ECLI:NL:TADRSGR:2024:68 Raad van Discipline 's-Gravenhage 24-093/DH/RO

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2024:68
Datum uitspraak: 03-04-2024
Datum publicatie: 03-04-2024
Zaaknummer(s): 24-093/DH/RO
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen: Voorzittersbeslissing
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat wederpartij in een familiezaak deels kennelijk niet-ontvankelijk vanwege gebrek aan belang. Klacht voor het overige kennelijk ongegrond, omdat niet is gebleken van escalerend optreden of anderszins klachtwaardig handelen.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 3 april 2024 in de zaak 24-093/DH/RO naar aanleiding van de klacht van:
 
klager

over:

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam (hierna: de deken) van 7 februari 2024 met kenmerk R 2024/12 en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 20. 

1    FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.
1.1    Klager is verwikkeld geweest in een echtscheidingsprocedure. Verweerder heeft de vrouw daarin (op basis van een toevoeging) bijgestaan.
1.2    Op 2 december 2022 heeft verweerder in een e-mail aan klagers advocaat onder meer geschreven:
“Van moeder heb ik begrepen dat er tussen haar en vader al geruime tijd discussie is over het stoken in de woning. Moeder geeft te kennen dat vader nauwelijks toestaat dat er wordt gestookt in huis en dit voor een erbarmelijk en ongezonde omgeving voor de kinderen zorgt. Zo moeten de kinderen noodgedwongen met 3 dekens slapen omdat het te koud in de woning is. Aldus moeder. Moeder geeft eveneens te kennen dat de kinderen aanhoudend verkouden zijn en maar niet beter worden. Volgens moeder komt dat door de kou in huis. Kunt u dit met vader bespreken en de visie van vader hierop met mij delen? (…)
Moeder geeft te kennen dat de situatie in huis zo koud is dat het ongezond is voor de kinderen en dus gevaarlijk. De kinderen dreiging onderkoelt te geraken. Moeder wenst daarom tijdelijk met de kinderen bij haar tante thuis te verblijven welke momenteel voor twee weken in Suriname zit. Moeder wil daar verblijven met de kinderen in ieder geval totdat de CV-ketel is vervangen en totdat er afspraken zijn gemaakt over het stoken van de woning. Geeft vader toestemming voor een tijdelijk verblijf van de kinderen in het huis van de tante van moeder?”
1.3    Op 2 januari 2023 heeft verweerder in een e-mail aan klagers advocaat onder meer geschreven:
“Ik heb zojuist van cliënte begrepen dat het deze ochtend zo geëscaleerd is tussen ouders dat de politie erbij moest komen. 
Ik heb met cliënte gesproken over haar aandeel daarin en met haar besproken wat zij in het vervolg anders kan doen om te voorkomen dat het escaleert. 
Zo ben ik van mening dat zij vader in staat had moeten stellen, om de zorg voor de kinderen vandaag zelf te regelen op zijn manier en niet uit handen te nemen de eerste en beste keer dat het hem niet zelf lukt. Vader wenst de zorg voor de kinderen 50% 50% te verdelen en dit is een mooie kans voor ouders om daarmee te oefenen nu ze nog in een woning zitten en daar afspraken over kunnen maken.
Van cliënte heb ik begrepen dat vader haar aan het opnemen was zonder haar toestemming toen zij met elkaar een discussie hadden. Het is niet helpend om moeder tegen haar wil op te nemen. Kunt u dit met vader bespreken? Wellicht dat hij in het vervolg andere keuzes daarin kan maken zodat het niet weer escaleert.”  
1.4    Op 10 februari 2023 heeft verweerder in een e-mail aan klagers advocaat onder meer geschreven:
“Ik heb zojuist van moeder begrepen dat vader gestopt is met het betalen van bepaalde vaste lasten. Moeder heeft te kennen dat hij een lager bedrag voor de hypotheek heeft overgemaakt dan hij normaliter doet. Ook geeft moeder te kennen dat vader de boodschappen te laat doet waardoor moeder en de kinderen soms onvoldoende eten in huis hebben. 
De reden waarom ik geen voorlopige voorziening heb gevraagd inzake levensonderhoud is omdat vader van plan was om de kosten van het huishouden naar zijn draagkracht te blijven voldoen en ouders afspraken zouden maken over de verdeling van kosten. Nu lijken ouders dus geen afspraken te hebben gemaakt.
Kunt u dit met vader bespreken en vragen wat er speelt?”
1.5    Op 17 juli 2023 heeft verweerder in een brief aan klagers advocaat onder meer geschreven:
“Uw cliënt stelt zich op het standpunt dat de auto eigendom is van zijn onderneming en heeft namens de onderneming gevorderd dat de auto tot zijn beschikking dan wel tot beschikking van de onderneming wordt gesteld.
Cliënte stelt zich op het standpunt dat de auto niet tot het eigendom van de onderneming behoort. Volgens cliënte is de auto haar eigendom omdat zij deze auto van uw cliënt cadeau heeft gekregen. Zie bijgevoegd de foto toen cliënte de auto in ontvangst had genomen. Daarnaast stelt cliënt zich op het standpunt dat bij het leasen van de auto een deel van de koopsom is betaald met een deel inbrengt van cliënte. (…)
Indien uw cliënt blijft aandringen op het inleveren van de auto of aangifte tegen cliënte doet, zie ik mij genoodzaakt om namens cliënte een spoedprocedure hierover te starten.
Ik merk volledigheidshalve op dat het doen van een valse aangifte een misdrijf is. Alsook het door listige kunstgrepen, hetzij door een samenweefsel van verdichtsels, iemand bewegen tot de afgifte van enig goed als oplichting wordt gekwalificeerd.”
1.6    Op 16 oktober 2023 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder. 

2    KLACHT
2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder het volgende. 
a)    Verweerder is niet eerlijk geweest bij de aanvraag van de gesubsidieerde rechtsbijstand van de vrouw. In de aanvraag is aangegeven dat de huishouding in 2022 een eenoudergezin betrof, terwijl klager en de vrouw tot in 2023 een gezamenlijke huishouding hebben gevoerd.
b)    Verweerder heeft bijgedragen aan de escalatie van het conflict tussen klager en de vrouw. Na twee bemiddelingsgesprekken zijn alle eerder gemaakte afspraken tenietgedaan, en nu moeten alle kwesties voor de rechter worden beslecht. 
c)    Verweerder lijkt ongefundeerde beweringen en leugens van de vrouw te accepteren, wat voor hem financieel voordelig kan zijn, aangezien hij klagers advocaat lastig valt met onzinnige e-mails en niet onderbouwde berichten. Ook wordt er gedreigd met spoedprocedures. Klager verwijst naar e-mails van 5 december 2022, 2 januari 2023, 10 februari 2023 en 17 juli 2023. Het zijn berichten zonder enige deugdelijke onderbouwing, met als enkel doel om klager op kosten te jagen.
d)    Verweerder moet zijn cliënt informeren dat de overwaarde van de woning als vermogen wordt geschouwd. Wat kan leiden tot de intrekking van de toevoegingen en het terugbetalen van gesubsidieerde rechtsbijstand. 

3    VERWEER
3.1    Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4    BEOORDELING
Ontvankelijkheid klachtonderdelen a) en d)
4.1    Allereerst moet de vraag worden beantwoord of klager voldoende belang heeft bij zijn klacht. Het in de Advocatenwet voorziene recht om een klacht in te dienen tegen een advocaat komt immers slechts toe aan diegene die door het handelen of nalaten waarover wordt geklaagd rechtstreeks in zijn belang is of kan worden getroffen. 
4.2    Deze klachtonderdelen zien op de informatievoorziening van verweerder aan de Raad voor Rechtsbijstand (in het kader van de toevoegingsaanvraag) en aan zijn eigen cliënt. Klager heeft mogelijk een indirect belang bij deze kwesties, maar geen rechtstreeks eigen belang. Deze klachtonderdelen zijn daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
Toetsingskader overige klachtonderdelen  
4.3    Voorop staat dat een advocaat een ruime mate van vrijheid geniet om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen.
4.4    In familiekwesties geldt op deze maatstaf nog een aanvulling, namelijk dat de advocaat in familiekwesties in het algemeen moet waken voor onnodige polarisatie tussen de partijen. Van een advocaat mag een bepaalde mate van terughoudendheid worden verwacht, juist omdat ook andere belangen in die procedure een grote rol kunnen spelen, met name belangen van kinderen. 
Klachtonderdeel b)
4.5    Klager verwijt verweerder dat hij heeft bijgedragen aan de escalatie van het conflict tussen klager en de vrouw. Hij stelt dat na twee bemiddelingsgesprekken alle eerder gemaakte afspraken teniet zijn gedaan en dat alle kwesties nu voor de rechter moeten worden beslecht. Klager heeft zijn stellingen niet met stukken onderbouwd en de voorzitter kan de juistheid daarvan daarom niet vaststellen. Niet gebleken is dat verweerder bij bemiddelingsgesprekken of op andere momenten escalerend heeft opgetreden. Dit klachtonderdeel is daarom kennelijk ongegrond.
Klachtonderdeel c)
4.6    Klager verwijt verweerder dat hij ongefundeerde leugens en beweringen van de vrouw accepteert en klagers advocaat lastig valt met onzinnige en/of niet onderbouwde berichten. De voorzitter ziet in de berichten waar klager op wijst geen beweringen die iedere onderbouwing missen. Zoals hiervoor weergegeven, is het uitgangspunt dat de advocaat mag afgaan op de juistheid van de informatie van cliënt en dat hij slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. Dat hier sprake is van een dergelijke uitzondering, is niet gebleken. Kennelijk heeft verweerders cliënte ervoor gekozen niet zelf met klager te corresponderen, maar de communicatie via haar advocaat te laten verlopen. Hoewel dat vervelend en mogelijk ook kostbaar is voor klager, betekent dat niet dat verweerder daarmee klachtwaardig handelt. Verweerder is steeds zakelijk in zijn correspondentie en duidelijk over welke informatie hij van zijn cliënt heeft gekregen. Verweerder zou wellicht terughoudender kunnen zijn in zijn berichten over bijzaken, maar de door klager genoemde voorbeelden leveren geen klachtwaardig handelen op. Dat verweerder in de brief 17 juli 2023 de mogelijkheid van een procedure heeft genoemd, is evenmin klachtwaardig. De voorzitter kan op grond van het klachtdossier verder niet vaststellen dat verweerder het doel heeft gehad om klager op kosten te jagen, nog daargelaten dat omdat er een voorwaardelijke toevoeging is verstrekt, ook de cliënte van verweerder feitelijk een betalende cliënt is. Ook dit klachtonderdeel is daarom kennelijk ongegrond. 

BESLISSING
De voorzitter verklaart: 
-    de klachtonderdelen a en d kennelijk niet-ontvankelijk;
-    de klachtonderdelen b en c kennelijk ongegrond;
    steeds met toepassing van artikel 46j Advocatenwet.

Aldus beslist door mr. H.C.A. de Groot, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. C.M. van de Kamp als griffier en uitgesproken in het openbaar op 3 april 2024.