ECLI:NL:TADRSHE:2024:141 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 24-645/DB/ZWB
ECLI: | ECLI:NL:TADRSHE:2024:141 |
---|---|
Datum uitspraak: | 23-10-2024 |
Datum publicatie: | 25-10-2024 |
Zaaknummer(s): | 24-645/DB/ZWB |
Onderwerp: | Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen |
Beslissingen: | Voorzittersbeslissing |
Inhoudsindicatie: | Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij in een nalatenschapskwestie. Niet gebleken dat verweerder zeer tegenwerkend gedrag heeft vertoond, waardoor klager op kosten is gejaagd. Kennelijk ongegrond. |
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch
van 23 oktober 2024
in de zaak 24-645/DB/ZWB
naar aanleiding van de klacht van:
klager
over:
verweerder
De voorzitter van de raad van discipline heeft kennisgenomen van de brief van 29 augustus 2024 met kenmerk K24-020 van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant (hierna: de deken), van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 9 en van de nagekomen e-mail met bijlage van 11 september 2024.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.
1.1 Klager en klagers zus (hierna: “A”) enerzijds en hun broer (hierna: “M”) anderzijds hebben een geschil (gehad) over de afwikkeling van de nalatenschap van hun overleden moeder. M wilde niet meewerken aan de verkoop van een tot de gemeenschap behorende woning. Klager en A werden in dit geschil bijgestaan door mr. P, advocaat. Verweerder heeft opgetreden als advocaat van M.
1.2 Klager en A hebben een gerechtelijke procedure jegens M aanhangig gemaakt. Op 21 juli 2023 heeft de mondelinge behandeling bij de rechtbank plaatsgevonden. Tijdens de mondelinge behandeling zijn afspraken gemaakt en vastgelegd in een proces-verbaal. De gemaakte afspraken hielden onder meer in dat verweerder van klager, A en M toestemming/volmacht kreeg tot het opvragen van historische mutaties en bankafschriften van de erflaatster bij alle Nederlandse en Belgische banken en fiscale bescheiden bij de Nederlandse en Belgische overheid. Verder is afgesproken dat verweerder, zodra hij van een of meer banken bescheiden had verkregen, hij deze in kopie aan mr. P zou toesturen.
1.3 Verweerder heeft informatie opgevraagd en in dat verband het proces-verbaal van 21 juli 2023 aan banken verstuurd. Bij brief van 29 augustus 2023 heeft verweerder de van de banken verkregen informatie zonder toelichting aan mr. P gestuurd. Bij akte van 13 december 2023 heeft verweerder de standpunten van M ten aanzien van – onder meer - de van de banken verkregen informatie naar voren gebracht. Op 10 januari 2024 heeft mr. P op de akte gereageerd.
1.4 A had een volmacht om betalingen vanaf de ervenrekening te verrichten ten behoeve van de nalatenschap. Uit de van de bank verkregen informatie is M gebleken dat declaraties van mr. P werden betaald vanuit de ervenrekening. Verweerder heeft hiertegen namens M herhaaldelijk bezwaar gemaakt bij mr. P en heeft klager en A herhaaldelijk verzocht om de betaling van de declaraties van mr. P vanaf de ervenrekening te staken. Verweerder heeft M geadviseerd om de volmacht in te trekken. M heeft dit advies opgevolgd, waarna de volmacht is ingetrokken, met als gevolg dat alle erfgenamen in het vervolg gezamenlijk opdracht moesten geven voor iedere betaling. Nadat verweerder vergeefs aan klager en A had verzocht om de advocaatkosten terug te betalen aan de boedel dan wel om aan M een voorschot uit te betalen, heeft verweerder M geadviseerd om in kort geding terugbetaling te vorderen. M heeft uiteindelijk afgezien van het aanhangig van de kort geding procedure.
1.5 Op 9 februari 2024 heeft klager tegen verweerder een klacht ingediend bij de deken.
1.6 Bij vonnis van 1 mei 2024 heeft de rechtbank de wijze van verdeling vastgesteld. De rechtbank heeft onder meer geoordeeld dat de door klager en A gemaakte advocaatkosten in redelijkheid niet ten laste van de gemeenschap konden worden gebracht.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder
het volgende:
Verweerder heeft zeer tegenwerkend gedrag vertoond, waardoor klager op kosten is
gejaagd.
2.2 Toelichting:
a. Verweerder heeft 309 pagina’s met banksaldo en brieven aan banken aan mr. P
gestuurd zonder toelichting. Mr. P heeft de stukken moeten bestuderen en heeft daarvoor
kosten in rekening gebracht. In één zin had bevestigd kunnen worden dat er geen verdere
tegoeden waren gevonden.
b. Verweerder heeft gedreigd met het starten van een kort geding vlak voor de
uitspraak in de hoofdzaak zou komen. Pas nadat er diverse communicatie over was gevoerd,
heeft verweerder M geïnformeerd over de kosten, waarna M van het kort geding af zag.
Er zijn daardoor onnodige kosten gemaakt.
c. Verweerder heeft zich destructief opgesteld, door de situatie onnodig complex
te maken. Bijvoorbeeld door het intrekken van de volmacht van A voor het doen van
betalingen. Hierdoor vindt meer communicatie tussen advocaten plaats, wat voor hogere
advocaatkosten zorgt.
d. Verweerder heeft misbruik gemaakt van de volmacht door ervoor te zorgen dat
A geen contactpersoon meer was voor de bank, maar hij dat werd.
e. Verweerder heeft met mr. P gediscussieerd over het accepteren van betalingen
uit de boedel.
f. Verweerder voert non-argumenten aan voor de financiële nood van M, die zelf
de geldnood had kunnen voorkomen.
g. Verweerder heeft schade veroorzaakt doordat rekeningen niet meer betaald konden
worden en klager en A werden belemmerd in het goed en gedegen beheren/afwikkelen van
de nalatenschap.
3 VERWEER
3.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.
4 BEOORDELING
4.1 Toetsingskader
De klacht heeft betrekking op het optreden van verweerder in zijn hoedanigheid van
advocaat van de wederpartij. De voorzitter overweegt dat de advocaat van de wederpartij
een ruime mate van vrijheid geniet om de belangen van zijn cliënt te behartigen op
de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut,
maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend
mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan
hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging
van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig
mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen
van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt
hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts
in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat
behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt
wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat
hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van
middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig
noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij
toebrengen. De voorzitter zal de klacht met inachtneming van deze uitgangspunten beoordelen.
4.2 Klachtonderdeel a
Klager verwijt verweerder dat hij zonder toelichting een groot aantal stukken aan
klagers advocaat heeft gestuurd. Klagers advocaat heeft deze stukken moeten bestuderen
en heeft daarvoor kosten in rekening gebracht, aldus klager. De voorzitter overweegt
als volgt. Vast staat dat verweerder de van de banken ontvangen overzichten direct
en zonder toelichting aan mr. P heeft doorgestuurd. Naar het oordeel van de voorzitter
kan verweerder hiervan geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt. Verweerder heeft
uitvoering willen geven aan de in het proces-verbaal van 21 juli 2023 vastgelegde
afspraken en verweerder heeft ook overeenkomstig het proces-verbaal gehandeld. Bij
latere akte heeft verweerder zich over de stukken uitgelaten en daarop heeft klagers
advocaat kunnen reageren. Van enig tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen zijdens verweerder
is niet gebleken. Klachtonderdeel a is kennelijk ongegrond.
4.3 Klachtonderdelen b, c, d, e, f en g
De klachtonderdelen b, c, d, e, f en g hangen met elkaar samen en lenen zich
voor gezamenlijke behandeling. Vast staat dat A vanaf de ervenrekening betalingen
heeft verricht aan mr. P ter voldoening van declaraties van mr. P. Tevens staat vast
dat de rechtbank inmiddels heeft geoordeeld dat de betalingen aan mr. P in redelijkheid
niet laste van de gemeenschap konden worden gebracht. De voorzitter overweegt dat
het de taak van verweerder was om de belangen van M te behartigen. In het kader van
de behartiging van die belangen stond het verweerder dan ook vrij om bij mr. P onder
de aandacht te brengen dat zijn declaraties werden betaald vanaf de ervenrekening.
Ook stond het verweerder vrij om M te adviseren de volmacht van A in te trekken. Dit
had tot gevolg dat alle erfgenamen in het vervolg gezamenlijk opdracht moesten geven
voor iedere betaling. Dat verweerder misbruik heeft gemaakt van de volmacht is geenszins
gebleken. Ook stond het verweerder vrij om, toen klager en A niet bereid bleken tot
terugbetaling, zijn cliënt te adviseren om jegens klager en A een kort geding procedure
aanhangig te maken. Dat verweerder in dit verband standpunten over de financiële situatie
van M heeft ingenomen waarvan hij wist of behoorde te weten dat deze onjuist waren
is de voorzitter niet gebleken. Dat verweerders cliënt uit kostenoverwegingen van
het kort geding heeft afgezien kan verweerder voorts niet tuchtrechtelijk worden verweten.
4.4 De voorzitter komt tot de slotsom dat uit de overgelegde stukken niet is gebleken dat verweerder de grenzen van de aan hem, in zijn hoedanigheid van advocaat van de wederpartij, toekomende vrijheid heeft overschreden. Dat verweerder zeer tegenwerkend gedrag heeft vertoond, waardoor klager op kosten is gejaagd is de voorzitter niet gebleken. De voorzitter zal de klacht op grond van het voorgaande in alle onderdelen kennelijk ongegrond verklaren.
BESLISSING
De voorzitter verklaart:
de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, in alle onderdelen kennelijk
ongegrond.
Aldus beslist door mr. E. Loesberg, voorzitter, bijgestaan door mr. T.H.G. Huber- van de Langenberg, als griffier en uitgesproken in het openbaar op 23 oktober 2024.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 23 oktober 2024