ECLI:NL:TADRSGR:2024:7 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-833/DH/DH
ECLI: | ECLI:NL:TADRSGR:2024:7 |
---|---|
Datum uitspraak: | 10-01-2024 |
Datum publicatie: | 15-01-2024 |
Zaaknummer(s): | 23-833/DH/DH |
Onderwerp: | Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening |
Beslissingen: | Voorzittersbeslissing |
Inhoudsindicatie: | Voorzittersbeslissing. Klacht over de eigen advocaat kennelijk ongegrond. |
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 10 januari 2024 (bij vervroeging) in de zaak 23-833/DH/DH naar aanleiding van de klacht van:
klager
over:
verweerder
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: de deken) van 4 december 2023 met kenmerk K101 2023 en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 03 tot en met 08 (inhoudelijk) en 1 tot en met 17 (procedureel). Ook heeft de voorzitter kennis genomen van de e-mail met bijlage van klager van 28 december 2023.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier,
uit van de volgende feiten.
1.1 Verweerder heeft klager in 2023 op last van de rechter-commissaris bijgestaan
in een strafzaak, waarin verweerders bewaring bevolen was. Klagers bewaring was geschorst.
1.2 Op 12 mei 2023 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.
1.3 Op 17 mei 2023 heeft verweerder onder meer een reclasseringsrapport aan klager
gezonden.
1.4 Verweerder heeft zich op verzoek van klager in mei 2023 aan het dossier onttrokken.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder
het volgende.
a) Verweerder weigert klager rechtsbescherming te geven zoals de wet dit voorschrijft.
2.2 Klager heeft zijn klacht als volgt toegelicht: klager stelt dat hij vier grote
zaken heeft waar zijn rechten geschonden worden. Verweerder is allereerst tekort geschoten
in klagers rechtsbescherming met betrekking tot het NIFP/reclasseringsrapport: hij
was op de hoogte van de leugens in deze rapporten, maar heeft geweigerd daartegen
op te treden.
Verder is er gelogen tijdens gerechtelijke procedures en als klager hierover begint,
wordt hij voor verward uitgemaakt en voor gek verklaard. Verweerder speelt het spelletje
mee in klagers nadeel. Klagers rechtszaak heeft te maken met een aantal tuchtrechtelijke
geschillen die verweerder niet wenst op te pakken. Verder weigert verweerder de zaken
op zich te nemen inzake onderzoekswensen die klager bij de rechtbank heeft ingediend.
Verweerder weigert hoger beroep in te stellen tegen een beslissing van de rechter-commissaris
(hierna: r-c) terwijl hij klager persoonlijk gelijk heeft in zijn rechtsbescherming.
Verweerder acht schending proces- en mensenrechten normaal.
3 VERWEER
3.1 Verweerder heeft tegen de klacht onder meer het volgende verweer gevoerd. Naar
aanleiding van de (schorsing uit) bewaring van klager in februari 2023 heeft de r-c
de last afgegeven tot toevoeging van verweerder in die strafzaak. Alleen in die zaak
heeft verweerder klager bijgestaan. Verweerder heeft desgevraagd aan klager uitgelegd
dat en waarom hij eventuele andere zaken niet wilde doen. Eind mei 2023 heeft verweerder
zich op expliciet en ondubbelzinnig verzoek van klager teruggetrokken. Verweerder
betwist de klacht en stelt dat hij binnen de grenzen die de wet en het recht kennen,
naar beste kunnen en eer en geweten klager heeft verdedigd. Verweerder heeft wél onderzoekswensen
ingediend bij de r-c, na nadrukkelijke bespreking daarvan met klager. De onderzoekswensen
zijn overigens integraal gehonoreerd. Voor zover klager meent dat verweerder hoger
beroep had moeten instellen tegen een beslissing van de r-c over de afwijzing van
een verzoek tot wijziging van een bijzondere voorwaarde, meent verweerder dat -als
dit al juridisch mogelijk was geweest- een beroep geen kans van slagen had. Klager
wenste daarop de r-c te wraken. Verweerder heeft dit geweigerd, waarop klager de r-c
zelf heeft gewraakt.
3.2 De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.
4 BEOORDELING
Toetsingskader
4.1 Uitgangspunt is dat de tuchtrechter mede tot taak heeft de kwaliteit van de
dienstverlening te beoordelen indien daarover wordt geklaagd. Bij deze beoordeling
geldt dat de tuchtrechter rekening houdt met de vrijheid die de advocaat heeft met
betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met keuzes waarvoor de advocaat
bij de behandeling van de zaak kan komen te staan. Die vrijheid is niet onbeperkt,
maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering
van die opdracht mogen worden gesteld. Die eisen houden in dat zijn werk dient te
voldoen aan de professionele standaard binnen de beroepsgroep. Nu binnen de beroepsgroep
wat betreft de vaktechnische kwaliteit geen sprake is van breed gedragen, schriftelijk
vastgelegde professionele standaarden, toetst de voorzitter of verweerder heeft gehandeld
met de zorgvuldigheid die van een redelijke bekwame en redelijk handelende advocaat
in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht (vgl. HvD 3 april 2020, ECLI:NL:TAHVD:2020:80).
Beoordeling klacht
4.2 De voorzitter overweegt dat verweerder door de rechtbank was toegevoegd als
advocaat en gedurende enkele maanden bijstand heeft verleend aan klager. Klager is
kennelijk ontevreden omdat verweerder allerlei zaken niet zou hebben opgepakt.
4.3 Hierbij noemt klager allereerst de onwaarheden in rapportages van het NIFP
en de reclassering. De voorzitter is van oordeel dat niet is gebleken dat verweerder
op dit punt onzorgvuldig heeft gehandeld. Indien er naar de mening van klager onwaarheden
in de deskundigenrapporten stonden, had klager hier zelf opmerkingen over kunnen maken
in de strafprocedure en kon klager ook een klacht indienen tegen de betreffende deskundige.
Een advocaat is niet verantwoordelijk voor de inhoud van dergelijke rapporten en behoeft
evenmin een tuchtrechtelijke procedure te starten tegen de deskundige als hij dit
niet in het belang van de verdediging acht.
4.4 Voor wat betreft de keuze van verweerder om geen beroep in te stellen tegen
de afwijzing door de r-c van het ingediende verzoek tot wijziging van de schorsingsvoorwaarden,
merkt de voorzitter het volgende op. Ingevolge artikel 81 juncto 445 Wetboek van Strafvordering
staat er geen hoger beroep tegen een dergelijke beslissing open. Verweerder heeft
dus terecht geen hoger beroep ingesteld. Dat verweerder klager vervolgens niet wenste
bij te staan bij een wrakingsverzoek, behoort tot de vrijheid die een behoorlijk handelend
advocaat toekomt en niet is gebleken dat verweerder hierbij onzorgvuldig heeft gehandeld.
4.5 Klager uit, zowel in zijn klacht als in zijn aanvulling, allerlei verwijten
en beschuldigingen, zonder deze te onderbouwen. Bij gebrek aan onderbouwing kan de
voorzitter de juistheid van klagers stellingen niet vaststellen. Dat verweerder klachtwaardig
heeft gehandeld is de voorzitter niet gebleken. De klacht wordt daarom kennelijk ongegrond
verklaard.
BESLISSING
De voorzitter verklaart:
de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.
Aldus beslist door mr. A. van Lijck, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. C.M. van de Kamp als griffier en uitgesproken in het openbaar op 10 januari 2024 (bij vervroeging)