ECLI:NL:TADRSHE:2024:109 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 24-522/DB/LI
ECLI: | ECLI:NL:TADRSHE:2024:109 |
---|---|
Datum uitspraak: | 29-07-2024 |
Datum publicatie: | 30-07-2024 |
Zaaknummer(s): | 24-522/DB/LI |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | Voorzittersbeslissing |
Inhoudsindicatie: | Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij. Klager heeft zijn klacht niet onderbouwd, waardoor de voorzitter niet kan vaststellen of verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Verweerster mocht voor beide wederpartijen van klager optreden, niet gebleken dat gedragsregel 15 is overtreden. Klacht kennelijk ongegrond. |
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch
van 29 juli 2024
in de zaak 24-522/DB/LI
naar aanleiding van de klacht van:
klager
over:
verweerster
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg (hierna: de deken) van 9 juli 2024 met kenmerk K23-090, door de raad ontvangen op diezelfde datum, en van de op de inventaris genoemde bijlagen 1-1 tot en met 9. Ook heeft de voorzitter kennisgenomen van de e-mail van klager van 9 juli 2024.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.
1.1 Klager heeft twee familierechtelijke procedures lopen tegen mevrouw M. en tegen
mevrouw W. Verweerster staat beide wederpartijen bij. Klager heeft in (ieder geval)
twee kinderen met mevrouw M. en één kind met mevrouw W.
1.2 De procedure tegen mevrouw M. loopt sinds 2014.
1.3 De procedure tegen mevrouw W. loopt in ieder geval vanaf oktober 2018, het
moment dat mevrouw W. door verweerster werd bijgestaan.
1.4 Op 24 oktober 2023 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerster
het volgende.
a) Verweerster schendt klagers recht op privacy, door zijn privacygevoelige informatie
te delen met derden, instanties en haar cliënten. Daarmee handelt verweerster in strijd
met de kernwaarden onafhankelijkheid, integriteit en vertrouwelijkheid en is sprake
van belangenverstrengeling door voor twee verschillende partijen tegen klager op te
treden. Verweerster handelt ook in strijd met gedragsregels 3 en 15.
3 VERWEER
3.1 Verweerster wijst erop dat enige concrete onderbouwing van de klacht en klagers stellingen ontbreekt. Zij betwist de stellingen van klager en meent dat zij niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Door klager wordt niet aangegeven welke privacygevoelige informatie zou zijn gedeeld, waar en wanneer die zou zijn gedeeld en hoe klager daardoor in zijn belang zou zijn geschaad. Verweerster stelt zich op het standpunt dat klager niet-ontvankelijk is in zijn klacht, dan wel dat de klacht ongegrond zou moeten worden verklaard.
4 BEOORDELING
Namens wie is de klacht ingediend?
4.1 De voorzitter stelt allereerst vast dat klager zijn klacht mede namens zijn
twee kinderen heeft ingediend. Het is voor de voorzitter echter niet vast te stellen
wie deze twee kinderen precies zijn, omdat hun naam niet wordt genoemd in de klacht.
Dat is wel vereist op grond van artikel 46d lid 5 van de Advocatenwet. Bovendien is
niet gebleken dat klager het eenhoofdig ouderlijk gezag heeft over de kinderen en
zodoende namens de kinderen een klacht mag indienen, zonder instemming van de moeders.
Dat de moeders zouden instemmen met het indienen van de klacht acht de voorzitter
evenmin voor de hand liggend, aangezien de klacht zich richt tot de advocaat die voor
hun belangen opkomt in de familierechtelijke procedures.
4.2 Het voorgaande betekent dat de voorzitter de kinderen niet zal aanmerken als
klagers. Klager wordt hier overigens niet door benadeeld, omdat zijn klachten hierna
in (dezelfde) volle omvang worden beoordeeld.
Toetsingskader
4.3 De klacht heeft betrekking op het optreden van verweerster in haar hoedanigheid
van advocaat van de wederpartij. De raad overweegt dat de advocaat van de wederpartij
een ruime mate van vrijheid geniet om de belangen van zijn cliënt te behartigen op
de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut,
maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend
mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan
hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging
van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig
mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen
van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt
hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts
in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat
behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt
wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat
hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van
middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig
noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij
toebrengen.
4.4 Daarbij moet een advocaat in familiekwesties als de onderhavige in het algemeen
waken voor onnodige polarisatie. Van een advocaat mag een bepaalde mate van terughoudendheid
worden verwacht, juist omdat ook andere belangen in die procedure een grote rol kunnen
spelen, met name belangen van kinderen (HvD 26 juni 2017, ECLI:NL:TAHVD:2017:134).
De advocaat dient te vermijden dat de verhoudingen tussen partijen escaleren. Hij
hoort dan ook de-escalerend te werken, kritisch te zijn ten opzichte van de door emoties
gevoede wensen van zijn cliënt en zich ten opzichte van de andere partij respectvol
op te stellen. De in dit verband door de advocaat te betrachten terughoudendheid mag
zowel worden verwacht bij het doen van uitlatingen over de wederpartij, die deze naar
redelijke verwachting als kwetsend zal ervaren, als bij het entameren van procedures
en het nemen van maatregelen. De raad beoordeelt de klacht aan de hand van de hiervoor
geformuleerde maatstaven.
Beoordeling
4.5 De voorzitter stelt vast dat klager zijn klacht niet heeft onderbouwd. In zijn
repliek heeft klager een lange opsomming gegeven van privacygevoelige informatie die
verweerster onterecht zou hebben gedeeld, maar die stellingen zijn niet met feiten
onderbouwd. De voorzitter kan daarom niet vaststellen of stellingen kloppen. Daardoor
kan de voorzitter ook niet beoordelen of verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar zou
hebben gehandeld door privacygevoelige informatie te delen. Het was wel aan klager
om die onderbouwing te geven. Klager stelt in zijn repliek dat hij die informatie
wel heeft, maar nog niet in staat is geweest om die informatie accuraat en exact te
ordenen. Daarvoor is het nu echter te laat. Juist de onderzoeksfase bij de deken is
het moment waarop de klacht onderbouwd moet worden. Klager heeft na doorzending van
de klacht aan de raad wel gesteld nog met een aanvullende onderbouwing te komen, maar
die informatie is niet ontvangen binnen de termijn die klager daarvoor had volgens
het Procesreglement. Omdat die onderbouwing nu ontbreekt en verweerster betwist dat
zij tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld, zal de voorzitter de klacht op dat
punt kennelijk ongegrond verklaren.
4.6 Dat geldt zo ook voor de klacht dat verweerster haar geheimhouding zou hebben
geschonden. Dit is ook niet concreet onderbouwd met feiten door klager. De voorzitter
ziet verder geen aanknopingspunt dat verweerster haar geheimhoudingsplicht zou hebben
geschonden waardoor klager is benadeeld. Ook dit punt van de klacht is kennelijk ongegrond.
4.7 Tot slot stelt klager dat verweerster niet voor twee partijen mocht optreden
die allebei een procedure tegen klager hebben. De voorzitter ziet in het dossier geen
reden waarom verweerster niet voor beide ex-partners mocht optreden. Klager is geen
cliënt van verweerster (geweest), zodat hij geen succesvol beroep op gedragsregel
15 lid 1 onder b kan doen. Als klager bedoelt dat beide ex-partners een tegengesteld
belang hebben, zoals volgt uit gedragsregel 15 lid 1 onder a, dan moeten de ex-partners
daar zelf een klacht over indienen. Klager heeft daar zelf echter geen eigen, rechtstreeks
betrokken belang bij. De voorzitter zal de klacht ook op dit punt kennelijk ongegrond
verklaren.
Conclusie
4.8 De voorzitter zal de klacht, met toepassing van artikel 46j van de Advocatenwet,
kennelijk ongegrond verklaren.
BESLISSING
De voorzitter verklaart de klacht, met toepassing van artikel 46j van de Advocatenwet, kennelijk ongegrond.
Aldus beslist door mr. R.A.J. van Leeuwen, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan
door mr. M.A.A. Traousis als griffier en uitgesproken in het openbaar op 29 juli 2024.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 29 juli 2024