ECLI:NL:TADRSGR:2024:86 Raad van Discipline 's-Gravenhage 24-119/DH/RO

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2024:86
Datum uitspraak: 17-04-2024
Datum publicatie: 17-04-2024
Zaaknummer(s): 24-119/DH/RO
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen: Voorzittersbeslissing
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij in een huurgeschil. Verweerder het steeds op zakelijke wijze het standpunt van de verhuurder verwoord. Klacht kennelijk ongegrond.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 17 april 2024 in de zaak 24-119/DH/RO naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

over:

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam (hierna: de deken) van 20 februari 2024 met kenmerk R 2024/18 en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 18. 

1    FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.
1.1    Klaagster heeft een conflict (gehad) met de woningcorporatie van wie zij een woning huurt. Verweerder heeft de woningcorporatie bijgestaan. 
1.2    Op 7 oktober 2022 heeft klaagsters advocaat de woningcorporatie gedagvaard.
1.3    Verweerder heeft voor de rolzitting van 22 november 2022 een conclusie van antwoord ingediend. De conclusie maakt onderdeel uit van het klachtdossier.
1.4    Op 21 februari 2023 is de zaak mondeling ter terechtzitting behandeld. Het proces-verbaal van de zitting maakt onderdeel uit van het klachtdossier.
1.5    Op 12 mei 2023 heeft de kantonrechter vonnis gewezen. Klaagster is in het ongelijk gesteld en in de proceskosten veroordeeld.
1.6    Op 19 november 2023 heeft klaagster bij de deken een klacht ingediend over verweerder. 

2    KLACHT
2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klaagster verwijt verweerder het volgende. 
a)    Verweerder heeft klaagster op een respectloze, denigrerende, discriminerende en neerbuigende manier behandeld. Verweerder heeft klaagster neergezet als een leugenaar en een aansteller die alles verzonnen heeft. Verweerder heeft tijdens de zitting leugens verteld. Klaagster stelt dat alles is gebaseerd op laster, smaad, wraakzucht en rancune. 
2.2    Klaagster heeft toegelicht welke leugens verweerder volgens haar heeft geuit. Zij stelt dat het proces-verbaal van de zitting onvolledig is. 

3    VERWEER
3.1    Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4    BEOORDELING
Toetsingskader 
4.1    De klacht is gericht tegen de advocaat van de wederpartij van klaagster. Voorop staat dat een advocaat een ruime mate van vrijheid geniet om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen.
Beoordeling klacht
4.2    De klacht ziet in de kern op de manier waarop verweerder klaagster heeft behandeld en waarop hij het standpunt van zijn cliënt, de woningcorporatie, heeft verwoord. De voorzitter merkt daarbij op dat klaagster ook verwijten heeft geuit aan het adres van (medewerkers van) de woningcorporatie. Die verwijten worden buiten beschouwing gelaten, omdat de tuchtrechter alleen oordeelt over het handelen of nalaten van verweerder. 
4.3    Duidelijk is dat klaagster het oneens is met het standpunt van de woningcorporatie, zoals verweerder dat naar voren heeft gebracht. Het enkele feit dat klaagster het niet eens is met dat standpunt, betekent echter niet dat verweerder gelogen heeft of anderszins klachtwaardig heeft gehandeld. Het is verweerders taak als partijdig advocaat om het standpunt van de woningcorporatie zo goed mogelijk voor het voetlicht te brengen. Uit de in het klachtdossier aanwezige stukken blijkt dat verweerder dat steeds op zakelijke wijze heeft gedaan. Het is de voorzitter op grond van het klachtdossier niet gebleken dat verweerder onjuiste informatie heeft verstrekt of ongepaste uitlatingen heeft gedaan. Evenmin is gebleken dat verweerders klaagsters belangen (nodeloos) heeft geschaad. De voorzitter verklaart de klacht daarom kennelijk ongegrond. 

BESLISSING
De voorzitter verklaart: 
de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. A. van Luijck, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. C.M. van de Kamp als griffier en uitgesproken in het openbaar op 17 april 2024.