ECLI:NL:TADRSGR:2024:93 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-832/DH/RO

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2024:93
Datum uitspraak: 29-04-2024
Datum publicatie: 29-04-2024
Zaaknummer(s): 23-832/DH/RO
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen: Regulier
Inhoudsindicatie: Verweerder heeft in een procedure bij de Geschillencommissie een flink pakket producties ingediend zonder toelichting of concrete verwijzingen. De Geschillencommissie heeft in haar beslissing in niet mis te verstane bewoordingen duidelijk gemaakt dat deze manier van indienen volstrekt onvoldoende is ter onderbouwing van de klacht. Verweerder heeft daarmee de kansen van zijn evident kwetsbare cliënt in de zaak bij de Geschillencommissie tenietgedaan. Overige klachtonderdelen ongegrond. Berisping.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 29 april 2024 in de zaak 23-832/DH/RO naar aanleiding van de klacht van:

klager
gemachtigde: mr. R. Schoemaker

over:

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1    Op 13 augustus 2023 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2    Op 4 december 2023 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk R 2023/76 van de deken ontvangen. 
1.3    De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 18 maart 2024. Daarbij waren klager en zijn gemachtigde, alsmede verweerder aanwezig. 
1.4    De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 13. Ook heeft de raad kennisgenomen van:
-    de e-mail met bijlagen van verweerder van 18 december 2023 (met uitzondering van het door verweerder meegezonden zip bestand);
-    de e-mails met bijlagen van klager van 30 december 2023 en 2 februari 2024.

2    FEITEN
2.1    Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.2    Klager is in een geschil verwikkeld (geweest) met Stichting […] (hierna: de zorgaanbieder). Klager heeft zich voor bijstand gewend tot het kantoor van verweerder. In eerste instantie zijn klagers belangen behartigd door mr. L.
2.3    Mr. L heeft op 10 augustus 2021 namens klager een klacht ingediend bij de Geschillencommissie Zorg (hierna: de Geschillencommissie). 
2.4    Per e-mail van 25 juli 2022 heeft klager zich bij het kantoor van verweerder geklaagd over de bijstand van mr. L. Verweerder heeft daarna de behandeling van de zaak overgenomen. 
2.5    Er heeft een bespreking plaatsgevonden tussen klager, zijn vader en verweerder. 
2.6    Op 8 augustus 2022 heeft verweerder in een e-mail aan klager bevestigd de van hem ontvangen stukken te zullen indienen bij de Geschillencommissie. Ook heeft verweerder klager op de hoogte gesteld van de op 26 augustus 2022 geplande zitting. 
2.7    Op 15 augustus 2022 heeft verweerder bij de Geschillencommissie aanvullende stukken ingediend, te weten 87 producties (in totaal ongeveer 355 pagina’s). 
2.8    Op 17 augustus 2022 heeft klager in een e-mail aan verweerder onder meer geschreven:
“N.a.v. van mijn klacht over de gang van zaken met [mr. L] heeft u de zaak overgenomen en mij beloofd mijn stukken wel toe te voegen en getuigen aan te melden. (…)
Ik heb van u nog geen concept mogen ontvangen waarbij u volgens onze afspraak de extra aangeleverde (…) stukken zouden inbrengen, waaronder getuigenissen, verklaringen en belangrijke documenten. 
Ik stel ook voor dat u het uiterlijke bedrag van 25.000 euro gaat claimen (…).
U weet dat (…) extra stukken 5 dagen voor de commissie behandeling toegestuurd mogen worden. En de tijd nadert. (…) De hoorzitting is 26 augustus. Het zou goed zijn als we op zeer korte termijn het concept door nemen. (…) 
Ik had gezien de tijd al uw concept in bezit willen hebben. En ik heb nog niks van u ontvangen.”
2.9    Verweerder heeft op 18 augustus 2022 in een e-mail aan klager onder meer geschreven:
“Alle documenten die u heeft gestuurd, hebben wij op 15 augustus 2022 verzonden aan de geschillencommissie, zodat uw standpunt daarmee duidelijk is en alles volledig op tafel ligt. Ik heb dus geen selectie gemaakt van uw stukken. (…) Mijn excuses dat ik niet een concept heb gestuurd, maar het sorteren van alle stukken heeft veel tijd gekost en aangezien het een flink pakket is, heb ik besloten dat dit zo snel mogelijk bij de geschillencommissie terecht moet komen, zodat de commissie voldoende tijd heeft om alles daadwerkelijk te lezen en geen stukken buiten beschouwing zal laten. Bovendien is besloten om al uw stukken zekerheidshalve in te dienen, zodat wij zeker weten dat niets ontbreekt. (…)
Ten aanzien van de door u verzocht schadevergoeding van € 25.000,- het volgende. (…) In de brief van 18 januari 2022 is daarop gereageerd dat de schade enorm is en dat de schade op dat moment is geschat op minimaal € 25.000,-. Het door u gewenste bedrag aan schadevergoeding is dus doorgegeven.”
Diezelfde dag heeft verweerder de door hem bij de Geschillencommissie ingediende stukken naar klager gestuurd.
2.10    Op 26 augustus 2022 heeft de mondelinge behandeling bij de Geschillencommissie plaatsgevonden. Klager en verweerder waren daarbij aanwezig. De door verweerder voorgelezen pleitnota maakt onderdeel uit van het klachtdossier. 
2.11    Op 16 september 2022 heeft de Geschillencommissie bij wijze van bindend advies uitspraak gedaan; de klachten van klager zijn ongegrond verklaard en het door hem gevorderde is afgewezen. In deze beslissing is – voor zover van belang – het volgende overwogen:
“De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken. (…)
Voorts verzoekt de cliënt de commissie hem een vergoeding van minimaal € 25.000,- toe te kennen voor de psychische en materiële schade die hij door toedoen van de zorgaanbieder heeft geleden en nog zal lijden. (…)
De commissie merkt vooraf op dat [verweerder] namens de cliënt een groot aantal producties heeft overgelegd, zonder verwijzing naar de diverse onderdelen van de klacht. Ter zitting heeft hij de klachtonderdelen herhaald en daarbij weliswaar op een aantal punten verwezen naar producties maar niet de specifieke onderdelen uit die producties terwijl die producties op zich omvangrijk zijn. De commissie acht dit onvoldoende ter onderbouwing van de diverse klachtonderdelen.
De commissie merkt voorts op dat de cliënt zich ter zitting ook heeft beklaagd over de bejegening van hem door de zorgaanbieder. Nu deze bejegening geen onderdeel was van de oorspronkelijke klacht, zal de commissie hierop niet nader ingaan. (…) De commissie merkt daarbij op dat van (de kantoorgenoot van) [verweerder] verwacht had mogen worden de cliënt beter te ondersteunen bij het formuleren van zijn klacht en de onderbouwing daarvan.
De commissie overweegt in dit verband verder dat zij de zorgaanbieder niet ter verantwoording kan roepen zoals de cliënt zou willen. Zij kan slechts een uitspraak doen over het al dan niet gegrond zijn van de klachtonderdelen die de cliënt aan haar heeft voorgelegd. (…)
Gelet op het hiervoor overwogene komt de commissie tot de conclusie dat geen sprake is van een (toerekenbare) tekortkoming van de zorgaanbieder in het nakomen van de zorgovereenkomst en dat de klacht van de cliënt in al haar onderdelen ongegrond moet worden verklaard. Er is daarom geen grond voor toekenning van de door de cliënt verlangde materiele en immateriële schadevergoeding en/of voor terugkeer van de cliënt naar de zorgaanbieder. De daartoe strekkende verzoeken van de cliënten zullen dan ook worden afgewezen.” 

3    KLACHT
3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 van de Advocatenwet. Klager verwijt verweerder dat hij klagers zaak onzorgvuldig, onprofessioneel en ondeskundig heeft behandeld. Klager verwijt verweerder met name het volgende:
a)    Verweerder heeft klagers zaak niet hersteld en heeft in de klachtonderdelen geen verwijzingen geplaatst naar de producties.
b)    Verweerder is zijn beloftes niet nagekomen: hij had naar aanleiding van klagers klacht tegen mr. L beloofd de zaak te herstellen en een eigen stuk te schrijven.
c)    Verweerder heeft klager voorzien van onjuiste informatie: hij heeft gesteld dat klager geen schadeclaim kon indienen, terwijl mr. L dit al had gedaan en dit gewoon in de reglementen van de Geschillencommissie staat. 
d)    Verweerder heeft gelogen: hij heeft voorafgaand aan de zitting tegen klager gezegd dat hij ook een eigen stuk had geschreven, terwijl tijdens de zitting bleek dat verweerder letterlijk het door mr. L geschreven stuk aan het voorlezen was.
e)    Verweerder heeft geen toezicht gehouden op klagers zaak, terwijl hij duidelijk in een gesprek heeft aangegeven dat mr. L eigenlijk geen tijd had voor klagers zaak. Verweerder had dit moeten voorzien.
f)    Verweerder heeft stukken als los zand in klagers zaak toegevoegd. 
3.2    Klager heeft ter toelichting op de klacht onder meer het volgende gesteld. Mr. L heeft, zo blijkt ook uit de beslissing van de Raad van Discipline van 30 oktober 2023, prutswerk geleverd. Verweerder heeft dat prutswerk niet hersteld, maar het nog erger gemaakt door klakkeloos 352 pagina’s aan tekst zonder concrete toelichting en leeswijzer bij de Geschillencommissie in te dienen. Het was volstrekt onduidelijk waarom de producties in het geding werden gebracht en wat daarmee bewezen moest worden. Verweerder heeft klagers standpunten onvoldoende naar voren gebracht. Klager verwijst voor de gemaakte fouten ook naar de brief d.d. 14 november 2022 van zijn gemachtigde. Verweerder was vanaf 25 juli 2022 op de hoogte van klagers klacht. Hij had voldoende tijd om de zaak recht te zetten, klagers belangen zorgvuldig te behartigen en in de klachtonderdelen te verwijzen naar de producties, zoals verweerder ook had beloofd. 
3.3    Ter zitting is gesteld dat verweerder heeft gehandeld in strijd met gedragsregels 1 lid 4, 2, 6, 12, 14 en 16. 

4    VERWEER 
4.1    Verweerder heeft tegen de klacht onder meer het volgende verweer gevoerd. Klagers klacht bij de Geschillencommissie is tijdig en volledig ingediend. Dat geen verwijzing heeft plaatsgevonden naar de 87 producties en/of 355 pagina’s doet hier niet aan af. De Geschillencommissie heeft in haar beslissing immers aangegeven dat zij kennis heeft genomen van alle dossierstukken en van wat partijen op de zitting aan stukken hebben aangedragen.
4.2    Ter zitting heeft verweerder gesteld dat de aard van klagers kwestie complex is. Hoewel verweerder erkent dat het van groot belang is om de dossierstukken overzichtelijk te presenteren, kan de complexiteit van de zaak hebben bijgedragen aan het ontbreken van specifieke verwijzingen naar alle producties. Ook hebben tijdsdruk en onverwachte ontwikkelingen bijgedragen aan het gebrek aan verwijzingen. Daarnaast had klager de wens om alle stukken in te dienen.  
4.3    De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

5    BEOORDELING
Toetsingskader
5.1    De raad neemt bij de beoordeling van de klacht als uitgangspunt dat, gezien het bepaalde in artikel 46 van de Advocatenwet, de tuchtrechter mede tot taak heeft de kwaliteit van de dienstverlening te beoordelen indien daarover wordt geklaagd. Bij deze beoordeling geldt dat de tuchtrechter rekening houdt met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes - zoals met betrekking tot het procesrisico en het kostenrisico - waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. De vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en de keuzes waar hij voor kan komen te staan zijn niet onbeperkt, maar worden begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Tot die professionele standaard behoort onder meer het inschatten van de slagingskans van een aanhangig te maken procedure en het informeren van de cliënt daarover. De cliënt dient door de advocaat gewezen te worden op wat in zijn zaak de proceskansen en -risico’s zijn. Voorts dienen processtukken te voldoen aan de redelijkerwijs daaraan te stellen eisen. De hiervoor bedoelde professionele standaard veronderstelt voorts een handelen met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht (zie Hof van Discipline 5 februari 2018, ECLI:NL:TAHVD:2018:32). De advocaat draagt de volledige verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de opdracht en is gehouden de aan hem toevertrouwde belangen partijdig, onafhankelijk en met de nodige voortvarendheid te behartigen. 
5.2    De tuchtrechter is (daarbij) niet gebonden aan de gedragsregels, maar die regels kunnen wel van belang zijn, gezien ook het open karakter van de behoorlijkheidsnorm in artikel 46 van de Advocatenwet. Of sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen hangt af van de feitelijke omstandigheden en wordt door de tuchtrechter per geval beoordeeld. Met betrekking tot de relatie met de cliënt geldt onder meer gedragsregel 14 lid 1. Daaruit volgt dat de advocaat de volledige verantwoordelijkheid draagt voor de uitvoering van de opdracht en dat de advocaat zich aan deze verantwoordelijkheid niet kan onttrekken met een beroep op de van zijn cliënt verkregen opdracht.  
Klachtonderdelen a) en f)
5.3    Deze beide verwijten zien op de (wijze van) indiening van de stukken door verweerder bij de Geschillencommissie. Verweerder heeft, voorafgaand aan de zitting van 26 augustus 2022, een pakket met 87 producties (ongeveer 350 pagina’s) ingediend. Uit de beslissing van de Geschillencommissie blijkt dat op de enorme hoeveelheid ingediende producties geen acht is geslagen omdat niet is verwezen naar de diverse onderdelen van de klacht en onvoldoende is verwezen naar de specifieke onderdelen uit de producties. De Geschillencommissie heeft dit onvoldoende geacht ter onderbouwing van de diverse klachtonderdelen. 
5.4    De raad is van oordeel dat verweerder onvoldoende zorgvuldig is geweest bij de indiening van de producties bij de Geschillencommissie. Hij heeft nagelaten een relevante selectie van producties te maken en heeft evenmin het verband gelegd tussen de klachtonderdelen en de producties. Dat het klagers wens was dat alle producties zouden worden ingediend, zoals verweerder stelt, doet daar niet aan af. Uit (de toelichting op) Gedragsregel 14 volgt dat de advocaat bij de behandeling van de zaak de leiding heeft en vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid dient te bepalen met welke aanpak de belangen van zijn cliënt het best gediend zijn. Verweerder had dan ook een selectie van de producties moeten maken en per productie aan moeten geven welk gedeelte daarvan ter onderbouwing van welke specifieke stelling diende. Dat verweerder dat niet heeft gedaan, door tijdsdruk of (niet nader gespecificeerde) onverwachte ontwikkelingen, komt voor zijn rekening. Verweerder heeft klagers belangen in de procedure bij de Geschillencommissie hierdoor onvoldoende behartigd. Verweerder heeft naar het oordeel van de raad jegens klager onzorgvuldig en in strijd met de aan hem te stellen zorgvuldigheidseisen gehandeld. Deze klachtonderdelen zijn dan ook gegrond.
Klachtonderdelen b), c) en d)
5.5    Deze verwijten zien op zaken die verweerder tijdens de bespreking met klager zou hebben gezegd of beloofd, maar die onjuist waren of niet zijn nagekomen. De raad kan op grond van het klachtdossier niet vaststellen wat tijdens de bespreking door verweerder is gezegd of beloofd. Dat verweerder heeft beloofd de zaak te herstellen, zoals klager stelt, kan de raad niet vaststellen. Verweerder heeft betwist dat hij klager heeft voorzien van onjuiste informatie wat betreft de schadeclaim. De raad kan niet vaststellen dat verweerder heeft gezegd dat klager geen schadeclaim kon indienen. Uit het klachtdossier blijkt dat de schadeclaim al door mr. L was ingediend en dat verweerder daar in zijn e-mail van 18 augustus 2022 ook aan refereert. Klachtonderdeel c is daarom ongegrond. 
5.6    De raad kan evenmin vaststellen dat verweerder heeft beloofd een eigen stuk te schrijven. Dat verweerder tijdens de zitting een pleitnota heeft voorgelezen die al (deels) door mr. L was opgesteld, is op zichzelf niet klachtwaardig. Ook klachtonderdelen b en d zijn daarom ongegrond. 
Klachtonderdeel e)
5.7    Klager stelt dat verweerder geen of onvoldoende toezicht heeft gehouden op klagers zaak, terwijl verweerder duidelijk heeft aangegeven dat mr. L eigenlijk geen tijd had voor klagers zaak. De raad overweegt dat mr. L verantwoordelijk was voor klagers zaak gedurende de tijd dat zij klager bijstond. Verweerder is verantwoordelijk vanaf het moment dat hij de zaak heeft overgenomen. Dat hij daarvoor, ten tijde van de bijstand door mr. L, geen of onvoldoende toezicht heeft gehouden, kan hem niet verweten worden. Dit klachtonderdeel is daarom ongegrond. 

6    MAATREGEL
6.1    Verweerder heeft in een procedure bij de Geschillencommissie een flink pakket producties ingediend zonder toelichting of concrete verwijzingen. De Geschillencommissie heeft in haar beslissing in niet mis te verstane bewoordingen duidelijk gemaakt dat deze manier van indienen volstrekt onvoldoende is ter onderbouwing van de klacht. Verweerder heeft daarmee de kansen van zijn evident kwetsbare cliënt in de zaak bij de Geschillencommissie tenietgedaan. 
6.2    In het voordeel van verweerder weegt mee dat dit de eerste keer is dat een klacht tegen hem gegrond wordt verklaard.  
6.3    Alles overziend is de raad van oordeel dat een berisping passend en geboden is. 

7    GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING 
7.1    Omdat de raad de klacht gedeeltelijk gegrond verklaart, dient verweerder op grond van artikel 46e lid 5 van de Advocatenwet het door klager betaalde griffierecht van € 50,- aan hem te vergoeden binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden. Klager dient binnen twee weken na de datum van deze beslissing zijn rekeningnummer schriftelijk aan verweerder door te geven.
7.2    Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerder daarnaast op grond van artikel 48ac lid 1 van de Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:
a) € 25,- reiskosten van klager,
b) € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en
c) € 500,- kosten van de Staat. 
7.3    Verweerder dient het bedrag van € 25,- aan reiskosten binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, te betalen aan klager. Klager dient binnen twee weken na de datum van deze beslissing zijn rekeningnummer schriftelijk aan verweerder door te geven. 
7.4    Verweerder dient het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.2 onder b en c genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, over te maken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline" en het zaaknummer.

BESLISSING
De raad van discipline:
-    verklaart de klachtonderdelen a en f gegrond;
-    verklaart de klachtonderdelen b, c, d en e ongegrond;
-    legt aan verweerder de maatregel van berisping op;
-    veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klager;
-    veroordeelt verweerder tot betaling van de reiskosten van € 25,- aan klager, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.3; 
-    veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.4.

Aldus beslist door mr. S.M. Krans, voorzitter, mrs. A.B. Baumgarten en G. Sarier, leden, bijgestaan door mr. C.M. van de Kamp als griffier en uitgesproken in het openbaar op 29 april 2024.