk heeft gezegd. Klachtonderdelen 2 en 3 zijn kennelijk ongegrond.
Klachtonderdeel 4
4.5 Verweerster is in haar advies van 30 augustus 2022 al ingegaan op een eventuele procedure tegen de executeur. Klager heeft daar vervolgens echter geen opdracht voor gegeven. Dat kan verweerster niet worden aangerekend. Klachtonderdeel 4 is kennelijk ongegrond.
Klachtonderdeel 5 tot en met 8
4.6 Verweerster heeft niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld in de periode waarin zij op vakantie was van medio maart tot begin april 2023. Ondanks haar vakantie, blijkt uit het dossier dat zij veelvuldig aan de zaak heeft gewerkt en ook voorstellen heeft gedaan voor de in te dienen stukken. Daargelaten of zij voorafgaand wist dat klager naar Suriname zou afreizen, was zij niet gehouden om haar privételefoonnummer te geven of zoals klager haar verwijt, een prepaid simkaart aan te schaffen. In dat verband is van belang dat verweerster onweersproken heeft gesteld dat klager op 27 maart 2023 per e-mail zijn akkoord heeft gegeven op haar reactie richting mr. T en dat hij dus wel bereikbaar was per e-mail. Uit de door klager overgelegde stukken komt het de voorzitter bovendien voor dat er geen sprake was van een e-mailstoring, maar dat klager zijn Surinaamse e-mailadres niet tijdig heeft omgezet van ‘.sr.net’ naar ‘.sr’. Het is de voorzitter niet duidelijk waarom klager vervolgens niet vanaf zijn andere e-mailadres zou kunnen e-mailen, dat ook bij verweerster bekend was en waar hij ook berichten naartoe mailde in die periode.
4.7 De voorzitter stelt vast dat verweerster tijdig heeft uitgelegd welke stukken van klager zij wel en niet zou indienen. Die vrijheid komt haar als dominus litis toe. Zij heeft daarbij uitgelegd dat het klagers positie zou schaden als zij het advies van mr. T had ingediend, omdat daaruit de strategie te herleiden is. Wel heeft zij toegezegd de inhoudelijke informatie in de procedure te gebruiken. De voorzitter ziet daarin geen onjuist handelen van verweerster.
4.8 Tot slot was verweerster niet gehouden om rechtstreeks met mr. T in contact te treden. Klager heeft dat ook niet aan haar gevraagd, terwijl hij wel heeft gezegd dat de lijnen het beste via hem konden lopen. Datzelfde geldt voor het uitnodigen van mr. T voor het digitaal deelnemen aan de comparitie van partijen. Verweerster was daartoe niet verplicht, noch heeft klager dit aan haar gevraagd.
4.9 Klachtonderdelen 5 tot en met 8 zijn kennelijk ongegrond.
Klachtonderdelen 9 tot en met 12
4.10 Verweerster heeft onweersproken gesteld dat zij haar pleitnota aan klager heeft voorgelegd en dat hij daarop tweemaal zijn opmerkingen heeft gegeven. Niet geconcretiseerd is welke persoonlijke informatie er in de pleitnota is opgenomen, dat klager daar vooraf zijn bezwaren over zou hebben geuit en dat dit desondanks toch in de pleitnota is opgenomen en voorgedragen.
4.11 Het is een advocaat verder niet verplicht om samen met de cliënt naar de zitting te reizen. Klager en verweerster hebben de zitting bovendien al op 12 april 2023 voorbereid, zodat klager ook niet in zijn belangen is geschaad.
4.12 Het is daarnaast niet gebleken dat verweerster de belangen van klager ter zitting onvoldoende heeft behartigd. De voorzitter stelt vast dat er een schikking tot stand is gekomen waar klager zijn handtekening onder heeft gezet. Dat hij daar achteraf gezien niet meer achterstaat omdat hij toch wil vasthouden aan de door hem eerder gewenste termijn van vijf jaar, in plaats van de uiteindelijk afgesproken driejarige toezegging om niet (in)direct zaken te doen ten aanzien van de percelen met derden, maakt niet dat verweerster tekort is geschoten in haar belangenbehartiging. Datzelfde geldt voor het niet opnemen van een boete indien het proces-verbaal niet zou worden nageleefd. Volgens klager zou de executeur zijn afspraken niet zijn nagekomen, maar verweerster heeft er onbetwist op gewezen dat de executeur op 28 april 2023 uitvoering heeft gegeven aan de schikking, dat ook aan klager in cc is verzonden.
4.13 Klachtonderdelen 9 tot en met 12 zijn kennelijk ongegrond.
Klachtonderdelen 13 en 14
4.14 Verweerster heeft de grosse van het proces-verbaal die zij heeft ontvangen, doorgestuurd aan klager. Waarom klager met die grosse de afgesproken schikking niet zou kunnen nakomen, is de voorzitter niet gebleken. Dat verweerster het originele proces-verbaal niet heeft doorgestuurd kan haar ook niet worden verweten, want dat heeft zij nooit ontvangen van de rechtbank.
4.15 Zoals eerder is opgemerkt, heeft de executeur op 28 april 2023 uitvoering gegeven aan de schikking en heeft klager diezelfde e-mail gelijktijdig met verweerster ontvangen.
4.16 Klachtonderdelen 13 en 14 zijn kennelijk ongegrond.
Klachtonderdelen 15 en 16
4.17 De voorzitter stelt vast dat verweerster klager te woord heeft gestaan en dat zijn klachten over haar dienstverlening zijn besproken op 11 juli 2023. Of het gesprek nu tot 12.30 uur of 12.45 uur heeft geduurd, verandert daar niets aan. Dat klager nadien zijn klachten herhaald heeft en verweerster daarop geen antwoord meer heeft gegeven, aangezien die klachten al op 11 juli 2023 waren besproken, kan ook niet leiden tot het oordeel dat sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen.
4.18 Klachtonderdelen 15 en 16 zijn kennelijk ongegrond.
Afsluitende overwegingen
4.19 Tot slot merkt de voorzitter nog het volgende op. Klager heeft aanvankelijk 27 verwijten ingediend bij de deken. De deken heeft deze verwijten samengevat in de in overweging 2.1 genoemde 16 klachtonderdelen. Klager heeft daarmee ingestemd, zodat de voorzitter zijn oordeel beperkt heeft tot die 16 klachtonderdelen. Volledigheidshalve merkt de voorzitter op dat ook de aanvankelijk genoemde 27 verwijten niet zouden slagen. De voorzitter heeft in het dossier geen tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen van verweerster aangetroffen. Zij heeft gehandeld zoals dat van een behoorlijk advocaat kan worden verwacht. Dat klager het uiteindelijk niet eens is met de uitkomst van de procedure, of de kosten die hij daarvoor heeft moeten maken, betekent echter niet dat verweerster onjuist heeft gehandeld.
4.20 De voorzitter zal de klacht in zijn geheel kennelijk ongegrond verklaren.
BESLISSING
De voorzitter verklaart de klacht, met toepassing van artikel 46j van de Advocatenwet, kennelijk ongegrond.
Aldus beslist door mr. P.A.M. Wijffels, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. M.A.A. Traousis als griffier en uitgesproken in het openbaar op 23 december 2024.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 23 december 2024