ECLI:NL:TADRSGR:2024:99 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-587/DH/DH

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2024:99
Datum uitspraak: 06-05-2024
Datum publicatie: 08-05-2024
Zaaknummer(s): 23-587/DH/DH
Onderwerp: Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Hoger beroep niet mogelijk
Beslissingen: Beslissing op verzet
Inhoudsindicatie: Verzet niet-ontvankelijk.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 6 mei 2024 in de zaak 23-587/DH/DH
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 8 november 2023 op de klacht van:

klaagster

over:

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1    Op 19 september 2021 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2    Op 23 augustus 2023 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K203 2021 van de deken ontvangen. 
1.3    Bij beslissing van 8 november 2023 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht deels niet-ontvankelijk (op grond van artikel 46g lid 1 sub a Advocatenwet) en deels kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is op diezelfde datum verzonden aan partijen.
1.4    Op 10 december 2023 heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op diezelfde datum ontvangen.
1.5    Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 25 maart 2024. Klaagster en verweerder zijn – hoewel correct opgeroepen voor de zitting – niet verschenen. 
1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift. Ook heeft de raad kennisgenomen van de aanvullende stukken van verweerder van 19 december 2023.

2    VERZET
2.1    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat verweerder de facturen die hij haar in 2016 heeft gestuurd niet heeft voorzien van urenspecificaties en dat de daarover door verweerder in het geding gebrachte verklaring van mr. H. vals is. 
2.2    Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komt klaagster in verzet niet op.


3    FEITEN EN KLACHT
3.1    Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. 

4    BEOORDELING

4.1    Voordat de raad het verzet inhoudelijk kan beoordelen, moet de raad eerst ambtshalve beoordelen of klaagster het verzet tijdig, binnen de verzettermijn van dertig dagen, heeft ingediend. De raad is van oordeel dat klaagster het verzet buiten de verzettermijn, en dus te laat, heeft ingediend. Daartoe overweegt de raad als volgt.
4.2    Op grond van artikel 46h lid 1 Advocatenwet kan klaagster tegen een beslissing van de voorzitter binnen dertig dagen na de dag van verzending van het afschrift van de beslissing verzet instellen bij de raad van discipline. Uit de beslissing van de voorzitter blijkt dat deze op 8 november 2023 naar klaagster is verzonden. Klaagster kon dus uiterlijk op 8 december 2023 een verzetschrift bij de griffie van de raad indienen. De raad heeft het verzetschrift van klaagster echter pas op 10 december 2023, twee dagen te laat, ontvangen en op die datum was de verzettermijn al verstreken. Dat klaagster tijdens de verzettermijn ziek zou zijn geweest is een omstandigheid die voor risico van klaagster dient te komen. Klaagster heeft ook niet toegelicht in welk opzicht haar ziekte eraan in de weg stond om bijvoorbeeld per e mail, al dan niet met de hulp van een derde, tijdig van haar verzet blijk te geven. De raad ziet dan ook geen reden om de overschrijding van de verzettermijn verschoonbaar te achten. Het verzet is daarom niet-ontvankelijk.
4.3    Overigens had een tijdig, en dus ontvankelijk, verzet niet geleid tot een andere uitkomst. De verzetgronden die klaagster aanvoert, zien op hetgeen zij verweerder verwijt zoals dat in klachtonderdeel a) van de voorzittersbeslissing is weergegeven. Dat klachtonderdeel is door de voorzitter echter niet-ontvankelijk verklaard op grond van artikel 46g lid 1 sub a Advocatenwet. Klaagster heeft in verzet niet betoogd dat de voorzitter dit artikel verkeerd heeft uitgelegd. De raad acht die uitleg van de voorzitter overigens juist. Bij een tijdig ingediend verzet was de raad dus ook niet toegekomen aan de inhoudelijke behandeling van de klacht. 


BESLISSING
De raad van discipline verklaart het verzet niet-ontvankelijk.

Aldus beslist door mr. A.E.A.M. van Waesberghe, voorzitter, mrs. W.R. Arema, P.O.M. van Boven-de Groot, A.N. Kampherbeek en A. Schaberg, leden, bijgestaan door mr. M.A.A. Traousis als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 6 mei 2024.